1.
De Italiaanse dirigent Vittorio Gui begon zijn studie naar de opera’s van Rossini in de jaren twintig en zorgde voor een Rossini-revival in Italië. Hij creëerde de “Glyndebourne-Rossini-stijl” en nam met het gezelschap van het festival tussen 4 en 11 september 1962 de opera ‘Il Barbiere di Siviglia’ in de studio van Londen op. Als Rosina koos hij de Spaanse sopraan Victoria de los Ángeles, die nog nooit in Glyndebourne had gezongen en Gui zelf omschreef haar als “een roos, die niet zonder doornen is”. De los Ángeles is een voorbeeldige en geboren Rosina. Zij is betoverend, elegant en het is alsof de mezzoversie voor haar geschreven is. Zij had de rol in juni 1952 ook al in de studio opgenomen, maar die Milanese opname bevat coupures en er zijn zwakheden in de bezetting van de mannen. De “Gui Mannenstemmen” zijn voortreffelijk. De Italiaanse bariton Sesto Bruscantini is een geestige en levendige Figaro met een fraai buffo geluid, ook al is hij geen coloratuurwonder. Het andere lid van het Gui-trio was de Britse bas-bariton Ian Wallace. Zijn Bartolo bezit authenticiteit en biedt goed contrast met de andere stemmen. De Peruaanse tenor Luigi Alva was in de jaren vijftig en zestig de grote Almaviva. Hij heeft de ideale klank voor de graaf. Zijn tenor is mooi egaal en zijn hoogte sterk, maar ook bij hem zijn de coloraturen niet strak. Gui herstelde voor de Italiaanse bas Carlo Cava Basilio’s aria “La Calunnia” in het originele D en niet in C, zoals Chaliapin de aria had geïntroduceerd en zij op alle andere opnamen in deze discografie wordt gezongen. De recitatieven zijn verrukkelijk en de ensembles een genot. Vittorio Gui zelf zorgt met het Royal Philharmonic Orchestra voor brio, sierlijkheid en ironie en zijn tempi zijn uiterst solide.

EMI 5 67762 2 (2CDs)

2.

DVD_CD_Barbiere_EMI_2Deze studio-opname ‘Il Barbiere di Siviglia’ werd door EMI tussen 7 en 14 februari 1957 in Londen gemaakt. De sopraan Maria Callas bleek naast haar dramatische talenten zeker ook komische te hebben. Zij zong de rol van Rosina vijf maal op het podium, tussen 16 februari en 15 maart 1956 in de Scala van Milaan. Daar was zij een nog enigszins overdreven Rosina, maar in de studio hield Callas altijd in. Resultaat is een kokette protegé met ongelooflijk veel vocale kleuren. Zij maakt een hybride tussen de mezzo- en de sopraanversie, die zij met virtuoze bravura uitvoert. Toch zijn er momenten, waarop de tonen niet zuiver zijn. Bovendien is het “Contro un cor” ingekort en heeft deze aria een vreemde cadens aan het slot. De Italiaanse bariton Tito Gobbi is in de titelrol uitmuntend. Hij was één van de weinige baritons – naast Thomas Allen en tegenwoordig Nicola Alaimo – die alle coloraturen van de partij kunnen zingen. Zijn stem is vol kleuren, ook al wordt het af en toe enigszins foezelen. Ook hier zingt Luigi Alva de rol van Almaviva, nu vijf jaar eerder. De Griekse bas Nicola Zaccaria was ten tijde van de opname nog maar 33 jaar en toen al een fantastische Basilio. Van het “Zitti, zitti” is een flink stuk geschrapt en aan het begin van dit terzet ruilt Callas van beurt met Gobbi. In de finale II “Di sì felice innesto” wisselt zij bovendien haar vocale partij met die van Almaviva. De Italiaanse dirigent Alceo Galliera was een favoriet van EMI-producer Walter Legge en leidt het zorgvuldig spelende Philharmonia Orchestra muzikaal onomwonden.
EMI 4 56444 2 (2CDs)

3.

