© Ugo Ponte
Eva-Maria Westbroek zet Parijse publiek in vuur en vlam
De concertzaal Salle Pleyel van Parijs werd in de bijna 175 jaar van haar bestaan door alle grote operazangers van de wereld bezongen en de Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek mag zich nu scharen onder die roemrijke zangers. Haar debuut in Salle Pleyel werd een sensationeel succes, waarbij het veeleisende Parijse publiek de zaal afbrak.
De concertzaal Salle Pleyel van Parijs opende haar deuren in 1839 en bevindt zich sinds 1927 in de Rue du Faubourg Saint-Honoré. Alle grote operazangers van de wereld zongen reeds in deze zaal, die zo’n 2000 bezoekers kan huisvesten. De Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek had het zich voor haar debuut in Salle Pleyel – een bijzondere gebeurtenis mede gezien het feit dat de sopraan niet heel vaak concerten geeft – niet gemakkelijk gemaakt met een Italiaans programma van zeven grote aria’s. Voor de pauze zong zij drie aria’s van Giuseppe Verdi (1813 – 1901) in een jurk van marineblauwe zijde. In de uitgestrekte aria “Tu che le vanità” uit de opera ‘Don Carlo’ bouwde zij de intensiteit van de vijf verschillende delen en stemmingen geleidelijk op en hield zij de onderdelen goed bij elkaar. Zo begint zij de aria, waarin Elisabetta filosofeert over de ijdelheid van de wereld, resoluut en zingt zij de brede frasen van de aria met lange lijnen en een fraai legato. In aansluiting daarop en in contrast daarmee zingt zij het recitatief, waarin zij anticipeert op de aankomst van Carlo, opgewonden en de noten meer los van elkaar. In de volgende arioso – met de herinnering aan haar geboorteland Frankrijk – legt zij een verlangende en vredige klank in haar stem. De scène voor de herhaling van de aria, waarin zij haar liefde voor Carlo overdenkt en vaarwel zegt tegen de liefde, zingt zij ontroerend en de onrust eindigt in haar roep om de dood in “La pace dell’avel”, dat zij in een beheerst en rond borstregister zingt.
Ook in de aria “Ritorna vincitor” uit de opera ‘Aida’ kon Eva-Maria Westbroek haar verbeeldingskracht laten klinken. De verschillende frases van de aria laten op verschillende manieren de emoties van een verscheurd en bestookt hart horen. Ook hier maakte Eva-Maria Westbroek de aria tot een eenheid. In het gebed “Numi pietà” – het centrum van de aria – vult zij de innerlijke tweestrijd van Aida, waarin zij haar lot opgeeft aan een hogere macht, met een grote weelde van nadruk en kleur. Haar noten zijn hier opvallend doorweekt met emotie en de finale “Numi, pietà del mio soffrir!” eindigt zij in een mooie, vrije, pianissimo stroom. De laatste aria voor de pauze “Pace, pace mio Dio” uit de opera ‘La Forza del Destino’ zong zij vooral als een innerlijke bezinning om een verloren liefde en een smeekbede om van het leven verlost te worden. Zij blijft niet te lang hangen op de hoge, pianissimo Bes van “Invan la pace”, waardoor de muziek blijft vloeien en het met de climax tot haar vol dramatisch gezongen “Maledizione” een geheel wordt. Na de vertolking van deze aria had Eva-Maria Westbroek de veeleisende toeschouwers van het Salle Pleyel ontdooid – buiten was het minus 5° Celsius – en het Parijse publiek voor zich gewonnen.
Na de pauze kwam Eva-Maria Westbroek op in een zwarte, taftzijden jurk met kant en een doorschijnend bovenstuk en waren de verismo aria’s van Cilea en Puccini aan de beurt. De zelfbezinning van de aria “Io son l’umile ancella” uit de opera ‘Adriana Lecouvreur’ van Francesco Cilea (1866 – 1950) zong Eva-Maria Westbroek met een vrije en relatief bescheiden toon en de aria “Poveri fiori” uit dezelfde opera vervolgens ontroerend met trieste accenten, een sterke bezieling en een oplopende expressie. In de aria “Sola, perduta, abbandonata” uit de opera ‘Manon Lescaut’ van Giacomo Puccini (1858 – 1924) liet zij daarna opnieuw een breed scala van emoties horen. Zij kleurt de aria, waarin zij de dood accepteert, met berusting, maar ook met zelfmedelijden over haar hopeloosheid. Zij beëindigde het concert met de aria “Suicidio!” uit de opera ‘La Gioconda’ van Amilcare Ponchielli (1834 – 1886), ook al is deze aria niet echt een uitsmijter voor een concert. Ook hier weet Eva-Maria Westbroek een eenheid van de aria te maken door de dramatische gedachten van La Gioconda te verbinden met een goed evenwicht tussen de krachtige emoties en een indringende zelfbeschouwing. Haar hoge A in de zachte frase Volavan l’ore” heeft een prachtig vloeiende kwaliteit en het “Fra le tenebre” zingt zij in een beheerst borstregister, niet zozeer als een op zichzelf staande frase, maar meer geïntegreerd in het voorafgaande. De kracht van haar aanzetten en de richting van haar frasering maakten haar vertolking indrukwekkend.
Dirigent was Evelino Pidò, die met name bekend staat als belcantospecialist. Hij liet het Orchestre National de Lille in dit romantische en veristische repertoire strak spelen, soms meer cerebraal dan fysiek, maar altijd goed ademend met de zangeres. Zijn tempi zijn af en toe wat aan de snelle kant – zoals in “Poveri fiori” en “Sola, perduta, abbandonata” – maar hij laat de aria’s niet voortslepen en stuwt het drama. De eerste toegift van Eva-Maria Westbroek was het “Vilja-lied” uit ‘Die lustige Witwe’ van Franz Lehár (1870 – 1948), dat enigszins detoneert als Duitse operettelied na het Italiaanse operaprogramma. Zij sluit het lied af met een prachtige, pianissimo B en laat horen hoe veel sterker haar hoogte inmiddels geworden is. Haar indrukwekkende optreden in ‘Die lustige Witwe’ in de Scala in 2008 kwam hiermee weer even in herinnering terug. De tweede toegift was “Vissi d’arte” uit de opera ‘Tosca’ van Puccini, waarin Eva-Maria Westbroek de aria vooral gewoon voor zichzelf liet spreken en haar smeekbede en gebed klonk ontspannen en vrij.
Eva-Maria Westbroek zette tijdens dit debuut in het Salle Pleyel de harten van het veeleisende, Parijse publiek in vuur en vlam door haar artisticiteit. Dit publiek vierde haar dan ook als een heldin en brak aan het einde van het concert de zaal af.