***** Ter gelegenheid van het 200ste geboortejaar Giuseppe Verdi (1813 – 1901) heeft het label EMI een box met 10 CDs uitgebracht, waarop hoogtepunten uit zijn opera’s in het Duits zijn opgenomen. Opera’s werden tot in de jaren zestig meestal gezongen in de taal van het land, waar de opera werd opgevoerd en de opera’s van Verdi werden in de eerste helft van de vorige eeuw vaak in het Duits gezongen. Het label Electrola nam in de jaren vijftig in de studio van Berlijn hoogtepunten van opera’s van Verdi op. Deze opnamen verschenen afzonderlijk al eerder op CD en zijn nu samengebracht in een fraaie box onder de titel ‘Flieg, Gedanke’ (de Duitse vertaling van het slavenkoor “Va, pensiero” uit ‘Nabucco’). Opvallend van deze opnamen het weinige Italianità van de Duitse zangers, maar daarentegen hun geweldige stemmen en enorme expressie. De hoofdrolspelers zijn Josef Metternich en Rudolf Schock. Metternich is te horen als Rigoletto, Luna, Germont, Amonasro, Alvaro, Posa en Iago. Hij is af en toe rauw, maar zo opwindend en met een enorme verstaanbaarheid en expressie. Metternich – docent van Jonas Kaufmann – was de enige Duitser die in de jaren vijftig in de Met mocht zingen. Ook Rudolf Schock is te horen in zeven Verdi-rollen: als Duca, Manrico, Alfredo, Riccardo, Radames, Carlo en Otello. Zijn vuur, zijn heldere dictie en zijn goede hoogte, zijn verve, spontaniteit en uitdrukkingskracht zijn geweldig. De opnamen op deze box worden veelal gedirigeerd door de betrouwbare Wilhelm Schüchter. Op CD1 is in hoogtepunten van ‘Rigoletto’ uit 1954 naast Metternich en Schock nog de sopraan Erika Köth te horen als een wonderschone Gilda. Ze maakt Gilda’s kuise liefde overtuigend. Aanvullend een aantal grote scènes van de opera met Köth en de bariton Marcel Cordes. CD2 bevat hoogtepunten uit ‘Il Trovatore’ met naast Schock en Metternich de wisselvallige sopraan Melitta Muszely als Leonora en de fenomenale Sieglinde Wagner als Azucena. Luister naar haar prachtige “Ai nostri monti”. CD3 bevat hoogtepunten uit ‘La Traviata’. De eerste akte is niet erg sterk vanwege opnieuw Muszely, die fraaie momenten heeft, maar soms ook volledig de plank misslaat. In de tweede akte zingen Schock en Metternich fantastisch. Een vreemde eend in de box is de scène van Germont en Violetta in het Italiaans gezongen door Rolando Panerai en Elisabeth Schwarzkopf. Op CD4 staan hoogtepunten uit ‘Un Ballo in Maschera’ van 1960 met Schock, een goede bijdrage van de mezzo Rut Siewert als Ulrica, de ontroerende sopraan Marlies Siemeling (Duitse van Nederlandse afkomst?) als Amelia en nu eens niet Metternich, maar de nog rauwere Marcel Cordes als Renato. CD5 bevat hoogtepunten uit ‘Don Carlos’. De opname is van 1973 en mogelijk voor de nostalgie van oudere luisteraars opgenomen, maar ver uit de tijd, dat Electrola Verdi-opera’s in het Duits opnam. Vooral de dames zijn interessant op deze opname. Luister naar de fenomenale vertolking van “O don fatale” door Brigitte Fassbaender en het indrukwekkende en majesteitelijke “Tu che le vanità” van Edda Moser. Ook op CD6 zijn het de dames die indruk maken in fragmenten uit ‘Aida’. Leonie Ryanek is prachtig in de titelrol. Luister naar haar mooie “O patria mia” en haar expressie in de twee duetten. Schock zingt een vreemde hoge Bes aan het einde van “Celeste Aida”, maar is verder een heldhaftige Radames en Metternich is een strenge vader Amonasro. Op CD7 en 8 staat een integrale, Duitstalige ‘Rigoletto’. Het is de soundtrack van de verfilming van de opera in München van 1963 met tenor Ernst Gutstein, sopraan Ingrid Paller en bariton Cesare Curzi. Zij kunnen zich helaas niet meten met het niveau van CD1. CD9 bevat grote Verdi-scènes met vooral fragmenten van de bas der bassen Gottlob Frick. Hij is te horen als Zacharias in een fragment met het slavenkoor uit ‘Nabucco’, als Padre Guardian in de kloosterscène uit ‘La Forza del Destino’ en als Philip in de grote aria uit de derde akte van ‘Don Carlos’ en de scène met de Groot Inquisitor. Indrukwekkend het geluid van zijn “Schwarze Bass”. Verder is hij te horen als Ramphis in fragmenten uit ‘Aida’ uit 1958 en 1960. Interessante