DVD_CD_Barbiere_Cantus_1Deze opname van ‘Il Barbiere di Siviglia’ ontstond in 1955 in Florence voor het label Decca. Het evenwichtige herenkwartet van deze opname is daarna nauwelijks nog geëvenaard. De Italiaanse bariton Ettore Bastianini is een opwindende barbier met een grote, indrukwekkende en snijdende heldenbariton. Zijn opkomst “Largo al factotum” is één van de meest boeiende op plaat. Hij is het bewijs dat een Verdi-bariton prima kan passen in de partij van Figaro. De Italiaanse tenor Alvino Misciano heeft een geschikte tenor voor Almaviva. Hij heeft een mooie balans tussen het zingen in voix mixte en het volle kopregister en de fioratura passages zijn fraai legato. De Italiaanse bas Cesare Siepi is een fenomenale Basilio en de Zwitserse buffo-bas Fernando Corena een schitterende Bartolo. De Italiaanse mezzosopraan Giulietta Simionato is een kwestie van smaak. Op deze opname is zij minder Amneris dan op de RAI-opname van ‘Il Barbiere di Siviglia’ uit 1950 voor Cetra. Simionato verslikt zich zo nu en dan in de coloraturen, maar is altijd expressief en af en toe heerlijk koket. De Italiaanse dirigent Alberto Erede weet met het orkest van de Maggio Musicale Fiorentino steeds de juiste stuwing vast te houden. Helaas zijn in de finale II “Di si felice” de strofes van Almaviva en Rosina gecoupeerd. De opname is niet meer leverbaar op het oorspronkelijke label Decca, maar deze leemte is door het label Cantus opgevuld.
Cantus 5.00889 (2CDs)

4.

DVD_CD_Barbiere_DeccaOok deze opname van ‘Il Barbiere di Siviglia’ werd gemaakt voor het label Decca. In de studio van Watford in Noord-West Londen kwamen in juni 1982 de beste Rossini-zangers van de jaren tachtig bij elkaar. Drie sterke persoonlijkheden lieten zich hier door dirigent Neville Marriner muzikaal leiden en de interactie tussen de zangers is uitstekend. De Engelse bariton Thomas Allen is naast Tito Gobbi waarschijnlijk de beste Figaro op CD. Zijn barbier is geestig, vluchtig en scherp. Net als Gobbi gebruikt hij veel mezzavoces en falsettonen om nuances aan te geven en zingt hij alle coloraturen en hoge noten. Zijn Italiaans is voortreffelijk. De Griekse mezzosopraan Agnes Baltsa is door haar duidelijk gescheiden registers niet altijd even charmant, maar wel geestig in haar voordracht en indrukwekkend in haar versieringen en topnoten. Francisco Araiza is één van de beste Almaviva’s van de laatste decennia. Zijn fraaie legatolijnen, frasering en staccato coloraturen zijn een genot om te horen. Heerlijk om de lastige – vaak weggelaten – aria “Cessa di più resistere” zo fantastisch gezongen te horen. Neville Marriner biedt de zangers niet alleen ondersteuning met zijn Academy of St Martin in the Fields, maar geeft ook goed richting aan. Van alle studio-opnamen van de laatste 50 jaar de meest interessante!
Decca 478 2497 (2CDs)

5.

DVD_CD_Barbiere_DGOok deze opname ontstond in de Town Hall van Watford bij Londen, maar ruim tien jaren eerder in september 1971. Rosina was de glansrol van de Spaanse mezzosopraan Teresa Berganza en er bestaan maar liefst negen opnamen van haar in de rol, waaronder twee studio-opnamen. Zij zingt net als Baltsa de pure mezzoversie. Berganza is één van de meest elegante Rosina’s op CD, maar zij is nooit echt koket. Zij is hier lichter dan op de studio-opname voor Decca in juli en augustus 1964 te Napels en ook de rest van de bezetting was voor de opname in Londen verbeterd. De bariton Hermann Prey heeft slappe versieringen, intoneert vaak te laag en klinkt Duits, maar is een sterke persoonlijkheid en als Figaro een man van de straat. De Italiaanse buffo-bas Enzo Dara is ’s werelds beste Bartolo. Verder voor de derde keer Luigi Alva, bijna 15 jaar na de opname met Callas en zijn coloraturen zijn hier opvallend strakker geworden. Hier zingt hij eindelijk de laatste strofe van de finale, maar weer wordt zijn aria “Cessa di più resistere” weggelaten. De Italiaanse dirigent Claudio Abbado laat het London Symphony Orchestra zorgvuldig, elegant, helder en glansrijk spelen.
Deutsche Grammophon 457 733-2 (2CDs)

