augustus 2011
***** Zoals De Munt Opera van Brussel in 1907 de Franstalige versie van ‘Salomé’ van Richard Strauss redde, zo had De Munt ook al de Franse eer van ‘Hérodiade’ van Jules Massenet bewaard. Massenets tweede opera was namelijk al door de Scala en Parijs geweigerd. ‘Hérodiade’ is tegenwoordig een museumstuk en wordt zelden nog opgevoerd. De opvoering bij de Vlaamse Opera was de enige van het afgelopen seizoen ter wereld en het komende seizoen wordt de opera zover bekend nergens in de wereld opgevoerd. In 1957 zond de Nederlandse radio een uitvoering van ‘Hérodiade’ uit. De opname ervan was in februari van dit jaar nog lezersaanbieding van Opera Nederland en is nu uitgegeven op CD door het label Malibran. De opname is alleen al de moeite waard vanwege de fenomenale Nederlandse mezzosopraan Mimi Aarden in de titelrol. Bij haar opkomst “Venge-moi d’une suprême offense” in de eerste akte en opnieuw bij “Ah! Phanuel!” in de derde akte zit je meteen op het puntje van je stoel. Mimi Aarden was een echte dramatische mezzo met de hoogte van een dramatische sopraan. Zij is de grootste, na-oorlogse, dramatische mezzo die ons land gekend heeft. Inmiddels is zij 87 jaar en leeft zij in het zuiden van het land. De Franse sopraan Andréa Guiot is een prachtig lyrische en sensuele Salomé en tenor Guy Fouché is een fraaie Jean met een glorieuze hoogte. Charles Cambon is een krachtige bariton voor de koning van Galilea Hérode en bezit een verfijning, elegantie, viriliteit en opwinding, die je tegenwoordig niet meer hoort in het Franse repertoire. Germain Ghislain is heeft een mooie open bas voor Phanuel en een rijke laagte, Jos Burcksen zingt de dankbare rol van de Romeinse proconsul Vitellius en Cornelis Kalkman is de Stem in de Tempel. Het Groot Omroepkoor – ingestudeerd door Henk Milo – en het Omroeporkest stonden onder leiding van dirigent Albert Wolff en geven een groot scala aan orkestrale kleuren met Massenets voortdurende modulaties en scheppen een krachtig gevoel voor drama. De vierde akte is inclusief het complete ballet, maar er is een vreemde coupure in de finale. Het boekje bevat fraaie foto’s. Een opname die elke Nederlandse operaliefhebber in de kast moet hebben staan! (Malibran CDRG 191)
***** Het is moeilijk een slechte opname van de opera ‘A Kékszakállú Herceg Vára’ (‘Blauwbaards Burcht’) van Béla Bartók te vinden. Er bestaan ruim 15 studio-opnamen, waarvan vijf werden opgenomen in Hongarije, acht daarvan met een Hongaarse dirigent. De studio-opname van dirigent Iván Fischer werd gemaakt in 2002 en al eerder op CD uitgebracht door Philips. Iván Fischer komt uit een dirigentenfamilie. Zijn vader Sándor, zijn broer Ádám en zijn neef György zijn ook dirigent. Van zijn broer Ádám bestaan alleen al drie opnamen van ‘A Kékszakállú Herceg Vára’. Maar Iván doet niet onder voor zijn broer. Wat is dit een fantastische opname! Luister naar het openen van de vijfde deur! Hier bouwt hij een ongelooflijke spanning op met het Budapest Festival Orchestra – het orkest waar hij al zo’n 25 jaar mee samenwerkt – naar een tutti, die bijna ondraaglijk is. Blauwbaard was de glansrol van de vorig jaar overleden, Hongaarse bas Laszló Polgár. Hij nam de rol in 1993 al op onder leiding van Pierre Boulez voor DG en zong het ook al met Iváns broer Ádám. Zijn machtige bas is ideaal voor Blauwbaard. Polgár zong de rol in 2008 al in Napels onder leiding van Jeffrey Tate met de Hongaarse mezzosopraan Ildikó Komlósi. Zij is op deze opname een prachtig gedifferentieerde Judith. De vertaling van de tekst in het CD boekje is helaas een beetje slordig afgedrukt. (Channel Classics CCS SA 90311)
***** De Joods-Hongaarse dirigent Fritz Reiner vertrok al in de jaren twintig van de vorige eeuw naar Amerika. Reiner is bij