april 2012
***** De Duitse componist Hans Pfitzner (1869 – 1949) was een romanticus en een nationalist, maar – in tegenstelling tot wat velen denken – geen Nazi. Hij was geen lid van de National Sozialistische partij, maar deed opportunistische en antisemitische uitlatingen en domme dingen tijdens het Nazi bewind, omdat hij dacht dat het regiem zijn muziek zou promoten. Pfitzner was eigenwijs, gefrustreerd – over zijn ondergeschikte positie ten opzichte van Richard Strauss – en ook bang. Bang voor de wraak van Göring, die zich door de arrogantie van Pfitzner beledigd voelde en hem dreigde met deportatie, en bang voor Hitler, die niets van Pfitzner wilde weten, omdat hij – tegen alle bewijzen in – bleef denken dat Pfitzner Joods was. Pfitzner werkte veel met Joodse musici en bleef hen ook in de oorlogsjaren verdedigen. Begin jaren dertig begeleidde hij overigens vaak tijdens recitals de alt Ottilie Metzger-Lattermann – vermoord in Auschwitz – en zijn vier liederen van op. 19 uit 1905 zijn aan haar opgedragen. Wie meer over Pfitzner wil lezen is ‘The Twisted Muse’ (1997) van Michael Kater en ‘Den alten Heroismus treu bewahren’ (2003) van Sabine Busch aan te raden. ‘Palestrina’ is het hoofdwerk van Pfitzner. Het onderwerp van de opera is de 16e-eeuwse componist Palestrina, die met zijn briljante ‘Missa Papae Marcelli’ voorkomt dat muziek uit de kerkdiensten wordt verbannen tijdens het “Consilium van Trent”. Hij schrijft het werk onder invloed van engelen en zijn “writer’s block” wordt erdoor opgeheven. ‘Palestrina’ ging in 1918 in München in première onder leiding van de Joodse dirigent Bruno Walter, van wie nog interessante, Weense opnamen van ‘Palestrina’ bestaan uit 1937. In zijn memoires noemt Walter ‘Palestrina’ “one of the most powerful stage works of our time” en “among the great events of my life”. De Oper Frankfurt heeft nu in samenwerking met het label Oehms Classics haar productie van ‘Palestrina’ uit juni 2010 op CD uitgebracht. De opname is een weergave van een live-uitvoering en de bezetting is uitstekend. Voor de titelrol is gekozen voor een lyrische tenor in de stijl van Julius Patzak (München 1951 en de radio-opname uit 1952 zijn allebei op het label Myto) en Fritz Wunderlich (Wiener Staatsoper 1964 op Myto). Met dit lyrische geluid kan Peter Bonder de eenzaamheid, zelfreflectie en wereldvreemdheid van Palestrina goed voelbaar maken. Luister naar zijn aangrijpende openbaring “Allein in dunkler Tiefe” in de finale van de eerste akte. Een heldentenor is aanwezig in de hoedanigheid van de Nederlandse heldentenor Frank van Aken als de kardinaal-legaat Novagerio. Zijn beheerste, goedzittende en aangename stem klinkt overal helder. Indrukwekkend zijn “Draufgängertum” en verstaanbaarheid in de ‘Meistersinger’-achtige scènes van de tweede akte. Luister naar zijn lage Es in “Kommt, geh’n wir in den Saal!”, waar hij de cello voorbereidt op diens inzet. In de tweede akte maakt Johannes Martin Kränzle als de andere kardinaal-legaat Morone indruk met zijn karakterbariton. De andere karakterbariton Wolfgang Koch is een sympathieke Borromeo. Zijn monoloog “Es drohet nicht von eitlen Dilettanten” in de eerste akte zingt hij groots. De perfectionist Kirill Petrenko dirigeert met liefde, zorg, warmte en begrip. Ondanks zijn af en toe snelle tempi vindt hij een romantische geest in de muziek en brengt de hartstochten van de personages goed naar voren. Een prima uitvoering en een eerste klas technische realisering van de opname. (Oehms Classics OC 930)
***** De Franse sopraan Yvonne Printemps (1894 – 1977) was in het interbellum de belichaming van de Franse elegantie en charme. Haar zilveren sopraan