© Adolf Kühle
Amerikaanse opera in Theater Hagen goed op de rails met ‘A Streetcar Named Desire’
In 2007 is het Theater Hagen onder leiding van de toenmalige, Nederlandse dirigent en General Musikdirektor Antony Hermus begonnen met een reeks van Amerikaanse opera’s. Vorig jaar werd Heggie’s ‘Dead Man Walking’ opgevoerd en voor 2009 staat Catán’s ‘Salsipuedes’ op het programma. Dit jaar heeft Theater Hagen de succeshit ‘A Streetcar Named Desire’ van Andre Previn binnen gehaald.
‘A Streetcar Named Desire’ is de eerste opera van dirigent, jazzpianist en componist van filmmuziek Andre Previn. Ooit arrangeerde hij de muziek voor de musical ‘Gigi’ van Lerner en Loewe in de jaren 50. ‘A Streetcar Named Desire’ was een opdracht van de San Francisco Opera en ging tien jaar geleden in première met ongelooflijk veel succes bij pers en publiek.Ondertussen is Previn bezig met zijn tweede opera ‘Brief Encounter’ (gebaseerd op Noel Coward’s eenakter ‘Still Life’) die in mei 2009 in Houston in première moet gaan met bariton Nathan Gunn en sopraan Elisabeth Futral.
De harmonische taal van ‘A Streetcar Named Desire’ is goed ontwikkeld met agressieve dissonanten en lyrische romantiek. Previn heeft een goed gevoel voor tempi en versnellingen en de algehele dynamiek van de opera is zorgvuldig gericht naar het einde van het tragische, onontkoombare plot. De tonale muziek beantwoordt aan het drama en is melodisch aantrekkelijk. De muziek heeft de weelderigheid van Richard Strauss en Korngold en ook Puccini, Gershwin en Stravinski komen om de hoek kijken. Dat houdt echter ook in, dat het nogal eens klinkt als tweede hands opgewarmd en als een bewerkte, oude formule alsof we het al vele malen eerder hebben gehoord. De recitatieven zijn gecomponeerd als normale spraak en hebben een ongesproken ondertoon. Maar het ontbreekt in deze conversatiestukken aan muzikale vloeiendheid en de muziek is hier niet altijd even overtuigend.
Het libretto van ‘A Streetcar Named Desire’ is van de hand van Philip Littell, die ook de tekst voor Conrad Susa’s opera ‘Les Liaisons Dangereuses’ uit 1994 schreef. Bijna alle woorden van het libretto van ‘A Streetcar Named Desire’ komen letterlijk uit het krachtige, gelijknamige toneelstuk van Tennessee Williams, mede op aandringen van de curatoren van de nalatenschap van de toneelschrijver. Littell heeft de essentie van ‘A Streetcar Named Desire’ eruit gedestilleerd door adequate coupures; zo’n 1/3 van het origineel werd weggelaten.
De regie van de productie in Hagen is in handen van Roman Hovenbitzer (Düsseldorf, 1972), leerling van Harry Kupfer, Willy Decker en Götz Friedrich. Hovenbitzer was vorig jaar verantwoordelijk voor de ‘Dead Man Walking’ in Hagen. In ‘A Streetcar Named Desire’ weet hij een atmosfeer te schetsen van verlangen en spijt in het depressieve twee-kamer appartement met nu eens TL-licht, dan weer schemer. Maar waar zagen we die geprojecteerde AGFA-films ook alweer eerder?
Ooit trok Marlon Brando ‘A Streetcar Named Desire’ naar zich toe in de gelijknamige film, maar het verhaal gaat natuurlijk eigenlijk om Blanche. Dagmar Hesse zet een treurige en gewonde Blanche neer met goede acteerprestaties en schitterende gezichtsuitdrukkingen. Stimmlich leek zij deze avond helaas niet gedisponeerd, waardoor haar hoogte haar in de steek liet en de aria’s niet de gewenste flow kregen. De rol van Stanley wordt indrukwekkend gezongen door de Nederlandse bariton Frank Dolphin Wong. Vocaal lijkt de rol hem op het lijf geschreven en elke noot klinkt natuurlijk in zijn stem. En met of zonder zijn “Marlon Blues” shirt aan domineerde hij het toneel als een brute Stanley. Stella wordt gezongen door de sopraan Stefania Dovhan (zoals zo vaak in Duitse operahuizen geen biografieën in het programmaboekje) met een pure en vloeiende toon en de stralende tenor van Dominik Wortig is prachtig voor de gevoelige Mitch. Ook zingen de laatste drie voortreffelijk en verstaanbaar Engels, geholpen door Previn, die gevoelig voor de stem schrijft en de muziek ten opzichte van de stem terughoudend laat, waardoor de tekst doorschijnend blijft.
De muzikale leiding is in handen van Florian Ludwig. Hij schildert de liefdesmuziek tussen Stella en Stanley gepassioneerd en is ook ruw en meeslepend waar nodig. In de New Orleans jazzmuziek brengt hij een Amerikaans geluid en nerveuze ondertoon. Het Philharmonisches Orchester Hagen was echter niet in de topvorm, waarin we hen eerder hoorden (we herinneren ons nog die verbluffende ‘Elektra’ in Hagen onder leiding van Antony Hermus en met Frank Wong als Orest). In de partituur waren overigens kleine, discrete coupures ten opzichte van de première van tien jaar geleden aangebracht.
De huidige opvoering van ‘A Streetcar Named Desire’ in Hagen is zover na te gaan inmiddels de derde productie van de opera in Duitsland na de première in Giessen in 2002 en de reeks uitvoeringen eerder dit jaar in Coburg. Daarnaast ging de opera onder andere in Melbourne, Sydney, San Francisco, Wenen, Londen en Straatsburg (met de Nederlandse sopraan Barbara Haveman). Wanneer mogen wij toch de première van ‘A Streetcar Named Desire’ in Nederland beleven?