keuze hier is Betty Allen als Amneris. Haar rijke en eerlijke mezzosopraan bezit een stralende hoogte, een donker borstregister en fluwelen pianissimi. Hildegard Hillebrecht is een mooie Aida, Rudolf Schock is opnieuw Radames en Pilar Lorengar (toen net geëngageerd bij de Deutsche Oper Berlin) is de priesteres. Op CD10 staan diverse Verdi-scènes, die allemaal in de jaren vijftig in Berlijn opgenomen werden. Zo is er een prachtig verstilde “Pace, pace, mio Dio” door Leonie Rysanek, vurige duetten van Metternich en Schock in ‘La Forza del Destino’ en ‘Don Carlos’, een indringend vertolking van “Il lacerato spirito” uit ‘Simon Boccanegra’ door Frick, “De’ miei bollenti spiriti” inclusief cabaletta van Alfredo ‘La Traviata’ door Josef Traxel (afgesloten met een hoge C) en Nannetta’s arietta uit ‘Falstaff’ door een verrukkelijke Erika Köth. Tenslotte vier schitterende fragmenten uit ‘Otello’ opgenomen in 1955 en 1957 gezongen door Rudolf Schock in de titelrol, Elisabeth Grümmer als een onvergetelijk als Desdemona en Josef Metterich. Deze EMI box is met name gericht op de Duitse markt en in het boekje is dan ook het korte essay van Thomas Voigt alleen in het Duits afgedrukt. (EMI 4 16651 2)
***** Stanisław Moniuszko (1819-1872) was één van de meest populaire, Poolse componisten van zijn tijd. Hij schreef twaalf opera’s, waarvan ‘Halka’ (1848) and ‘Strazny dwór’ (1865) de bekendste zijn. In 2009 verschenen op het Poolse label Dux al opnamen van drie opera’s van Moniuszko – ‘Halka’, ‘Flis’ (1858) en ‘Paria’ (1869) – en nu is zijn opera ‘Verbum Nobile’ (1861) bij Dux op CD verschenen. ‘Verbum Nobile’ ging in 1861 in het Teatr Wielki van Warschau in première, maar werd niet lang opgevoerd. Rond die tijd begonnen de onrust en demonstraties, die leidden tot de Januari Opstand van 1863, waarna door de Russen theaterbezoek in Polen verboden werd. Veel opera’s van Moniuszko zijn kort: ‘Halka’ en ‘Paria’ zo’n duren net twee uur, ‘Flis’ en ‘Verbum Nobile’ duren nog geen uur. ‘Verbum Nobile’ is een komische eenakter op een libretto (in het Pools) van Jan Chęciński. Het verhaal speelt zich af in de 18e eeuw en draait om het erewoord dat Serwacy ooit gaf aan zijn jeugdvriend Marcin waarmee hij hem beloofde, dat zijn dochter Zuzia ooit diens zoon Michał zou mogen trouwen. In zijn aantrekkelijk partituur biedt Moniuszko een overtuigend portret van het Poolse leven. Hij heeft een eigen geluid en goed stijlgevoel voor opera, dat in het midden van de 19e eeuw zo populair was in Polen voor een vaderlandslievend publiek. De muziek zit vol nationale motieven en volksmuziek en soms komen Von Weber, Donizetti en Tchaikovsky om de hoek kijken. ‘Verbum Nobile’ is idyllisch, warm en bevat satirische elementen. De sopraan Aleksandra Buczek is schitterend als Serwacy’s dochter Zuzia. Luister naar haar prachtig verdrietig gezongen dumka (ballade) “Jak tu ująć żal na wodze”. De bariton Michał Partyka is Marcins zoon Stanisław alias Michał. Hij is één van die uitstekende Poolse baritons van deze tijd. Luister naar zijn schitterende aria “Nakaż niech ożywcze słonko”. De bassen Aleksander Teliga als Serwacy, Janusz Lewandowski als Bartłomiej en de baritone Leszek Skrla als Marcin zijn in hun element in hun buffo-rollen. Het Orkiestra Opery na Zamku begeleidt de stemmen fraai en het Zamku Opera koor levert een heldere bijdrage. Dirigent Warcisław Kunc verdient net als bij ‘Flis’ en ‘Paria’ alle lof voor de natuurlijke stijl, die hij aan de uitvoering geeft. De opname van de Operze na Zamku van juli 2010 in Szczecin is goed met een uitstekende balans tussen de stemmen en het orkest. Dit is een uitstekende uitgave, die het verdient om beluisterd te worden. Het begeleidende boekwerk bevat de integrale tekst in het Pools met een Engelse, Duitse en Italiaanse vertaling en tevens een informatief essay van Piotr Urbański. Dit is een gedegen bijdrage aan de operacatalogus. Dux maakt opnieuw met een opname Moniuszko’s opera’s toegankelijk voor het modern publiek, waardoor de waardering voor de componist wordt bevorderd. (Dux 0783)
***** In het 100ste geboortejaar van Benjamin Britten (1913 – 1976) zullen veel