met haar expressieve dictie, haar prachtige, haar hoge pianissimi, haar fantastische legato, haar opmerkelijke vibrato en haar muzikaliteit waren uitermate geschikt voor de soubrette rollen van het Franse repertoire, maar Yvonne Printemps bleef liever in het lichte genre en was daarin uniek. Zij speelde in negen films, waarvan zover bekend nog steeds geen enkele op DVD verschenen is! De nu uitgebrachte CD-box ‘Intégrale de ses enregistrements (1919 – 1954)’ bevat alle beschikbare geluidsopnamen van Yvonne Printemps. De eerste CD geeft een portret van Printemps waarin diverse personen zoals Poulenc en Fresnay over haar vertellen geïllustreerd met geluidsfragmenten. De tweede CD bevat opnamen van de periode dat Printemps met Guitry werkte met fragmenten uit de operette ‘Mozart’ van Reynaldo Hahn, waarin Yvonne Printemps de titelrol zong tijdens de wereldpremière in 1925 en ‘Conversation Piece’, dat Noël Coward voor haar schreef in 1934. De derde CD omvat de episode Fresnay met de beroemde fragmenten uit de fantastische films ‘Trois Valses’ (1937) en ‘La Valse de Paris’ (1949) en het bekende “Les Chemins d’Amour”, dat Francis Poulenc voor haar componeerde. De vierde CD bevat nog diverse andere rariteiten. Het zijn maar een paar van de hoogtepunten uit haar lange carrière. De box bevat in totaal tien fragmenten, die niet eerder op CD verschenen, waarvan “Le Cosaque” van Moniusko en “On s’adore” van Messager op CD2 en “Le Cimetière de Campagne” van Hahn op CD4 de meest interessante zijn. Keer op keer betovert Yvonne Printemps de luisteraar met haar persoonlijkheid en uitdrukkingskracht. Het boekje bevat fraaie foto’s plus een klein essay en een CV in het Frans en alle transfers zijn uitstekend gedaan. Een box voor de puristen, die hun verzameling compleet willen maken én voor hen die nog geen CD van deze prachtige zangeres in de kast hebben staan. (Marianne Melodie 480824)
***** Net nu de Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek haar roldebuut heeft gemaakt in de opera ‘Francesca da Rimini’ van Riccardo Zandonai (1883 – 1944) is de live-opname met de Turkse sopraan Leyla Gencer op CD heruitgebracht. In de jaren negentig was de uitvoering van 16 maart 1961 in Triest al op Arkadia verschenen, maar deze uitgave was al jaren niet meer leverbaar. Gencer was ten tijde van deze uitvoering nog maar 33 jaar en op de top van haar kunnen. Het is zover bekend de enige opname van Gencer in de rol van Francesca, de partij waarmee zij in 1956 haar Amerikaanse debuut maakte in San Francisco. Wie haar scoops en glottisslagen op de koop toe neemt, hoort een fantastische Francesca. Zowel de lyrische als dramatische aspecten van de rol beheerst zij volkomen. Opvallend overigens van hoeveel sopranen er goede vertolkingen van Francesca bewaard zijn gebleven op toonband, zoals een dramatische Maria Caniglia, een expressieve Magda Olivero, een vol ronde Ilva Ligabue en een prachtig lyrische Marcella Pobbe. De Italiaanse tenor Renato Cioni is naast Leyla Gencer uitstekend als een stralende Paolo. In het jaar van deze uitvoering maakte Cioni – deze maand wordt hij trouwens 83 jaar – zijn debuut in San Francisco en in de Scala en nam hij ‘Lucia di Lammermoor’ en ‘Rigoletto’ in de studio op voor Decca. Hij laat horen dat Paolo een echt veristische rol is. Geweldig het applaus dat hij krijgt na zijn “Inghirlandata di violette”. De Italiaanse bariton Anselmo Colzani is – net als Cornell Macneil was – een ruwe Giovanni, is hierdoor een goed contrast met Paolo en maakt daarmee de afkeer van Francesca van hem geloofwaardig. Ostasio wordt hier gezongen door Enzo Viaro. Zijn bas is eigenlijk een betere keuze voor Francesca’s strenge broer dan de bariton die Zandonai zelf voorschreef. De Italiaanse dirigent Franco Capuana was een voorvechter van 20ste-eeuwse, Italiaanse opera’s en toont zich hier opnieuw – net als in zijn ‘Aida’ met Gencer – een attente begeleider in de goede, traditionele betekenis van de benaming. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en de rolverdeling geen informatie. (Walhalla WLCD 0348)
***** De opera ‘Treemonisha’ van de Amerikaanse componist Scott Joplin (1868 – 1917) is een belangrijk werk. Het is de enige opera over “African-Americans” in de zogenaamde Reconstruction Era, de tijd van sociale hervormingen na de Amerikaanse burgeroorlog. De opera heeft een aparte plaats in de geschiedenis van Amerika. De zwarte Joplin schreef zelf het libretto, voltooide de opera in 1910 en bracht het pianouitstreksel in eigen beheer uit. Zover bekend is de opera ten tijd van zijn leven slechts een enkele keer opgevoerd met piano en heeft Joplin het werk nooit georkestreerd. In de jaren zeventig werd ‘Treemonisha’ herontdekt, nadat Joplins ragtime ‘The Entertainer’ in de soundtrack van de film ‘The Sting’ werd gebruikt. De opera is expressief en stilistisch uniek. Zij bevat 27 nummers inclusief een aantal aria’s, recitatieven, duetten, een kwartet en acht koordelen en men hoort “hollers”, spirituals, vioolmelodieën, hymnen, ballades, walsen en marsen. De opera vertelt het verhaal van een jonge zwarte vrouw Treemonisha, die de zwarte gemeenschap leert over de bevrijdende kracht van opleiding en gaat over onwetendheid, racisme, mensenrechten, armoede en fysieke en emotionele pijn. In 1975 werd ‘Treemonisha’ opgenomen in de studio met het Houston Grand Opera Orchestra. Deze georkestreerde versie met een groot orkest was echter gestoeld op het model van de huidige tijd en niet op de uitvoeringspraktijk van vroeg 1900. Dirigent Rick Benjamin heeft nu een nieuw arrangement geschreven, waarbij het pianouittreksel van Joplin als uitgangspunt werd gebruikt. Joplin noteerde in dat pianouittreksel op bepaalde plaatsen enkelvoudige instrumenten en dit bracht Benjamin op het idee, dat Joplin het zogenaamde 12 leden tellende Eleven & Pno orkest uit vroeg 1900 in gedachten moet hebben gehad. Deze authentieke versie van ‘Treemonisha’ heeft Benjamin nu opgenomen op CD voor het label New World Records. De orkestratie klinkt lichter en daardoor traditioneler. De zangers op de opname zijn niet de beste klassiek zangers die je je kunt voorstellen, maar wel in de stijl van het genre. De sopraan Anita Johnson heeft een mooi lyrisch timbre voor de titelrol van Treemonisha. Haar plechtige finale “We will trust you as our leader” zingt zij beeldschoon. De bas Frank Ward, Jr. is een warme vader Ned. Hij besluit zijn hymne “When villains ramble far and near” met een fraaie lage D. De alt AnnMarie Sandy is een evenzo warme moeder Monisha. Haar aria “The sacred tree” doet denken aan de heilige boom van Siegmund. De tenor Chauncey Packer zingt de rol van vriend Remus en zijn wals “Wrong is never right” met octet zingt hij aangenaam. Deze opname is een sympathiek initiatief. De uitgave gaat vergezeld van een ruim 100 pagina’s tellend boek met een uitgebreide biografie, essay en libretto, maar zonder synopsis. (New World Records 80720-2)
***** De werken van Franz Schreker (1878 – 1934) waren aan het begin van de vorige eeuw zeer geliefd en tijdens zijn leven alleen al werden er meer dan 1000 voorstellingen van zijn opera’s gegeven. Het tij keerde echter toen hij – vanwege het feit dat hij een Joodse vader had – in 1932 ontslag moest nemen als President van de Berliner Musikhochschule. Twee jaar later stierf Schreker na