BONUS:

DVD_CD_Barbiere_GalaDit is een opname van een uitvoering van ‘Il Barbiere di Siviglia’ op 19 juni 1962 in het kader van het Holland Festival. Grote namen waren voor deze opvoering naar Nederland gehaald. Opnieuw Teresa Berganza, die hier live wilder is dan in de studio. De Italiaanse bariton Renato Capecchi zou later een goede Bartolo zijn en zingt Figaro in de stijl van Bruscantini. Buffo, geestig en levendig, maar ook hij is geen coloratuurwonder. De Italiaanse bas Ugo Trama geeft als Basilio een les in belcanto en virtuoos parlando. Voor de vierde keer Luigi Alva als Almaviva, een half jaar vóór zijn studio-opname onder leiding van Gui. Fernando Corena is opnieuw een geestige Bartolo. Nederlandse bijdragen van Gé Genemans als Fiorello en Jos Borelli als Un Ufficiale en Marilyn Tyler is Berta. Carlo Maria Giulini is met het Residentie Orkest wat zwaar op de hand. Het publiek vermaakt zich kostelijk, te horen aan het lachen en de open doekjes. Een ‘Barbiere’ met een Nederlands tintje.
Gala GL 100.579 (2CDs)

DVD_CD_Barbiere_Cantus_2Deze studio-opname van november 1929 voor het label Columbia is een feest om naar te luisteren. Rosina wordt gezongen door de Spaanse sopraan Mercedes Capsir. Zij zong Rosina voor het eerst in 1916 in het Liceu van Barcelona en was in de rol 25 jaar lang te horen in onder andere Monte Carlo, Berlijn, Rome, Lissabon, Stockholm en de Scala. Capsir is een fantastische coloratuursopraan met spectaculaire versieringen. Rosina zingt tijdens zangles van de tweede akte niet “Contro un cor” van Rossini, maar “Un verde praticel pien di bei fiori” op een thema van Mozart, zoals de sopranen in die tijd gewend waren een bravura-werk in te lassen. Italianen moesten voor de coloratuursopranen vaak zangeressen uit het buitenland halen, maar voor de overige rollen zijn uitsluitend Italianen bezet. De bariton Riccardo Stracciari is een fenomenale Figaro. Luister naar zijn woordenval in het recitatief na “Largo al factotum”. Ongeëvenaard! Dan pas wordt Bartolo’s commentaar “Orsù, meno parole” geloofwaardig. De tenor Dino Borgioli in een warme Almaviva en zijn heerlijke rallentandi in de aria’s gebruikelijk voor die tijd. De buffo-bas Salvatore Baccaloni zingt in de eerste akte niet de aria “A un dottore della mia sorte” van Bartolo, maar “Manco un foglio” van Pietro Romani, de dirigent die de herneming van ‘Il Barbiere di Siviglia’ in Florence kort na de wereldpremière leidde. Deze inserties en aanpassingen waren gebruikelijke praktijken in die tijd. De recitatieven zijn helaas flink gecoupeerd, waardoor het verhaal niet altijd goed uit de verf komt. Zo is de zevende scène van de tweede akte – waarin Bartolo aan Rosina vertelt dat Lindoro haar aan Almaviva zal overgeven – geschrapt. Door dit weg te laten, wordt haar afwijzing van Lindoro in de achtste scène onduidelijk. Dirigent Lorenzo Molajoli begeleidt met het Orchestra del Teatro alla Scala di Milano buigzaam.
Cantus 500729 (2CDs)