Richard van Helvoirt Pel, bariton (1873-1950)
Richard van Helvoirt Pel werd op 28 augustus 1873 als Richardus Gerardus Christiaan geboren te Haarlem. Aanvankelijk wilde hij notaris worden, maar uiteindelijk ging hij studeren aan het Conservatorium van Amsterdam bij Cornélie van Zanten en vervolgens aan de Königliche Hochschule für Musik in Berlijn bij Julius Hey en Felix Schmidt. Daarna debuteerde Van Helvoirt Pel bij de Opera van Sopran in Hongarije en was hij verbonden aan de Opera van Kolmar en de Opéra Populaire van Parijs. Op 15 oktober 1896 trad hij in het huwelijk met Hendrika Tournaire.
1900
Op 1 september 1901 volgt Richard van Helvoirt Pel de bariton Jos Orelio op als eerste bariton bij de Nederlandsche Opera van Cornelis van der Linden en maakt hij er zijn debuut als Biterolf in Wagner’s ‘Tannhäuser’. In datzelfde jaar zingt hij bij de Nederlandsche Opera nog de rol van Vitellius in ‘Hérodiade’, Lothario in ‘Mignon’, Pizarro in ‘Fidelio’, Gessler in ‘Guillaume Tell’, Telramund in ‘Lohengrin’ en St. Bris in ‘Les Huguenots’. Op 14 januari 1902 zingt hij bij de Nederlandsche Opera de rollen van Ardan en Althos in de wereldpremière van ‘Darthula’ van Simon van Milligen. Verder in dat jaar treedt hij er op in de rol van Jan van Cuijk in de opera ‘Floris V’ van Richard Hol. In het seizoen 1902 / 1903 is hij bij de Nederlandsche Opera te horen in onder andere de rol van Escamillo in ‘Carmen’, Commendatore in ‘Don Giovanni’ en Selva in ‘La Muette de Portici’. Bij het Amsterdams Lyrisch Toneel zingt hij in 1902 de vier schurken in ‘Les Contes d’Hoffmann’ en de Sprecher in ‘Die Zauberflöte’. In 1903 gaat de Nederlandsche Opera van Van der Linden failliet. Bij de nieuwe Vereeniging De Nederlandsche Opera van D.H. Joosten zingt Van Helvoirt Pel dat jaar naast zijn bekende partijen onder andere rollen als Méphistophèles in ‘Faust’ en Casper in ‘Der Freischütz’. Ook maakt hij in 1903 opnamen voor Gramophone & Typewriter Company Ltd, waaronder de aria van de Toreador uit ‘Carmen’. Als in 1903 ook de Vereeniging De Nederlandsche Opera ophoudt te bestaan, vertrekt Van Helvoirt Pel naar Duitsland. Daar zingt hij gedurende meerdere jaren na eerst nog een verdere studie te Dresden gevolgd te hebben. Vervolgens is hij een aantal jaren verbonden aan de Opera van Riga.
1905
Van Helvoirt Pel treedt in 1908 op als gast bij de Opera van Wenen, waarna hij vervolgens geëngageerd wordt door de Opera van Linz. Een jaar later, in 1909, maakt hij zijn debuut in Bayreuth als één der Brabantse edelen in ‘Lohengrin’.
1910
Van Helvoirt Pel is in 1911 terug in Bayreuth in de rol van Hermann Ortel in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’. In 1912 is hij in deze rol opnieuw in Bayreuth te horen. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 keert hij naar Nederland terug.
1915
Na het overlijden van zijn eerste echtgenote trouwt Van Helvoirt Pel in 1915 met Dorothea Stein. Bij het nieuw opgerichte De Nederlandsche Opera van Gerhardus Koopman zingt hij in 1916 Rafaele in ‘I Gioielli della Madonna’ van Wolf-Ferrari en verder zijn bekende partijen in ‘Mignon’, ‘Faust’ en ‘Les Contes d’Hoffmann’. In 1917 is hij te horen bij het gezelschap als Telramund in ‘Lohengrin’, Tonio in ‘Pagliacci’, Wolfram in ‘Tannhäuser’ en Herodes in ‘Hérodiade’. Hij treedt in 1917 op bij het Solisten Ensemble van de Nederlandsche Opera in de rol van Falke in ‘Die Fledermaus’ en in zijn bekende partijen in ‘Mignon’, ‘Faust’ en ‘Les Contes d’Hoffmann’. In het seizoen 1917 / 1918 zingt hij bij De Nederlandsche Opera onder andere de rollen van Amonasro in ‘Aida’, Wotan in ‘Die Walküre’ en Scarpia in ‘Tosca’. Hij is in het seizoen 1918 / 1919 bij De Nederlandsche Opera te horen in partijen als Luna in ‘Il Trovatore’, Sebastiano in ‘Tiefland’, Iago in ‘Otello’ en Der Wanderer in ‘Siegfried’. In 1919 maakte hij nog een tournee door het toenmalige Nederlands-Indië. In het seizoen 1919 / 1920 treedt hij – na het ter ziele gaan van De Nederlandsche Opera – op bij de nieuw opgerichte N.V. Nationale Opera van Willem van Korlaar onder andere op in de rol van Kurwenal in ‘Tristan und Isolde’.