een herseninfarct. Het label Capriccio heeft drie CDs met werken van Schreker verzameld in een box en heruitgegeven. Het meest interessant is het ‘Schwanensang’ op.11 voor koor en orkest (1902). De tekst hiervan is van Dora Leen, die ook het libretto schreef voor Schrekers opera ‘Flammen’ en voor enkele liederen van zijn opp. 1, 2 en 7. Dora Leen werd vanwege haar Joodse origine in 1942 gedeporteerd en in Auschwitz vermoord. ‘Schwanensang’ is een vroeg werk van Schreker met een verbazingwekkend welklinkende koorpartij en fijngevoelig orkestpartij. Zijn theatrale talent toont zich hier al door de variatie in kleuren, de contrasterende gevoelens en de opbouw in spanning van het “Da senkt sich das Geschick” via “Und leise, leise” naar de recapitulatie “Rings durch den dufterglühten Hain”. Verder staat op de CD nog de liederencyclus ‘Fünf Lieder für tiefe Stimme und Orchester’ uit 1909, die Schreker orkestreerde in 1923, over de wanhoop van een vrouw die zich voorstelt zelfmoord te plegen, nadat zij verlaten is door haar geliefde. Schreker zoekt hier de grenzen van de tonaliteit en gebruikt het “Tristan-akkoord” als onvervuld verlangen en zelfs als parodie. De Duitse Mechtild Georg zingt de liederen met grote, rijpe mezzosopraan. De acteur Gert Westphal is op twee CDs te horen als spreker in het melodrama ‘Das Weib des Intaphernes’ en de werken “Immer hatt’ ich noch Glück im Leben”, “Wollte ich hadern mit Glück und Schicksal”, “Fagea” en “Die Sturmglocke”. Dirigent Peter Gülke en het WDR Rundfunkorchester Köln hebben goed gevoel voor de benadering van Schrekers ongewoon muzikale wereld. De derde CD is nog gewijd aan pianotranscripties van de suite ‘Der Geburtstag der Infantin’ en de ‘Kammersymphonie’ uit 1916. (Capriccio C 7088)
***** De wereldpremière van de opera ‘Die schweigsame Frau’ van Richard Strauss (1864 – 1949) in 1935 te Dresden onder leiding van de dirigent Karl Böhm was een unieke gebeurtenis en schond alle wetten van het Nazi regiem. De tekst van de opera was geschreven door de Joodse librettist Stefan Zweig en lokte woedende reacties uit van Hitler en Goebbels. Na de derde voorstelling werd de opvoeringsreeks dan ook gestaakt. Zweig was inmiddels met zijn echtgenote gevlucht naar Oostenrijk en ging vervolgens via Engeland en Verenigde Staten naar Rio de Janeiro. Daar pleegden zij in 1942 depressief over de groeiende intolerantie en hopeloosheid zelfmoord door middel van een overdosis slaapmiddelen. Zij werden in hun huis hand in hand gevonden. ‘Die schweigsame Frau’ wordt nog maar zelden opgevoerd, dit jaar alleen maar in de Duitse plaats Chemnitz. Er zijn zo’n tien opnamen beschikbaar van de opera, waaronder slechts één studio-opname op EMI. De uitvoering van 22 september 1961 in het Teatro Colón van Buenos Aires is nu voor zover bekend voor het eerst op CD verschenen. Van de bas Kurt Böhme was al een opname als Sir Morosus op het label Orfeo uitgebracht van een uitvoering uit 1971 in de Bayerishe Staatsoper onder leiding van Wolfgang Sawallisch. Böhme zet met zijn opvallende Sprechgesang een uitstekende, grillige gepensioneerde admiraal neer. En eindelijk bij Richard Strauss eens geen finale voor de sopraan, maar voor de bas! Fritz Wunderlich zong diens lang verloren neef Henry ook in 1959 tijdens een opvoering in de Wiener Staatsoper onder leiding van Karl Böhm en deze opname verscheen eerder op DG. Een betere Henry is er op CD gewoon niet te vinden. Ingeborg Hallstein is een virtuoze Amina. Helaas is haar grote, hilarische zangles aan het begin van de derde akte rigoureus ingekort. Heinz Friedrich als Der Barbier is een sterke intrigant en luxe bezet is Renate Holm als een spichtige