© Morten de Boer
Dido met MPS bij Opera Zuid
Zo intiem als ‘Dido and Aeneas’ bij De Nederlandse Opera is, zo afstandelijk is ‘Dido and Aeneas’ bij Opera Zuid. Maar een Dido met een persoonlijkheidsstoornis zoals bij Opera Zuid staat ook geen intimiteit toe.
Van de opera ‘Dido and Aeneas’ van Henry Purcell (1659 – 1695) is niet een partituur, die ten tijde van het leven van de componist is vervaardigd, bekend. Er zijn zo’n vijftal verschillende versies van na 1760 overgeleverd en het oudste libretto stamt uit 1700. Toch is er inmiddels redelijke consensus over de uitvoeringspraktijk en De Nederlandse Opera (DNO) en Opera Zuid (OZ) brengen deze maand dezelfde versie. OZ heeft voor de productie Hans Nieuwenhuis aangetrokken als regisseur. Het ergste wat zijn enscenering verweten kan worden is dat het niet lukt het verhaal aan de toeschouwer duidelijk te maken. Zonder boventiteling is niet te begrijpen waar de opera over gaat.
Als proloog is gekozen voor een uitvaart ten teken dat Dido weduwe is geworden, onder andere met een fragment uit ‘The Fairy Queen’ van Purcell. Deze proloog van 25 minuten – de helft van de hele ‘Dido and Aeneas’ – duurt te lang en is eigenlijk volstrekt overbodig. Het decor is kaal en in zwart-wit, de belichting is somber en de kostuums eenkleurig. Het draagt allemaal niet erg bij aan een heel intieme sfeer. Ook de personenregie is niet sterk en er is nauwelijks contact tussen de zangers. “Thy hand Belinda” is een kort aantikken van handen en in hun duet staan de dames ver uit elkaar. Aeneas is geen stoere strijder, maar een stijve hark. En natuurlijk zijn er weer kinderen – zonder wie tegenwoordig geen enkele enscenering meer kan – en het koor bevindt zich prozaïsch achter en naast het podium. Tenslotte blijkt Dido ook nog last van MPS (Multiple persoonlijkheidsstoornis) te hebben. Niet alleen is zij de verliefde koningin en weduwe, maar ook is zij de heks die haar ondergang wil. Wellicht is het allemaal bedoeld als innerlijke strijd van Dido met haar gevoelens, maar dat hoor je niet in de muziek van Purcell.
Muzikaal rammelt het ook. De klavecimbelspeler lijkt meer dan eens de weg kwijt en dirigent Huub Ehlen slaat solisten en zijn Collegium Ad Mosam heftig door de opera, maar het blijft allemaal houterig. Wel leuk dat de meestal gecoupeerde dans van Cupido aan het slot gespeeld wordt. Gelukkig is er ook een fraaie Dido in de hoedanigheid van de Canadese Catherine Daniel. Haar stem is prachtig egaal, is zeker in de hoogte en heeft de donkere laagte die zo specifiek is voor donkere zangeressen. Haar middenstem klinkt als Christa Ludwig. De IJslandse tenor Elmer Gilbertsson is voortreffelijk gecast als de Sailor. Hij is zoals altijd onmiddellijk “on the spot” in zang en presence.
Deze ‘Dido and Aeneas’ van OZ is helaas geen goed alternatief voor de gelijktijdige en uitverkochte ‘Dido and Aeneas’ van DNO.