opnamen van de Britse componist verschijnen. Op het label Virgin Classics is nu zijn derde opera ‘The Rape of Lucretia’ op CD uitgebracht. De kameropera ging in première tijdens het eerste naoorlogse seizoen van Glyndebourne op 12 juli 1946 met Kathleen Ferrier – haar operadebuut en één van de slechts twee operarollen die zij zong – en Nancy Evans alternerend in de titelrol. In oktober van dat jaar verzorgde hetzelfde gezelschap een aantal uitvoeringen in Amsterdam. Over de datum en dirigent van de geluidsopname uit deze serie in Amsterdam bestaat overigens onduidelijkheid (Gala GL 100560). Is het de première op 2 oktober gedirigeerd door Britten zelf, de matinee van 5 oktober gedirigeerd door Hans Oppenheim of de avondvoorstelling van 5 oktober onder leiding van Reginald Goodall? In 1947 werd de opera in Glyndebourne hernomen in een radicale revisie van Britten door de nieuw opgerichte English Opera Group van Britten zelf en van deze revisie werd een bruut ingekorte versie opgenomen in de EMI studio (EMI CMS 7 64727 2). Beide genoemde eopnamen zijn belangrijke documenten. Van de revisie van ‘The Rape of Lucretia’ werd in juni 2011 concertuitvoeringen gegeven tijdens het Aldeburgh Festival, dat in 1948 was opgericht door Britten zelf, zijn partner / tenor Peter Pears en de schrijver / regisseur Eric Crozier. Van deze uitvoeringen is een live-opname verschenen bij Virgin Classics. De kracht van deze uitvoering is dirigent Oliver Knussen. Zijn lezing is meer snijdend en dramatisch dan de andere beschikbare opnamen. Hij laat de gevarieerde kleuren van de orkestratie fraai opbloeien; rijke en vol bij de ensembles en subtiel in de solopassages. En de finale is hartverscheurend. Angelika Kirschlager is meer gepassioneerd dan nobel. Op verschillende plaatsen waar Kathleen Ferrier en Nancy Evans frasen op één adem zingen, onderbreekt Kirschlager helaas de lijn door meerdere ademteugen. Ian Bostridge als de Male Chorus en Susan Gritton als de Female Chorus zijn verstaanbaar en geven betekenis aan elk word. Beide zangers kunnen zich meten met hun voorgangers Pears en Joan Cross. Christopher Purves is een beminnelijke, bijna vaderlijke Collatinus. Peter Coleman-Wright is een woeste Tarquinius en in de kleinere rollen zijn Benjamin Russell als Junius, Hilary Summers als Bianca en Claire Booth als Lucia prima bezet. De levendige opname bezit een warme akoestiek en vangt elk detail. Het CD boekje bevat een zwak essay van Colin Matthews, waarin hij de zelfmoord uit schande van Lucretia als “not obvious” en de Christelijke vergeving aan het einde van de opera als een “artifice” bekritiseerd. Verder concludeert hij dat de betekenis van Lucretia’s “Oh, my beloved Collatinus” in de revisie verloren is gegaan door het weglaten van de aria van Collatinus in de eerste akte. Zijn kritiek is allemaal nogal kort door de bocht en siert deze CD uitgave niet. Verder is er slechts een volledig libretto in het Engels zonder vertalingen. (Virgin Classics 60267221)
***** Martina Arroyo had een grote international operacarrière gedurende de jaren zestig tot en met tachtig. Zij maakte onderdeel uit van de eerste generatie zwarte operazangers, die wereldwijd succes hadden en raciale barrières in de operawereld doorbraken. Arroyo zong al aan de Metropolitan Opera van New York toen Leontyne Price nog haar Met-debuut moest maken. Legendarisch is het verhaal dat Arroyo haar auditie voor Herbert van Karajan aan de Weense Staatsopera moest afzeggen, omdat zij de avond ervoor haar stem had hees geschreeuwd met bravo’s voor Tebaldi, Corelli en Bastianini in ‘Andrea Chenier’. In 1968 gaf Arroyo een concert tijdens het wereldberoemde festival van het Duitse kasteel Schwetzingen. Het was het jaar waarin zij haar debuut maakte in Israel, voor het eerst in Engeland zong als Valentine in een concertante uitvoering van ‘Les Huguenots’ van Meyerbeer in Londen en haar debuut maakte in Covent Garden én bij de Philadelphia Lyric Opera als Aida. Arroyo was toen nog maar begin dertig. Het concert in Schwetzingen is opgenomen en nu op CD verschenen bij het label Hänssler Classic in de editie Schwetzinger SWR