De operawereld heeft er een nieuwe Norma bij
De ‘Norma’ van de Nationale Opera van Moldavië staat in het teken van het debuut van de Nederlandse sopraan Annemarie Kremer in de titelrol. De partij wordt gerekend tot één van de zwaarste voor dramatische coloratuursopraan. Annemarie Kremer schildert een kleurrijk portret van de bedrogen priesteres.
De titelrol van de opera ’Norma’ (1831) van Vincenzo Bellini (1801 – 1835) geldt als één van de zwaarste partijen voor dramatische coloratuursopraan. Ter illustratie daarvan citeerde Maria Callas ooit de Duitse sopraan Lilli Lehmann, die opgemerkt had dat zij het zingen van de drie verschillende Brünnhildes op één avond minder belastend zou vinden dan één Norma. Bij de ‘Norma’ van de Nationale Opera van Moldavië zijn dan ook alle oren gericht op de Nederlandse sopraan Annemarie Kremer in haar debuut in deze titelrol. In haar kleurrijke portret van de bedrogen priesteres staat “de vrouw” Norma voorop. Consequent zingt zij in haar middenregister, hetgeen een solide karakter aan de priesteres geeft.
De eerste akte kenmerkt zich bij Annemarie Kremer door een lichte benadering van de intieme momenten. Na een stevige manifestatie als priesteres in het recitatief, zingt zij decavatina “Casta Diva” verstild als een gebed met lange legato-lijnen, bijna hypnotiserend eindigend in stilte. In de aansluitende cabaletta (gelukkig zonder da capo) zingt zij de coloraturen meer uitbundig. In de finale I vindt Annemarie Kremer met het “Oh, non tremare” een uitlaatklep in haar woede. Nauwkeurig kiest zij de kleuren bij haar tonen en met een machtige hoge D bekroont zij de eerste akte.
Aan het begin van de tweede akte beschrijft zij vervolgens de ambivalentie van Norma met contrasterende kleuren. In het duet met Adalgisa straalt zij rust uit en het “Ah! Perchè, perchè” verheft zij tot een soort trans. In “Ei tornerà” laat zij haar stem zweven en schetst zij met gevoelige lijnen de zelfinkeer van Norma. Daarna zingt zij het ontdekte bedrog met hernieuwde kracht en het grote duet met Pollione “In mia man” is gevuld met vurige emoties. Hier houdt Annemarie Kremer haar woede vast in haar bijna mezzo-achtig middenregister en krijgt Norma gezicht door een spel van licht en schaduw. De bitterheid zet zij bij “Pei figli tuoi” fraai even om in een toon van medeleven. Haar hoge Es aan het slot van het duet leidt de finale in, die zij prachtig zingt in een boog van mooie lijnen.
De overige solisten zijn niet van haar klasse. Gianluca Zampieri als Pollione heeft een mooi legato, maar zijn tenor is Köpfig, niet fraai open en vaak vlak. Valeriu Cojocaru als Oroveso heeft juist een mooie profundo bas, maar weer geen legato. Allison Cook geeft goed profiel aan Adalgisa, ook al komt de rol voor haar nog wat aan de vroege kant en staatzij nog niet goed in contact met haar hoogte. Dirigent Marco Boemi is duidelijk en houdt alles uitstekend in de hand.
De regisseur van deze ‘Norma’ is tenor Laurence Dale, die in 2007 de fantastische ‘Les Contes d’Hoffmann’ bij de Nationale Reisopera neerzette. Zijn ‘Norma’ is klassiek en statig, zoals past bij deze Bellini-opera. Het decor bestaat uit hangende bomen, die reiken tot in de hemel. Dale laat de zangers vrij, geeft hen alle ruimte en voert een prima personenregie. In de finale I wordt de belichting prachtige duister alsof Norma bezeten wordt. Het gegil van de dames tijdens de vangst van Pollione is echter overbodig en ongepast, omdat hetBellini’s muziek – die de onrust al bevat – overstemt. De finale II had nog beter uitgewerkt kunnen worden en de zelfopoffering van Norma en Pollione is ietwat knullig.
De operawereld heeft er met Annemarie Kremer een nieuwe Norma bij. Haar Norma is klaar om die operawereld te veroveren en zal haar naar landen als Duitsland en Italië leiden. Want Nederland is te klein voor een zangeres van het kaliber van Annemarie Kremer.