operaliefhebbers bekend van de opnamen van ‘Salome’ uit de Met van 1949 en 1952 met Ljuba Welitsch, de Amerikaanse première van ‘The Rake’s Progress’ van Igor Stravinsky in 1951 en de ‘Carmen’ uit de Met van 1952 met Risë Stevens. In 1953 werd Reiner dirigent van het Chicago Symphony Orchestra en dirigeerde daar tot aan zijn dood in 1963. Het betekende het hoogtepunt van zijn carrière met vele opnamen voor het label RCA Victor. Igor Stravinsky noemde het Chicago Symphony onder zijn leiding “het meest exacte en flexibele orkest ter wereld”. Reiner was een man van discipline en was soms tegen zijn orkestleden bij het autocratische en beledigende af. Zijn repertoire was breed en hij werd door velen als een modernist beschouwd. De live-opname van een opvoering het ‘Requiem’ van Giuseppe Verdi door Fritz Reiner met het Chicago Symphony Orchestra op 3 april 1958 is nu uitgebracht op Archipel. Reiners lezing is precies, helder en glanst. Zijn tempi zijn soms wat aan de snelle kant, maar het resultaat is uiterst spannend. Luister bijvoorbeeld naar het accelerando in het “Liber scriptus” en de mokerslagen in “Confutatis maledictis”. Zijn bezetting is eersteklas. De dames Leonie Rysanek en Regina Resnik – twee jaar na haar debuut als mezzosopraan – zijn schitterend, ook al had het contrast tussen hen groter mogen zijn. Giorgio Tozzi nam de baspartij in 1960 ook op in de studio met Reiner voor Decca naast Leontyne Price, Rosalind Elias en Jussi Björling met de Wiener Philharmoniker. Zijn bas is machtig, sonoor, open en rond. De tenor David Lloyd klinkt soms een beetje geknepen en kelig als Richard Tucker en heeft een vette Amerikaanse “r”, maar hij komt goed mee tussen de drie andere kannonen. De dubbel CD wordt aangevuld met orkestrale fragmenten uit ‘Tristan und Isolde’ en ‘Parsifal’ van Wagner en de symfonie nr. 104 van Joseph Haydn door Fritz Reiner met het Chicago Symphony Orchestra. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling geen informatie. (Archipel ARPCD 0521)
***** Een live-opnamen van de uitvoering van ‘La Damnation de Faust’ van Hector Berlioz, die dirigent Bernard Haitink in juni 1999 in de Carte Blanche serie in de Grote Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam gaf, is verschenen op CD. Charlotte Margiono zingt daarop de partij van Marguerite. Margiono had toen al een grote carrière gemaakt met optredens in Salzburg, Dresden, Parijs, Rome en Aix-en-Provence. Zij had één van de mooiste Nederlandse sopranen van haar tijd en ten tijde van deze opname op het hoogtepunt van haar roem. De romance “D’amour l’ardente flamme”, die Marguerite alleen verlaten op haar kamer zingt in het laatste deel vertolkt zij aangrijpend. De tenor Vinson Cole als Faust zingt het “Merci, doux crepuscule” in de kamer van Marguerite mooi lyrische en hartstochtelijk, maar bij de aanroeping “Nature immense” in de laatste akte in de bossen blaast hij zijn lyrische tenor op. Thomas Quasthoff is ook een meer lyrische dan demonische Méphistophélès. Het “Voici des roses”, waarin hij Faust op het strand de beelden van Marguerite toont, zingt hij betoverend. De Nederlandse bas Jaco Huijpen brengt de bescheiden rol van Brander in Auerbachs kelder in perfect Frans en zijn “Certain rat” klinkt strak. Het Radio Filharmonisch Orkest, dat vorig jaar 65 jaar bestond, speelt onder leiding van Bernard Haitink de gecompliceerde ritmiek van Berlioz sprankelend, levendig en gedetailleerd. Deze CD is uitgebracht in het kader van de acties tegen de voorgenomen (gedeeltelijke) afschaffing van het Muziekcentrum van de Omroep. De CD is geproduceerd zonder winstoogmerk en dirigent en solisten werkten belangeloos mee aan de totstandkoming van deze CD. (Challlenge Classics CC72514)
***** De Duitse sopraan Inge Borkh is vooral