Festspiele. Tijdens het recital zong zij drie liederen van Rossini, Duitstalige liederen van Schubert, Brahms en Dvořák en vier spirituals. Indrukwekkend haar veelzijdigheid, haar taalgevoeligheid, haar rijke, warme en ronde sopraan en de vloeiende frasen. De liederen van Rossini (luister naar de fraaie coloraturen in “La Danza”) en de spirituals zijn het meest interessant. Enige kanttekening is dat het niet allemaal even verstaanbaar is en soms enigszins eenkleurig. Maar de CD is een belangrijke uitgave, omdat het de enige CD is, waarin Arroyo in het liederenrepertoire te horen is. De Amerikaanse pianist Leonard Hokanson – ook vaste begeleider van Hermann Prey – is ronduit fantastisch, maar wordt in het CD boekje verder niet genoemd. (Hänssler Classic CD 93.719)
***** De Amerikaanse mezzosopraan Frederica von Stade maakte in 1970 op haar 25e haar debuut in de Metropolitan Opera van New York en zong aan de Met haar volledige repertoire. Zij debuteerde vier jaar later in Salzburg als Cherubino in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart. In Salzburg gaf zij ook meerdere concerten en het recital van 1986 is nu op CD uitgegeven door het label Orfeo. Met programma opent met vier liederen van Fauré en drie van Richard Strauss, een verstandige keuze om met deze eenvoudige liederen het publiek te laten wennen aan je stem. De liederen van Fauré krijgen een mooie frasering en het Frans van Von Stade is prachtig. De liederen van Richard Strauss lijden onder haar dunne middenregister en onrustige vibrato. Daarna zingt zij de ‘Lieder eines fahrenden Gesellen’ van Gustav Mahler, waarbij pianist Martin Katz je bijna de orkestpartij laat vergeten. Von Stade mist hier het donkere timbre en het grote gebaar, ook al geeft zij veel expressie aan. Na de pauze komen de bleke klank en de charme van Von Stade beter tot hun recht. De Amerikaanse liederen “Why do they shut me out of heaven” van Copland, “Serenity” en “Memories” van Ives en het fantastische “Vocal Modesty” van Pasatieri krijgen een fraai populaire nerf. Hetzelfde geldt voor de volksliedjes van Canteloube en drie ‘Brettle-Lieder’ van Schönberg. Het nietige “Fêtes galantes” van Poulenc en de geestige aria uit ‘La Périchole’ van Offenbach sluiten het recital af. Het was een veelzijdig en moedig programma, waarbij Von Stade veel risico nam. (Orfeo C 870 121 B) *****
***** “Pedant” is het eerste woord dat opkomt bij het beluisteren en bekijken van deze heruitgave van ‘Einstein on the Beach’ van Philip Glass en Robert Wilson. De box bevat een DVD met de documentaire ‘The Changing Image of Opera’ en een CD met opnamen van hoogtepunten uit ‘Einstein on the Beach’. In de documentaire komen in bijna een uur betrokkenen bij de productie van ‘Einstein on the Beach’ aan het woord. Robert Wilson vertelt dat hij naar de Metropolitan Opera ging en opera haatte, naar Broadway ging en Broadway haatte, een uitvoering met composities van John Cage bezocht en weg was van John Cage en een voorstelling van Balanchine bezocht en weg was van Balanchine. Zo wordt in de documentaire voortdurend gesproken. Het doet terugdenken aan de film ‘Glass – A Portrait Of Philip In Twelve Parts’, waarin Wilson en Glass lachen om de mensen die volgens hem zijn werk niet hebben begrepen. Je kan je afvragen of het juist niet de wens van een kunstenaars zou moeten zijn om het publiek – waaronder critici – deelgenoot te maken van hun werk. Verder is ‘The Changing Image of Opera’ informatief, maar bevat het weinig nieuws. Het voordeel van deze uitgave is de CD met 77 minuten “hoogtepunten” uit ‘Einstein on the Beach’. Het Philip Glass Ensemble nam in 1984 deze 21 tracks op, waarin de thema’s van de opera aan bod komen. Michael Riesman – sinds de première in 1976 verbonden met ‘Einstein on the Beach’ – bewerkte de opnamen. Het is een prima uitgave voor hen, die de uitvoering in Het Muziektheater hebben moeten missen en / of geen tijd hebben om de semi-integrale opname van de opera op Sony te beluisteren. Deze uitgave is uitgebracht op het label van Philip Glass zelf Orange Mountain Music en bevat helaas geen boekje met informatie. (Orange Mountain Music 0082)