Richard Wagner en ‘Das Judenthum in der Musik’
Het is tegenwoordig niet ongewoon om het manuscript ‘Das Judenthum in der Musik’ van Richard Wagner nauwelijks serieus te nemen. Het wordt meer verzwegen dan bediscussieerd en het is tot dusverre voornamelijk verontschuldigd in de tijdsgeest en Wagners wrok. Het artikel is echter een problematisch onderdeel van de Duitse geschiedenis geworden en Wagner heeft ermee een plaats ingenomen in de geschiedenis van het antisemitisme. Het is interessant om de tekst te analyseren en Wagners argumentatie te belichten.
Richard Wagner (1811 – 1883) schreef ‘Das Judenthum in der Musik’ tijdens zijn ballingschap in Zürich vanwege zijn rol in de revolutie van Dresden. De eerste versie werd op 3 en 6 september 1850 gepubliceerd in het ‘Neuen Zeitschrift für Musik’ onder de pseudoniem K. Freigedank. In 1869 publiceerde Wagner het manuscript opnieuw en wel als zelfstandige brochure onder zijn eigen naam met zowel een opdracht als een kort voorwoord en een uitvoerig nawoord aan zijn mecenas Marie von Mouchanoff-Kalergis. Onderaan dit artikel is de integrale brochure van 1869 te vinden.
TIJDSGEEST
‘Das Judenthum in der Musik’ wordt vaak verontschuldigd in de tijdsgeest en de ideeën van de 19e eeuw met wantrouwen jegens de ratio, de organismegedachte, de biologische ideologie en de neiging naar het visionaire en irrationele. Wagners Jodenstrijd heeft antikapitalistische trekken, die verwant zijn aan de thema’s van het “ware socialisme” van de Joodse Karl Marx en Friedrich Engels. Wagner was inderdaad niet de enige in zijn tijd met antisemitische uitlatingen: ze zijn ook bekend van beroemde tijdgenoten als Chopin, D’Indy, Baudelaire en Dostojevski. Maar Wagner wierp zich op als een volksredenaar en krantenschrijver en zijn uitlatingen zijn dan ook meer uitgesproken.
WROK
‘Das Judenthum in der Musik’ wordt verder toegeschreven aan Wagners persoonlijke frustratie en gebrek aan succes in die tijd. Wagner kwam in 1839 naar Parijs met hoge verwachtingen, maar dit bleef zonder gevolg en hij leed grote financiële moeilijkheden. De Joodse componist Giacomo Meyerbeer (1791 – 1864) bood garantie voor Wagners financiële zekerheid en was een agent voor hem in het Parijse muziekleven. Maar Meyerbeer kon zich niet uitsluitend met Wagner bezighouden en dit werd door Wagner geïnterpreteerd als tekortschieten en tenslotte als verraad. Overigens leed Wagner rond die tijd zelf aan en onder het vermoeden van een Joodse afstamming.
AANLEIDING
In een brief aan de componist Franz Liszt van 18 april 1951 schrijft Wagner, dat hij ‘Das Judenthum in der Musik’ was gaan schrijven in verband met de enorme wervelwind aan pers die Meyerbeer kreeg. In zijn paranoia zag Wagner de gehele pers tegen zich gekeerd. Directe aanleiding om het manuscript te schrijven was een antisemitisch artikel in het ‘Neuen Zeitschrift für Musik’ door Theodor Uhlig van 18 juli 1850, waarin woorden gebruikt werden zoals “smoezen”, “Jodenmuziek” en “Hebreeuwse kunstsmaak”.
DOEL
In ‘Das Judenthum in der Musik’ gaat het Wagner erom zijn eigen gedachten te ventileren en niet zozeer om een discussie op gang te brengen. Hij stelt als doel van zijn werk de “instinctmatige afkeer van het onwillekeurig afstotelijke van de joden” te verklaren en te rechtvaardigen (blz 3).
