© Eva Hofman
‘Così fan tutte’ slaagt met eervolle vermelding
Dutch National Opera Academy brengt elk half jaar een opera op de planken en voor het project van 2009 koos zij ‘Così fan tutte’ van Mozart. De sympathieke uitvoering is met eer geslaagd.
Dutch National Opera Academy (DNOA) is een samenwerking tussen de conservatoria van Den Haag en Amsterdam en biedt sinds 1996 een tweejarige, voorgezette opleiding aan jonge operazangers. Voor de opvoering van dit jaar koos men de opera ‘Così fan tutte’, de laatste van de drie komedies van Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791) en zijn librettist Da Ponte, die in 1790 in Wenen in première ging. Het verhaal gaat over de strijd tussen de seksen en werd door Wagner en Beethoven veroordeeld als immoreel en oppervlakkig. De uitdaging van ‘Così fan tutte’ zoeken we tegenwoordig in haar tweeslachtigheid, de muzikale schoonheid en de expressiviteit van de opera als de weddenschap tussen de mannen om de trouw van hun geliefden begint.
Regisseur van deze DNOA ‘Così fan tutte’ Elsina Jansen liet vorig jaar al in ‘Les Aventures de Roi Pausole’ bij Opera Trionfo zien, dat zij geen gevoel voor humor heeft. Ze weet niet goed wat ze met de combinatie van ironie, sympathie en spot van ‘Così fan tutte’ aan moet en hoe ze de elementen moet verweven. De productie is niet storend en ruim voldoende onderhoudend, maar sprankelend is het allerminst. Soms heeft het een hoog lagere school gehalte, bijvoorbeeld op het moment dat Despina zustertje gaat spelen of als de dames lucht uit een kan schenken en doen alsof ze koffie drinken.
Alle zes solisten hebben basaal acteertalent in huis. Van hen heeft met name de IJslandse tenor Elmar Gilbertsson een grote ontwikkeling doorgemaakt. Als Ferrando is hij op het toneel als een vis in het water en beweegt hij zich vrij. Gilbertsson heeft een prachtig timbre en een opvallend goede focus. Hij is buitengewoon muzikaal en het is moeilijk je oren van hem af te houden, ook in de ensembles. Met een betere ademsteun zou hij zo op de grotere podia kunnen. Tijdens hun verblijf in Nederland hebben de studenten van DNOA schijnbaar afgeleerd te zingen op een solide ademsteun, want ook de overige solisten hebben hetzelfde probleem. Een andere zanger die een goede ontwikkeling doorgemaakt heeft, is de Turkse sopraan Aylin Sezer als Despina. Haar stemgebruik is intelligent en interessant en ze is een uitstekend actrice. Ook haar maatje de Franse bas-bariton Florian Bonneau overtuigt door zijn natuurlijke spel, ook al is hij uiteraard te jong voor de cynische Alfonso. Bonneau weet waar hij én de mensen om hem heen over zingen en het is een genot om hem te zien spelen. De Estonische Kai Rüütelals een verademende Dorabella heeft een van nature mooie en volle mezzosopraan, die beter tot haar recht komt in de lange lijnen. De Amerikaanse Maribeth Diggle als haar indringende zuster Fiodiligi schroomt niet de uitersten van haar stem aan te spreken en dat maakt haar geluid ook weer enigszins onrustig. Zij moet tijdens haar moeilijke aria “Come scoglio” met de grote vocale sprongen balanceren op een leunstoel, wat ook weer niet getuigt van veel muzikaal inzicht van de regisseur. De Chinese bariton Zhenhua Chang als Gugliermo mag het verrukkelijke “Rivolgete a lui lo sguardo” zingen, de aria die tijdens de repetities door Mozart en Da Ponte eruit werd gegooid, omdat het niet zou hebben gewerkt in de context van de opera.
De Duitse dirigent Henrik Schaefer benadrukt de lichtheid, tederheid en transparantie van de muziek, zoals hij ook deed bij ‘Dialogues des Carmelites’ van DNOA in 2007. Zijn timing is aangenaam en hij laat de muziek voor zich spreken. Het Ensemble is een selectie van leden van het Conservatorium van Amsterdam en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en speelt met een goed gevoel voor 18e-eeuwse stijl.
Kortom, muzikaal is dit project van DNOA zeker de moeite waard en men besluit de opleiding met eer. Deze ‘Così fan tutte’ wordt, net als de twee voorgaande producties van DNOA, uitgevoerd in de matige akoestiek van het Haagse Lucent Theater en de grote zaal is slechts voor een derde gevuld (toch twee maal zoveel bezoekers als vorig jaar bij hun ‘Don Giovanni’). Derhalve is opnieuw een pleidooi op zijn plaats om de opera’s van DNOA in de toekomst te laten plaatsvinden in de aula van het Koninklijke Conservatorium. De opvoeringen komen daar beter tot hun recht door de intiemere atmosfeer.