bekend vanwege haar interpretaties van de titelrollen van de Richard Strauss opera’s ‘Elektra’ en ‘Salome’. Er bestaan zover bekend geen videoregistraties van haar in deze rollen, maar er is wel een aantal geluidsopnamen bewaard gebleven. Deze ‘Salome’ uit München van 1960 is de laatste van de tot dusver bekende vier opnamen van haar vertolking van de rol van de prinses en werd nooit eerder op CD uitgebracht. Ten tijde van deze uitvoering was Inge Borkh nog geen veertig jaar! Haar interpretatie is – meer nog dan op de twee opnamen van begin jaren vijftig – “Sprechgesang” en elk woord declameert zij met een intense lading. De eerste keer dat zij na de Dans van de Zeven Sluiers de woorden “Den Kopf des Jochanaan” zingt, klinkt zij ongehoord sensueel. Maar in de finale zijn er vocale problemen – zoals vermoeidheid in de hoogte – te horen, die er op de eerdere opnamen niet waren. Herodes was één van de glansrollen van de Oostenrijkse tenor Fritz Uhl in de jaren zestig. Hij was hier 32 jaar en werkelijk zingt – en niet spreekt – de partij. Van de Duitse bariton Josef Metternich als Jochanaan en de Oekrainsche mezzosopraan Ira Malaniuk is dit de zover bekend enige opname van hen in ‘Salome’. Dirigent is Strauss-specialist Rudolf Kempe. De andere opname van ‘Salome’ onder zijn leiding uit 1974 is niet meer leverbaar (Golden Melodram) en alleen daarom al is deze nieuwe uitgave belangrijk. Kempe realiseert prachtige klankkleuren en laat bijzondere details horen. Als bonus de finale van de eerste akte uit ‘Die Walküre’ uit Brussel 1961 met Sebastian Feiersinger als Siegmund. De Sieglinde van Inge Borkh is zinderend en is op sommige momenten qua klank en interpretatie vergelijkbaar met de vertolking van Eva-Maria Westbroek. De enige integrale opname van haar Sieglinde is de Bayreuth 1952 opname – het enige jaar dat zij in Bayreuth zong – en nog leverbaar op Myto en de Archipel-box. De ‘Salome’ radio-opname van Inge Borkh uit 1952 met een weergaloze Max Lorenz als Herodes en Margarete Klose als Herodias uit 1952 is nog op Myto leverbaar. Hierop zingt zij de rol meer dan zij declameert, maar is zij in de finale nog onuitputtelijk. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen informatie. (Myto 00282)
***** Edda Moser schrijft in haar recente biografie over de “vocale puurheid en warmte” van de stem van de Duitse sopraan Elisabeth Grümmer. Op Andromeda verscheen twee maanden geleden een CD met liederen en nu is door hetzelfde label een CD met opera-aria’s uitgegeven. De stem van Grümmer was door haar “puurheid en warmte” bijzonder geschikt voor het repertoire van Mozart en op deze CD staan aria’s van Fiordiligi, Pamina en de Gravin. De twee grote aria’s uit ‘Così fan tutte’ zijn een zangles op zich, afgezien haar de coloraturen in de finale van “Come scoglio”, waar zij niet echt triolen zingt. Haar Donna Anna en Elettra ontbreken helaas op de uitgave. Later zong Grümmer nog Wagnerrollen als Gutrune, Freia, Eva, Elisabeth en Elsa. Alleen de twee aria’s van Elisabeth uit ‘Tannhäuser’ zijn hiervan vertegenwoordigd en zij vormen het hoogtepunt van de CD. Toch geven ook het duet uit ‘Les Contes d’Hoffmann’, de aria (zonder finale) uit ‘Faust’ en de gevoelige scène uit ‘Otello’ een goed beeld van deze grote zangeres. Alle opnamen zijn uit de jaren vijftig, dus laten Elisabeth Grümmer horen op de top van haar roem. