© Jacky Croisier
‘Il Barbiere di Siviglia’ van wereldklasse in Luik
Het operaparadijs Luik trekt ieder seizoen veel Nederlandse bezoekers. De Koninklijke Opera van Wallonië – zoals zij officieel heet – biedt jaarlijks een interessant programma met solisten van wereldfaam en ambachtelijke regisseurs. Zoals het dus in Amsterdam was voor het Audi-tijdperk. Dit seizoen is er ‘Carmen’ met José Cura, ‘Otello’ met Fabio Armiliato en Daniela Dessì, ‘Salome’ met June Anderson en Mara Zampieri en het hoogtepunt van dit Luikse seizoen is ‘Il Barbiere di Siviglia’ met Sumi Jo.
Sinds het spectaculaire fiasco van de wereldpremière in 1816 en het verbazingwekkende succes daarna is de opera ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Gioacchino Rossini (1792 – 1868) het slachtoffer geworden van hoge coloratuursopranen, die tot het midden van de vorige eeuw de rol van Rosina met overmatige versieringen bewerkten. Daarna wonnen de mezzosopranen – voor wie zij oorspronkelijk geschreven was – weer terrein en herstelden de originele kleur van de partij. Maar de laatste jaren wordt Rosina steeds vaker weer bezet met sopranen, zoals onlangs in Londen en nu ook in Luik. En als het zo smaakvol gedaan wordt als door het Koreaanse coloratuurwonder Sumi Jo, dan kan men daar alleen maar van genieten.
Luik heeft iets met coloratuursopranen. Bij de Koninklijke Opera van Wallonië te Luik maakte in 1953 al de Franse coloratuursopraan Mady Mesplé haar professionele debuut als Lakmé. Twee jaar geleden zong in Luik de Koreaanse coloratuursopraan Sumi Jo in de opera ‘Fra Diavolo’ van Auber en dit seizoen is zij er terug in ‘Il Barbiere di Siviglia’. Sumi Jo zong de rol van Rosina in 1998 al in de Metropolitan Opera in New York, waar zij ook Olympia, Oscar, Koningin van de Nacht en Lucia zong en meer dan 25 jaar na haar debuut zingt zij de rol van Rosina zo helder, warm en muzikaal als ooit. Zij speelt en interpreteert de pupil elegant (met mantilla en abanico) en met plezier. Haar uitvoering van “Ah, se è ver” is het hoogtepunt van de voorstelling. Rossini schreef deze alternatieve aria voor een bevriende sopraan een paar jaar na de wereldpremière, waardoor de rol van Rosina in de tweede akte meer diepgang krijgt. Sumi Jo zingt de aria charmant en de veeleisende cabaletta verbluffend en het publiek kon niet wachten met het applaus tot de slotnoot, net als bij haar andere twee aria’s.
Ook bij de aria van Figaro “Largo al factotum” door de Italiaanse bariton Nicola Alaimo kon het publiek zijn enthousiasme nauwelijks bedwingen. Hij lijkt de partij uit zijn mouw te schudden, zo natuurlijk ligt het in zijn stem en zijn coloraturen zijn fantastisch! Alaimo zingt de rol dit jaar ook in het Rossini Festival van Pesaro en hij is waarschijnlijk de beste Figaro van dit moment. Bruno De Simone is met Bruno Pratico één van de twee grote Bartolo’s van nu en De Simone zong de rol vorig jaar in de Scala van Milaan. Hij is een fantastische acteur en zingt met oneindig veel kleuren in zijn stem. De jonge, Russische tenor Sergey Romanovsky maakte in de Scala al zijn debuut in ‘Il Viaggio a Reims’ en zingt in Luik de veeleisende rol van Almaviva. Hij heeft een mooie, egale tenor en alleen nog wat moeite met zijn ademsteun onder de laatste noten van de lastige toonladders. Hij toont lef om de aria “Cessa di più resistere” en haar moeilijke rondo – ooit door de eerste Rosina zich toegeëigend – te zingen en hij zong het prachtig. De karakterbas Carlo Lepore speelt Don Basilio met veel karakter, die het midden houdt tussen een maffioso en een geestelijke. Zijn lasteraria “La Calunnia” stond als een huis.
Dirigent Paolo Arrivabeni is sinds 2007 vaste dirigent in Luik en leidde dit seizoen ‘Rigoletto’ in de Metropolitan Opera van New York. Arrivabeni is exact en geeft dramatisch-muzikale zeggingskracht aan de muziek. Hij weet goed om te gaan met energieke, ritmisch lastige partituur en de crescendo-techniek van Rossini.
De Italiaanse regisseur Stefano Mazzonis do Pralafera tekent voor een frisse regie en zijn ideeënrijkdom is groot. Het decor verandert in de eerste akte knap van een vooraanzicht van Bartolo’s huis naar een zijaanzicht en diens interieur. Geestig ook het moment waarop Figaro bij zijn opkomst oneindig veel attributen uit zijn tas tovert. Daarbij toont Mazzonis do Pralafera zich een muzikale regisseur. In “La Calunnia” doet een wereldbol dienst als pauk en even later wordt een schilderij een schoolbord. De graaf krijgt exhibitionistische trekjes, waarmee Mazzonis do Pralafera vooruit wijst naar diens losbandigheid in ‘Le Nozze di Figaro’. En in de vermakelijke finale komt als toetje Figaro op als het standbeeld van Rossini in Pesaro, die toeziet op een uitvoering van wereldklasse.