1920
Van Helvoirt Pel treedt in hetzelfde seizoen 1919 / 1920 bij de nieuw opgerichte Nederlandsche Opera van Désiré Pauwels en Chris de Vos op in ‘Faust’ en ‘Aida’. In het seizoen 1920 / 1921 zingt hij bij de N.V. Nationale Opera onder andere als Le Grand-Prêtre de Dagon in ‘Samson et Dalila’ en de titelrol in ‘Der fliegende Holländer’. Hij is in het seizoen 1921 / 1922 bij de N.V. Nationale Opera te horen als onder andere Athanael in ‘Thais’, Hans Sachs in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ en Germont in ‘La Traviata’. Voor het label Grammophon neemt hij in 1921 en 1922 aria’s op in het Nederlands. In 1921 neemt hij de aria “Di provenza il mar” uit ‘La Traviata’ van Verdi op en “Behod U God” uit ‘Trompetter van Säckingen’ van Victor E. Nessler. In 1922 neemt nog hij de aria’s “Il balen” uit ‘Il Trovatore’, “Fille des rois” uit ‘L’Africaine’ en “Wie Todesahnung” uit ‘Tannhäuser’ op. Hij treedt in het seizoen 1922 / 1923 bij de N.V. Nationale Opera op als onder andere Gurnemanz in ‘Parsifal’. Uit zijn tweede huwelijk wordt in 1923 te Den Haag zijn zoon Richard geboren, later bariton, die in 1969 op 46-jarige leeftijd overlijdt te Amsterdam. In het seizoen 1923 / 1924 zingt hij bij de N.V. Nationale Opera onder andere Alfio in ‘Cavalleria Rusticana’. Bij de opvolger van de Nederlandsche Opera, de N.V. De Opera van Désiré Pauwels en Chris de Vos, is hij in 1924 onder andere te horen in ‘Faust’ alternerend in de rollen van Méphistophèles en Valentin. In Bayreuth zingt hij in 1924 opnieuw de rol van Hermann Ortel in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’. Bij het gezelschap Co-Opera-Tie zingt hij in het seizoen 1924 / 1925 veel van zijn glansrollen.
1925
In 1925 is Van Helvoirt Pel weer in Bayreuth te horen als Hermann Ortel in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’. Hij zingt in het seizoen 1925 / 1926 bij Co-Opera-Tie opnieuw vele van zijn grote partijen. Op 16 mei 1926 zingt hij bij De Vos & Pauwels nog de rol van Monterone in ‘Rigoletto’. Ook in het seizoen 1926 / 1927 treedt hij bij Co-Opera-Tie op in vele van zijn grote rollen. Hij viert zijn 25-jarig jubileum in februari 1927. In het seizoen 1927 / 1928 zingt hij bij Co-Opera-Tie onder andere de rol van Wotan in ‘Das Rheingold’. Het seizoen daarop 1928 / 1929 is hij bij Co-Opera-Tie nog in een aantal van zijn glansrollen te horen. Zijn laatste optreden is op 10 februari 1929 bij Co-Opera-Tie als Telramund in ‘Lohengrin’. Over de jaren na 1930 zijn nauwelijks gegevens te vinden.
Richard van Helvoirt Pel overleed na een langdurig ziekbed op zondag 6 augustus 1950 te Amsterdam op 76-jarige leeftijd. Hij werd op 10 augustus 1950 begraven op de Begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam (De Telegraaf 8-8-1950). Hij werd begraven in grafnummer N-III-0050A. De rechthebbende(n) heeft / hebben juli 1995 afstand gedaan van het graf, waarna het graf werd geruimd en de stoffelijk resten in een verzamelgraf werden geplaatst. De grafsteen werd niet bewaard. In die tijd werd er nog niet gekeken of de overledene een bekende of belangrijke Nederlander was geweest.
Bronvermelding:
1. Averkamp – De Zangkunst en Hare Sterren (’s Gravenhage: J. Philip Kruseman, 1928)
2. Bottenheim – De Opera in Nederland (Amsterdam: P.N. van Kampen & Zoon N.V., 1946)
3. Neupert – Die Besetzung der Bayreuther Festspiele 1876 – 1960 (Bayreuth: Editon Musica, 1961)
4. Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)
5. Luther – Helden an geweihtem Ort (Berlin: Edition Omega Wolfgang Layer, Trossingen, 2002)
6. Meurs – Wagner in Nederland (Zutphen: Walburg Pers, 2002)