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling geen informatie. (Andromeda ANDRCD 9088)
***** Het label Bongiovanni bracht al eerder één van de twee opnamen van ‘Manon Lescaut’ van Giacomo Puccini met de Italiaanse tenor Carlo Bergonzi als Des Grieux uit. De vorige uitgave was de uitvoering van 1960 in de Met met de sopraan Dorothy Kirsten in de titelrol. In hetzelfde jaar zong Bergonzi in een opvoering van de opera in Napels, die Bongiovanni nu ook op CD heeft uitgebracht. Het is de eerste keer dat deze opname verschijnt. Bergonzi had in 1953 zijn debuut als Des Grieux in de Italiaanse stad Rovigo gemaakt. Zijn Des Grieux is vurig en weelderig en zijn “Donna non vi mai” glanst en schittert en krijgt terecht applaus. De Italiaanse sopraan Floriana Cavalli was één van die fantastische Italiaanse zangeressen, die in de provincie hun brood verdienden en helemaal in de rol opgingen. Haar Manon doet af en toe denken aan Magda Olivero. Ingetogen in “In quelle trine morbide” en brandend van verlangen in “Tu, tu, amore? Tu?” is het altijd interessant wat zij zingt. De bariton Giuseppe Valdengo is een cynische Lescaut. De Italiaanse dirigent Gabriele Santini was nauw verbonden met het Teatro San Carlo van Napels en deze ‘Manon Lescaut’ is zover bekend de laatste opname uit Napels die er van hem bestaat. Vier jaar later overleed hij. Santini was een oude meester van het Italiaanse standaardrepertoire. Luister hoe aangrijpend hij de finale van de opera benadert. ‘Manon Lescaut’ is een heerlijke opera, die veel te weinig wordt opgevoerd. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen informatie. (Bongiovanni HOC 058/59)
***** Het is altijd een feest om een jonge, frisse en energieke bezetting te horen in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart. Het eigen label van Opera Australia heeft op 29 juli 2010 in het Sydney Opera House een live-opname van zo’n uitvoering gemaakt en op CD én DVD uitgegeven. Teddy Tahu Rhodes is in de titelrol vocaal erg sterk, soms een beetje te gepusht, maar toch ook breekbaar. Hij heeft een opgewektheid, die past bij deze bijzondere dag in het leven van Figaro. Zijn vertolking van “Aprite un po’quegli occhi” is bijzonder indrukwekkend. Hij vormt een levendig, aantrekkelijk en vocaal sterk paar met de Susanna van Taryn Fiebig, die een mooi timbre heeft en een spontane charme. Haar “Giunse alfin il momento” is werkelijk prachtig. Kanen Breen is geestig als Basilio. Peter Coleman-Wright is een uitstekende Graaf en Rachelle Durkin heeft een mooie frasering en aantrekkelijke toon. Dirigent Patrick Summers houdt met het orkest van de Opera Australia strak contact met de zangers, differentieert goed tussen de lichte en donkere kleuren en heeft een goede drive. (Sydney Opera House OPOZ56003CD)
***** Onlangs is nog een uitvoering van ‘Die Fledermaus’ van Johann Strauß, die de Metropolitan Opera van New York gaf op 22 december 1951 onder leiding van Eugene Ormandy, uitgebracht op Myto (zie Nieuwe CD Uitgaven november 2010). De bezetting was vrijwel identiek aan die van een opvoering eerder dat jaar op 20 januari 1951, die nu voor het eerst op CD is verschenen. John Brownlee is opnieuw een fantastische Falke en ook hier zingen Blanche Thebom de rol van Orlofsky en Patrice Munsel de rol van Adele. De Rosalinde van Marguerite Piazza haalt het niet bij de erotische Regina Resnik in de uitvoering aan het einde van het jaar. Richard Tucker hier is natuurlijk van een ander kaliber dan Brian Sullivan. Geestig is het ook om de spreekstem van Tucker te horen in de dialogen. Het Engels is in het begin eventjes vreemd, maar went al snel. Het publiek lacht hartelijk en applaudisseert gul. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen informatie. Het wachten is overigens nog op een uitgave op CD van de studio-opname van ‘Die Fledermaus’, die Ormandy met de Met in 1950 / 1951 maakte (in het Engels en zonder dialogen). In de bezetting dezelfde heren, maar verbeteringen bij de dames met een egalere Martha Lipton als Orlofsky, een fenomenale Lily Pons als Adele en een zinderende, Hongaarse (of eigenlijk Bulgaarse) Ljuba Welitsch als Rosalinde! (Walhall WLCD 0332)