januari 2012
***** Opera Nederland berichtte in 2010 over het sensationele optreden van de Israëlische sopraan Chen Reiss als Gilda in ‘Rigoletto’ in Tel Aviv en nu is haar derde CD verschenen. In 2007 bracht zij al een CD uit met Italiaanse liederen van Schubert en Donizetti en in 2009 een CD met liederen en aria’s van Mozart, Scubert, Spohr en Lachner. Op ‘Liaisons’ zingt zij elf aria’s van vier Weense componisten uit de 18e eeuw. De zes aria’s van Mozart, drie van Haydn, één van Cimarosa en één van Salieri zingt zij stuk voor stuk prachtig. Haar beeldschone, lyrische coloratuursopraan heeft een mooi middenregister en strakke coloraturen en zij zingt met een enorme muzikaliteit en uitdrukkingskracht. Hopelijk begint Chen Reiss niet te vroeg zwaardere partijen en laat zij ook rollen als Konstanze voorlopig nog even liggen. Zij wordt op de CD uitstekend begeleid door het orkest L’Arte del Mondo, dat in 2004 werd opgericht door Werner Ehrhardt en in zijn korte bestaan al een goede naam heeft opgebouwd met historische uitvoeringspraktijken. (Onyx 4068)
***** Ongelooflijk de liefde die Felicity Lott heeft voor het Engelse lied en altijd maar weer nieuw repertoire weet de vinden. In 2003 nam zij een verzameling van 31 Engelse songs van tien verschillende componisten op, die nu heruitgebracht is op de CD ‘My Own Country’. De songs zijn verdeeld over zeven categorieën. Zo is er een categorie “Country Courtship” met het “My Heart is Like a Singing Bird” van Hubert Parry, dat nogal wat wendbaarheid van de stem vereist en “The Trellis” van John Ireland, dat Flott verleidelijk zingt. In de categorie “To Music” het melodieuze “Speak, Music” van Edward Elgar met fraaie echo effecten en “Music and Moonlight”van Roger Quilter, dat Flott vrolijk en licht houdt. In “Love’s Philosophy” zingt zij prachtig verlangend het “Pleading” van Elgar en het hoogdravende “Love’s Philosophy” van Quilter. In “Country Scenes” twee songs van Peter Warlock. “Ha’nacker Mill” zingt zij somber en ‘My Own Country” geeft zij een meer idyllische klank. In “Night and Dawn” zingt zij het “Sleep” van Warlock vol melancholie. Het hoogtepunt van de CD is het spottende “Matilda” van Liza Lehmann in de categorie “Children’s Corner”, waarin Flott een duet met zichzelf zingt. In de laatste categorie “Envoys” het slaapliedje “Good-Night” van Parry met vloeiende, herhalende pianostructuren, mooi gespeeld door Graham Johnson, die ook het fraaie essay in het begeleidende boekje schreef. Een bewonderenswaardige CD van dit duo en een welkome terugkeer in de catalogus! (Champs Hill Records CHRCD024)
***** Er bestaan acht opnamen van Maria Callas in de titelrol van ‘Lucia di Lammermoor’ van Gaetano Donizetti (1797 – 1848), waaronder twee studio opnamen voor EMI. Callas zong de partij tussen 1952 en 1959 46 keer. Deze live opname van 22 maart 1956 (Myto vermeldt op de CD abusievelijk de maand april) was lange tijd niet meer leverbaar en is nu heruitgebracht door Myto. Dit was het laatste optreden dat Callas in Napels zou geven. Het publiek geeft haar al een ovatie na het “Regnava nel silenzio”. Zij zingt de partij hier voor haar doen minder spontaan en gedetailleerd dan later het geval zou zijn, maar opvallend meer ingetogen. De cadens van de waanzinsaria besluit zij met een mooie, lage E net zoals in Berlijn een jaar eerder. Het prettige, lyrische geluid van Gianni Raimondi als Edgardo is een verademing. Hij is werkelijk in topvorm hier en krijgt aan het einde van de tweede akte applaus na zijn hoge Bes. De warme bariton van Rolando Panerai is op vier van de acht opnamen van ‘Lucia di Lammermoor’ van Callas te horen als Enrico en zingt in ontspannen belcantostijl. De Italiaanse dirigent Francesco Molinari-Pradelli biedt de zangers een prima atmosfeer. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en rolverdeling helaas geen informatie. (Myto 00296)
***** Violetta in ‘La Traviata’ van Giuseppe Verdi (1813 – 1901) was ook één van de grote glansrollen van Maria Callas. Zij zong de rol 63 maal tussen 1951 en 1958. Er bestaan hiervan zeven opnamen, waaronder de studio opname voor Cetra uit 1953. De opname van 19 januari 1956 was in 1989 al eerder uitgebracht op Myto, maar al lang niet meer leverbaar. Nu is de opname terug in de catalogus. Een seizoen eerder zong Callas de rol ook al met dirigent Carlo Maria Giulini in de Scala en klonk zij spontaner dan hier. Maar hier brengt Callas meer lijn in haar personage en in de muziek, zoals in het “Ah, fors’è lui”, één van haar beste uitvoeringen van deze aria. En na het “Sempre libera” breekt het Scala publiek de zaal af. Myto heeft ter vergelijking de uitvoering uit 1955 achter de derde akte op de tweede CD gezet. Gianni Raimondi zingt Alfredo met fraaie gecultiveerde lijnen en Ettore Bastianini zingt Germont met een strenge bariton. Wellicht soms iets te sterk zoals in het “Dite alla giovine” waar hij de ingetogen Callas teveel stoort. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en rolverdeling helaas geen informatie. (Myto 00210)
***** De glansrol van de Engelse sopraan Lucy Crowe is de rol van Sophie in ‘Der Rosenkavalier’, die zij inmiddels zong aan de Deutsche Opera van Berlijn, in München en Covent Garden. Zij heeft nu haar eerste solo CD ‘Il Caro Sassone’ opgenomen voor Harmonia Mundi met werken van Georg Friedrich Händel (1685 – 1759). Het zijn werken, die hij tijdens zijn korte verblijf in Italië (1706 – 1710) componeerde. De CD opent met ‘Amida abbandonata’ en dat is geen sterke keuze. Het begin ligt relatief laag voor haar hoge lyrische coloratuursopraan. Ook kan zij niet haar coloratuurtechniek laten zien en vereist het werk een groot expressief bereik. Ook haar legato is – zoals vaak bij barokzangeressen – niet fraai. Lucy Crowe laat zich van haar beste kant horen in het spectaculaire ‘La Resurrezione’, waar zij haar sterke coloratuurbravoure demonstreert en prachtig speelt met vibrato. (Harmonia Mundi HMU 907559)
***** De doorbraak van Joan Sutherland was in 1959 toen zij uitgenodigd was om de titelrol in ‘Lucia di Lammermoor’ van Gaetano Donizetti (1797 – 1848) te zingen in de Royal Opera House Covent Garden te Londen in een productie van Franco Zeffirelli. Na de waanzinsaria van deze opvoering was Sutherland plotseling een wereldster geworden. Ook haar debuut in de Metropolitan Opera van New York in 1961 was als Lucia. Van beide genoemde voorstellingen zijn opnamen en in totaal zijn er zo’n 20 opnamen van Sutherland in haar paraderol, inclusief twee studio-opnamen in 1961 en 1971 (ten tijde van deze laatste opname was zij op haar hoogtepunt). Op 14 oktober 1961 – een maand voor haar Met debuut – zong Sutherland de partij ook in Chicago en deze uitvoering is nu voor zover bekend voor het eerst op CD uitgebracht. Sutherland is hier nog een ouderwetse coloratuursopraan en houdt de stem lichter dan in haar latere jaren. De rol heeft nog niet de volwassenheid van haar latere jaren – zoals op de video van haar optreden in Utrecht in 1982 met Jan Derksen, Adriaan van Limpt en Pieter van den Berg – en in de hoogte intoneert zij nogal eens te hoog en in de laagte is zij vaak te laag. Interessant echter is de opname vooral vanwege de Edgardo van Richard Tucker. Er zijn zo’n vijf opnamen van zijn Edgardo en zijn “Draufgängertum” is werkelijk fantastisch. De bariton Mario Zanasi als Enrico zingt prachtige frasen met een mooi timbre, maar klinkt niet veeleisend als Lucia’s broer. Antonino Votto speelt zoals altijd verzorgd en attent. Toch is zijn ‘Lucia di Lammermoor’ uit Chicago van 1970 met Richard Tucker én Cristina Deutekom verreweg te prefereren boven deze opname. De CD wordt overigens nog aangevuld met zes fragmenten van een concert van Richard Tucker in Los Angeles in 1951. Daaronder fantastische vertolkingen van de Napoliataanse liedjes “Mattinata” en “Torna a Surriento”. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en rolverdeling helaas geen informatie. (Andromeda ANDRCD 9081)
***** Het label Orfeo heeft in de serie Salzburger Festspieldokumente inmiddels mooie opnamen uitgebracht. De uitvoering van ‘Macbeth’ van Giuseppe Verdi (1813 – 1901) van 7 augustus 1964 in Salzburg is door Orfeo nu voor het eerst CD uitgebracht. Helaas is dit geen geweldige uitvoering, want het is vooral te Duits. Wolfgang Sawallisch was hier nog maar net 40 jaar en dit is één van de weinige Verdi opnamen van de Duitse dirigent. Hij neemt te snelle tempi, waardoor het nogal hoekig wordt en hij trekt Verdi teveel in de richting van Mozart. Van de Duitse bariton Dietrich Fischer-Dieskau is dit de enige live-opname als Macbeth naast zijn studio-opname van de rol in 1970. Ook hij is te Duits voor dit Italiaanse vak en hij klinkt vaak vlak zonder glans en cupo. De Amerikaanse mezzosopraan Grace Bumbry maakte haar debuut in Parijs op haar 23e, in Bayreuth op haar 24e, in Londen op haar 26e, de Scala op haar 27e en in de Met op haar 28e. Bumbry maakt op deze opname op haar 27e haar debuut in de Weense Staatsopera en er zijn van haar als Lady Macbeth zo’n vijf opnamen. Later zou zij nog meer Italianità hebben dan hier, maar de potentie is al hoorbaar. De bas Peter Lagger als Banco zingt hier helaas continue achter de tel aan. Het is allemaal niet echt Verdi. Het geluid van de opname is voor 1964 zeer goed en het CD boekje bevat veel prachtige foto’s. (Orfeo C 843 1121)
***** De voor Charles Gounod (1818 – 1893) ongebruikelijk komische opera ‘Le Médecin Malgré Lui’ ging in 1858 première. De opera wordt nog maar zelden opgevoerd, maar in de jaren vijftig waren er een aantal radio uitzendingen van het werk. Vorige maand berichtte Opera Nederland over de uitgave van fragmenten van een opvoering van ‘Le Médecin Malgré Lui’ in Parijs in 1959 op het label Malibran. Nu heeft Walhall de radio uitzending van de RAI Rome van 1961 op CD uitgebracht. De Italiaanse bariton Scipio Colombo is hier de houtbewerker anex dokter Sganarelle. Colombo zong een groot repertoire en was tussen 1940 en 1963 veel in Nederland te horen. Ten tijde van deze opname was hij 51 jaar en hij is een uitstekende karakterbariton. De tenor Eric Tappy is prachtig lyrisch als Lucindes minnaar Léandre. De dialogen zijn hier vervangen door een vertelling door de Italiaanse acteur Roberto Bertea. Dirigent Nino Sanzogno houdt de partituur licht, elegant, lyrisch en discreet in de stijl van een kameropera. Abusievelijk wordt als titel van de opera door Walhall op de CD consequent “Médicin” in plaats van “Médecin” afgedrukt. Het korte werk wordt op de CDs aangevuld met de Symfonie Nr. 2 van Gounod onder leiding van Ernest Bour uit Turijn 1961 en Kleine Symfonie voor negen houtblazers onder leiding van Armando La Rosa Parodi uit Rome 1960. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en rolverdeling helaas geen informatie. (Walhall WLCD 0345)
***** ‘Le Villi’ was de eerste opera van Giacomo Puccini (1858 – 1924). Het is een kort werk in twee akten, dat op één CD past. De opera zou een uitstekende opera zijn voor het Amsterdamse, Rotterdamse of Bredase Operakoor. Het werk bevat veel koordelen en maar drie partijen voor solisten. Er bestaan slechts drie studio opnamen van deze opera. In 2009 werd de opera door de Vlaamse Opera gespeeld en de opvoering van 20 november in Gent is nu op CD uitgebracht. Deze uitvoering is met name interessant vanwege de Roberto van de Italiaanse tenor Giuseppe Giacomini op zijn 69ste!! Giacomini heeft een enorme carrière gehad en toch nooit de beroemdheid in de operawereld gekregen, die hij verdiende. Giacomini heeft werkelijk een buitengewone tenor. Groot en baritonaal donker. Het hoogtepunt van de CD is natuurlijk zijn moeilijke aria “Torna ai felici di dolente il mio pensier” met de vele, hoge bessen. De lyrische rol van Anna met haar gebroken hart wordt gezongen door de Italiaanse sopraan Norma Fantini. Haar Anna is niet passief en hulpeloos, zij zingt vaak te breed en haar stem wil al een eigen weg gaan. De Argentijnse bariton Victor Torres is prima als de wrakende vader Guglielmo. Het Koor van de Vlaamse Opera in zijn element als de vertellende, vierende en biddende menigte en de Chinese dirigent Muhai Tang en orkest van de Vlaamse Opera hebben goed gevoel voor de jonge Puccini. Het begeleidende CD boekje bevat een volledige tekst met vertaling, geen synopsis en geen biografieën. (Bongiovanni GB 2454-2)