Hier treffen wir denn auf den Punkt, der unsrem Vorhaben uns näherbringt: wir haben uns das unwillkürlich Abstoßende, welches die Persönlichkeit und das Wesen der Juden für uns hat, zu erklären, um diese instinktmäßige Abneigung zu rechtfertigen, von welcher wir doch deutlich erkennen, daß sie stärker und überwiegender ist, als unser bewußter Eifer, dieser Abneigung uns zu entledigen.
INLEIDING
In de inleiding schetst Wagner “afkeer van de Joden” als een natuurlijke eigenschap. Hij schrijft de Joden natuurgegeven negatieve eigenschappen toe en construeert een onveranderlijk Joods wezen. Hij vindt ook dat de Joden het niet nodig hebben te emanciperen, omdat zij al de eigenlijke heersers zijn (blz 4).
Ganz unvermerkt ist der “Gläubiger der Könige” zum König der Gläubigen geworden, und wir können nun die Bitte dieses Königs um Emanzipierung nicht anders als ungemein naiv finden, da wir vielmehr uns in die Notwendigkeit versetzt sehen, um Emanzipierung von den Juden zu kämpfen. Der Jude ist nach dem gegenwärtigen Stande der Dinge dieser Welt wirklich bereits mehr als emanzipiert: er herrscht
Dit is één van de Leitmotieven van het racistische antisemitisme. Ook in het bereik van de kunst heersen volgens Wagner de Joden.
Daarna gaat hij over tot het centrale thema van het stuk namelijk de “Befreiungskampf” (= bevrijdingsstrijd) (blz 5). De bevrijdingsgedachte komt een aantal keren in het manuscript voor, onder andere aan het slot in de vorm van “verlossing”. Vervolgens legt Wagner de link tussen de Joden en de overheersing van de kunst door geld:
Was die Heroen der Künste dem kunstfeindlichen Dämon zweier unseliger Jahrtausende mit unerhörter, Lust und Leben verzehrender Anstrengung abrangen, setzt heute der Jude in Kunstwarenwechsel um
In het centrale deel komt Wagner hierop nog terug als hij zegt dat de Joden het gelukt is de smaak van het publiek te beheersen door middel van hun geld. Ook dit is één van de lievelingsthema’s van het antisemitisme. Wagner besluit zijn inleiding met het middel waarmee de strijd gevoerd moet worden, namelijk de wetenschap van wat de natuur van de Joden is, dat zo afkerig maakt:
dem genauen Bekanntwerden mit der Natur der uns innewohnenden unwillkürlichen Empfindung, die sich uns als instinktmäßiger Widerwille gegen das jüdische Wesen äußert
Tolerantie is volgens hem een fout, die humanisten hebben begaan om de aanblik van dit “demon” minder weerzinwekkend te laten lijken:
ja schon durch seine nackte Aufdeckung dürfen wir hoffen, den Dämon aus dem Felde zu schlagen, auf dem er sich nur im Schutze eines dämmerigen Halbdunkels zu halten vermag, eines Dunkels, das wir gutmütigen Humanisten selbst über ihn warfen, um uns seinen Anblick minder widerwärtig zu machen
UITERLIJK
Wagner begint met de uiterlijke Joodse kenmerken, die volgens hem iets “onaangenaam vreemds” bezitten. Vervolgens verbindt hij deze eigenschappen met het onvermogen tot artistieke uitingen (blz 6).
Einen Menschen, dessen Erscheinung wir zu künstlerischer Kundgebung, nicht in dieser oder jener Persönlichkeit, sondern allgemeinhin seiner Gattung nach, für unfähig halten müssen, dürfen wir zur künstlerischen Äußerung seines Wesens überhaupt ebenfalls nicht für befähigt halten.
Hier houdt Wagner de mens niet op grond van zijn persoonlijke eigenschappen tot iets in staat, maar op grond van zijn toebehoren aan een groep. De causale afleiding van menselijke eigenschappen van etnische herkomst of biologische eigenschappen is altijd een centraal kenmerk geweest van het nationalisme, racisme en antisemitisme.
