Amerikaanse opera’s in de 21e eeuw (deel 7)
Na ‘The Midnight Angel’ (St. Louis, 1993) en ‘Dreamkeepers’ (Utah, 1996) is ‘Anna Karenina’ de derde opera van de David Carlson. Het werk is gebaseerd op het gelijknamige boek, dat Leo Tolstoy tussen 1873 en 1877 schreef.
Van ‘Anna Karenina’ zijn meer dan 25 filmversies uitgebracht en bestaat al een opera uit 1981 van de Engelse componist Iain Hamilton. De opera ‘Anna Karenina’ van de Amerikaanse componist David Carlson (1952) ging op 28 april 2007 in Miami in première in een productie van de Florida Grand Opera. De opera bestaat uit twee akten van ieder drie delen met een proloog en epiloog en duurt ruim twee uur. Tijdens de herneming in juni 2007 in Saint Louis werd een opname van de opera gemaakt, die is verschenen op het label Signum Records.
Het libretto van de opera ‘Anna Karenina’ werd geschreven door de Britse regisseur Colin Graham (1931 – 2007), die oorspronkelijk de productie ensceneerde, maar enkele weken voor de wereldpremière overleed. Graham regisseerde in zijn leven 55 wereldpremières, waaronder ‘The Ghosts of Versailles’ van John Corigliano voor de Metropolitan Opera in 1980 en ‘A Streetcar Named Desire’ van Andre Previn voor de San Francisco Opera in 1998. Hij schreef ook het libretto voor Benjamin Brittens macabere ‘The Golden Vanity’ en had met Britten al gewerkt aan een libretto voor ‘Anna Karenina’, dat echter nooit tot stand kwam. Grahams heeft voor de opera het verhaal van Tolstoy gecondenseerd en gefocust op de driehoeksverhouding tussen Anna, haar echtgenoot Karenin en haar minnaar Vronsky en parallel daaraan het liefdesverhaal van Levin en Kitty. De personages ontwikkelen zich door die samenvoeging snel en blijven in sommige gevallen hierdoor wat eendimensionaal. Dit heeft in de eerste akte ook tot gevolg, dat de affaire van Anna en Vronsky niet echt geloofwaardig wordt. De grimmigheid van Tolstoy’s tragedie – die op zich met haar tragische heldinnen en waanzinsscènes uitstekend materiaal voor een opera bevat – is in de opera dan ook slechts af en toe te voelen.
David Carlson blijft in zijn muziek trouw aan Tolstoy en grijpt terug naar het Russische geluid. De opera opent zelfs met een variatie op de “Ode aan de Tsaar” uit Tchaikovsky’s ‘1812-Ouverture’, dat dient als een soort wraakmotief door de hele opera. Carlsons romantische en weelderige muziek is boeiend en er is een onderliggende spanning en een vleugje tragiek. Aangrijpend is bijvoorbeeld het contrapunt in Anna’s dood met raspende muziek en luide klokken. Het orkest is over het algemeen vaak meer opgewonden over het verhaal dan de personages. Deze personages en de muziek lijken steeds de gevoelens te benoemen zonder ze te onthullen of versterken. Er zijn niet veel momenten van reflectie en sommige passages zijn wel als aria’s, maar deze komen door Carlson beperkte melodische vindingrijkheid niet erg sterk uit de verf.
De muziek schetst een levendig portret van de personages, die altijd sympathiek blijven. Een jonge bezetting brengt op de live-opname sterk en met energie het muzikale drama tot leven. Sopraan Kelly Kaduce is een fantastische Anna. Zacht in het begin, vervolgens opgewonden, uiteindelijk tragisch en met de gekste momenten een hoge C uit het niets portretteert zij op uitstekende wijze de wanhoop en hartstocht en brengt zij empathie over voor Anna. Bariton Robert Gierlach heeft charisma als haar geliefde Vronsky. Vocaal toont hij goed diens hartstocht, oprechtheid en egoïsme. Bas-bariton Christian van Horn zingt Anna’s ongelukkige echtgenoot Karenin met verstilde verhevenheid. Hij maakt met zijn grote stem en ruwe klanken de bureaucraat afstandelijk en gewichtig. Tenor Brandon Jovanovich is een eerlijke, eenvoudige en steeds meer hartstochtelijke Levin. Zijn aria in de tweede akte en de finale zijn sterk. Sopraan Sarah Coburn is een zoete Kitty, tenor William Joyner een vriendelijke Stiva en mezzosopraan Josepha Gayer een vermakelijke prinses Betsy. De 78-jarige mezzosopraan Rosalind Elias is fantastisch als Levins wijze, oude kinderjuf Agafia. Vreemd genoeg bevinden de namen zich niet op het CD-doosje en zijn er geen biografieën van de zangers afgedrukt in het CD-boekje. Stewart Robertson dirigeerde ook de wereldpremière van Carlsons eerdere opera’s en biedt met het Saint Louis Symphony Orchestra goed het hoofd aan diens uitdagende muziek. (Signum Records SIGCD154)