Isotta (bij de wereldpremière gezongen door Erna Sack). Het ensemble heeft plezier aan de opvoering, ook al is dirigent Heinz Wallberg enigszins saai. En helaas zijn er enorme (maar bij live-uitvoeringen gebruikelijke) coupures. Het CD-boekje bevat behalve de trackindeling en rolverdeling helaas geen informatie. (Myto 00295)
***** De discografie van de opera ‘Rusalka’ van Antonín Dvořák (1841 – 1904) is vrij uitgebreid. In 2010 verscheen op het label Glyndebourne nog een goede live-uitvoering en nu is op Orfeo de uitvoering van 17 augustus 2008 in de Weense Staatsopera uitgebracht. De productie zelf van de regisseurs Wieler en Morabito werd in Wenen en onlangs nog in Londen bijna unaniem verguisd, maar muzikaal is deze ‘Rusalka’ prachtig. Dirigent Franz Welser-Möst schept de klankbeeld magnifiek en haalt uit zijn Cleveland Orchestra een beeldschone toon. De Finse sopraan Camille Nylund is waarschijnlijk de beste Rusalka van dit moment. Haar warme, lyrische geluid is ideaal voor de titelrol. Haar “Maan-aria” in de eerste akte zingt ze mooi lyrisch en de opening van de derde akte “Necitelná vodní moci” berustend. De Poolse tenor Piotr Beczala is een stralende prins en de Amerikaanse sopraan Emily Magee als de prinses verleidt hem met krachtige stem en toch charme. De Amerikaanse bas-bariton Alan Held is een sterke, maar sympathieke watergnoom en de Duitse mezzosopraan Birgit Remmert schetst een goed portret van de heks. In het CD boekje ontbreken het libretto en de biografieën van de zangers, ook al is er wel een synopsis en een essay. De uitvoering had op 2 CDs gepast met een breuk in het tweede akte, maar gelukkig heeft Orfeo elk bedrijf van de drieakter op een aparte CD gezet. (Orfeo C 792 113 D)
***** Vanaf het midden van de jaren 50 werden een aantal Italiaanse operaproducties in Japan opgevoerd onder de titel Lirica Italiana en grote operazangers ontvlamden daarmee bij het Japanse publiek de liefde voor opera. De uitvoering in Tokyo van de opera ‘Tosca’ van Giacomo Puccini (1858 – 1924) op 22 oktober 1961 verscheen al eerder op DVD (VAI), maar zover bekend nog niet eerder op CD. De Italiaanse sopraan Renata Tebaldi was één van de belangrijkste vertolksters van Tosca in de jaren vijftig en de grootste van alle rollen, waarmee zij geïdentificeerd werd. Er bestaan van haar in de titelrol 15 opnamen. De allereerste registratie van Tebaldi als Tosca was in de Decca-studio in 1951 en de laatste opname is van 1970 uit de Met (label On Stage). Het was ook de rol, die zij in de Met het vaakst zong. Haar beste opnamen van de partij zijn uit de jaren 50 (denk aan de 1955 opname uit de Met met tenor Richard Tucker onder leiding van Mitropoulos). Toen zong zij Tosca zo mooi als geen ander. Deze uit Tokyo is dus een wat latere opname van Tebaldi en eigenlijk teleurstellend. Ze klinkt nooit echt ontspannen en de hoge noten zijn continu te laag. En op bepaalde momenten gedraagt zij zich helaas als een viswijf. Gianni Poggi is de schilder Mario Cavaradossi en klinkt soms als een Giuseppe di Stefano, maar is minder muzikaal en nogal hoekig. De bariton Giangiacomo Guelfi – die op 8 februari van dit jaar overleed – zet hier een angstaanjagende en toch elegante Scarpia neer. De veel te jong overleden dirigent Arturo Basile – op de top van zijn roem kwam hij op 54-jarige leeftijd tijdens een auto-ongeluk in 1968 om het leven – is een begeleider van de oude school. Compleet in het teken van de zangers leidt hij een gedisciplineerd NHK Symphony Orchestra. De opvoering heeft een goede sfeer mede dankzij het altijd enthousiaste Japanse publiek, dat ook gewoon applaudisseert tijdens de muziek. (Walhall WLCD 0340)