SPRAAK
Vervolgens heeft Wagner het – na het vreemde uitzien – over de vreemde spraak van Joden (blz 7).
Als durchaus fremdartig und unangenehm fällt unsrem Ohre zunächst ein zischender, schrillender, summsender und murksender Lautausdruck der jüdischen Sprechweise auf
Het onvermogen tot het produceren van aangename geluiden sluit “de Jood” in Wagners ogen uit van zang. Vervolgens legt hij de relatie tussen de vreemdheid van de Joden in de Europese cultuur en het onvermogen in die cultuur kunst te maken. “Zoals in dit jargon zonder wonderlijke uitdrukking woorden en constructies door elkaar gegooid worden, zo gooit de Joodse musicus verschillende vormen en stijlen van alle meesters en tijden door elkaar.”
Wie in diesem Jargon mit wunderlicher Ausdruckslosigkeit Worte und Konstruktionen durcheinandergeworfen werden, so wirft der jüdische Musiker auch die verschiedenen Formen und Stilarten aller Meister und Zeiten durch einander.
Aan het einde zal Wagner nog komen te spreken over het na-apen door Joodse componisten. Nu komt Wagner terug op de beheersing van de kunst door Joden met geld. Hij legt daarvoor uit dat door de Joden met het geld een opleiding is gekocht. Maar ook een opgeleide Jood zal volgens Wagner nooit de gemeenschap begrijpen waarin hij leeft.
Von nun an tritt also der gebildete Jude in unsrer Gesellschaft auf, dessen Unterschied vom ungebildeten, gemeinen Juden wir genau zu beachten haben. Der gebildete Jude hat sich die undenklichste Mühe gegeben, alle auffälligen Merkmale seiner niederen Glaubensgenossen von sich abzustreifen: in vielen Fällen hat er es selbst für zweckmäßig gehalten, durch die christliche Taufe auf die Verwischung aller Spuren seiner Abkunft hinzuwirken.
Hiermee doelt Wagner op de gedoopte Joden waaronder Felix Mendelssohn (1809 – 1847), christen van Joodse afstamming (zijn vader was reeds christen geworden) (blz 9).
COMPONISTEN
Mendelssohn heeft volgens Wagner nooit de diepe, hart-en-ziel-grijpende werking gehad. Ook doelt Wagner op Meyerbeer, die hij overigens niet bij name noemt. “Het publiek dat verveeld is, gaat naar het theater om te worden vermaakt met het enige dat hen kan vermaken: iets anders vervelends.” Zo beargumenteert Wagner het succes van deze Joodse componisten. Bij Meyerbeer voert Wagner nog medelijden aan, omdat Meyerbeer er van bewust zou zijn dat hij geen kunstwerken kan creëren en zich in een pijnlijk conflict bevindt door zichzelf in verwarring te brengen.
JOODSSCHAP
Vervolgens schaart Wagner allen die zich niet druk maken over de toekomst van de kunst onder de categorie “Joodsschap in de muziek”. Dit is een schijnargument waarin hij zichzelf tegenspreekt als hij vindt dat het Jodendom aangeboren is en nu ook hen aangaan die zich zo gedragen (blz 20).
BEVRIJDING
In de dichtkunst schildert Wagner dezelfde symptomen als in de muziek. “Toen de dichtkunst nog niet dood was, ten tijde van Goethe en Schiller, waren er nog geen Joodse dichters.” De Joodse dichter Ludwig Börne was “zijn verlossing zoekend onder ons gekomen” en om mens te worden moeten de Joden zich van hun Jood-zijn bevrijden (blz 21):
wie uns, nur durch Schweiss, Noth und Fulle des Leidens und der Schmerzen zu erkämpfen ist
Wat iemand moet doen om geen Jood meer te zijn, vertelt Wagner niet.
SLOT
In de brochure van 1869 maakte Wagner de slotzin van ‘Das Judenthum in der Musik’ nog krachtiger. Het slot blijft echter problematisch.
Nehmt rücksichtslos an diesem selbstvernichtenden, blutigen Kampfe teil, so sind wir einig und untrennbar! Aber bedenkt, daß nur Eines eure Erlösung von dem auf Euch lastenden Fluche sein kann: Die Erlösung Ahasvers, der Untergang! (1850)
Nehmt rücksichtslos an diesem durch Selbstvernichtung wiedergebärenden Erlösungswerke teil, so sind wir einig und ununterschieden! Aber bedenkt, daß nur Eines eure Erlösung von dem auf Euch lastenden Fluche sein kann: Die Erlösung Ahasvers, der Untergang! (1869)
Het is onduidelijk wat Wagner bedoelt met “verlossing door de ondergang”. De woorden kunnen als ondergang in geestelijke zin of vernietiging in lichamelijke zin uitgelegd worden. Het moet waarschijnlijk eerder opgevat worden als zelfvernietiging van de Joodse identiteit dan als oproep tot gewelddadige, fysieke vernietiging van de Joden.
STIJL
Opvallend in ‘Das Judenthum in der Musik’ is Wagners agressieve en bijna militaristische woordkeuze. Wagner heeft het over “kracht”, “bevrijdingsstrijd” en later zelfs over “vervolgingsoorlog”. Wagner gebruikt ook vaak de kracht van de herhaling om te vertellen hoe belangrijk hij iets vindt – vergelijk “unbewusste Empfindung”, “unwillkürlich Abstossende”, “instinktmässige Abneigung”, “instinktmässiger Widerwille” en “natürliche Widerwille”. Aan het slot gebruikt hij een metafoor voor ontbinding:
“Slechts wanneer de innerlijke dood van een lichaam openbaar is, verwerven de uiterlijk liggende elementen de kracht, zich van hem meester te maken, maar slechts om hem te ontbinden; dan lost het vlees op in krioelende veellevendheid van wormen op: maar wie zou bij deze aanblik het lichaam zelf nog voor levend willen houden?”
Erst wenn der innere Tod eines Körpers offenbar ist, gewinnen die außerhalb liegenden Elemente die Kraft, sich seiner zu bemächtigen, aber nur um ihn zu zersetzen; dann löst sich wohl das Fleisch dieses Körpers in wimmelnde Viellebigkeit von Würmern auf: wer möchte aber bei ihrem Anblick den Körper selbst noch für lebendig halten?
Het lichaam staat voor de teloorgegane kunst en de ontbindende elementen voor de Joden, een veel gebruikte metafoor in het antisemitisme.
CONCLUSIE
‘Das Judentum in der Musik’ is een problematisch stuk van de Duitse geschiedenis geworden en Wagner heeft ermee een plaats ingenomen in de geschiedenis van het antisemitisme. In ieder geval werd na ‘Das Judenthum in der Musik’ het antisemitisme – dat tot dan toe een obscure ideologie was geweest – wijd verbreid en als iets gewoons gezien. De vele botte beschuldigingen, beledigingen, absurditeiten en insinuaties van het pamflet roepen tegenwoordig op zijn minst verwondering en verontrusting op.
Bronnen:
1. Richard Wagner – Das Judentum in der Musik
2. Richard Wagner – Die Kunst und die Revolution, Das Judentum in der Musik, Was ist deutsch? [eindred. Tibor Kneif] (München: Rogner & Bernhard, 1975)
3. Manfred Eger – Wagner und die Juden (Bayreuth: Druckhaus Bayreuth, 1985)
4. Florian Görner – Richard Wagners “Das Judentum in der Musik” (Norderstedt: Grin Verlag, 2002)
5. Diana R. Hallman – Opera, Liberalism, and Antisemitism in Nineteenth-Century France (Cambridge: University Press, 2002)