25-04-2021

De Duitse mezzosopraan Christa Ludwig is op 24 april 2021 in haar woonplaats Klosterneuburg bij Wenen op 93-jarige leeftijd overleden.

Christa Ludwig werd op 16 maart 1928 in Berlijn in een muzikaal gezin geboren. Haar vader Anton Ludwig (1888-1957) was tenor en in het seizoen 1920/1921 opera-intendant in Aken en haar moeder Eugenie Besalla-Ludwig (1899–1993) was alt en zangpedagoog. Op zeventienjarige leeftijd had Christa Ludwig haar eerste openbare optreden in Gießen. Een jaar later ging zij naar de Oper Frankfurt en debuteerde daar als Prinz Orlowsky in ‘Die Fledermaus’. Tot 1952 bleef zij in Frankfurt am Main. Er volgden engagementen aan het Landestheater Darmstadt (1952-1954) en Hannover (1954-1955).

Christa Ludwig maakte op 14 april 1955 haar debuut in de Wiener Staatsoper als Cherubino in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart onder leiding van Karl Böhm. Zij was daar bijna veertig jaar lang één van de belangrijkste zangeressen en werd er in 1962 tot Kammersängerin benoemd. In deze tijd zong zij in 769 opvoeringen 42 verschillende partijen. Eveneens in 1955 debuteerde zij bij de Salzburger Festspiele. Zij zong daar voor het laatst in 1993.

Op 21 april 1958 maakte zij haar debuut in de Scala van Milaan als Waltraute in ‘Die Walküre’ onder leiding van Herbert von Karajan. Ook als Cherubino maakte zij op 10 december 1959 haar debuut in de Metropolitan Opera van New York. Tot en met 1993 zong zij daar belangrijke rollen, waaronder Leonore in ‘Fidelio’, Dido in ‘Les Troyens’, Ortrud in ‘Lohengrin’, Kundry in ‘Parsifal’, Marschallin in ‘Der Rosenkavalier’ en Fricka in ‘Der Ring des Nibelungen’.

Christa Ludwig zong slechts twee seizoenen bij de Bayreuther Festspiele. In 1996 was zij  er Brangäne in ‘Tristan und Isolde’ en in 1967 Kundry in ‘Parsifal’.

Tot haar verdere repertoire behoorden ook Eboli in ‘Don Carlos’, Amneris in ‘Aida’, Lady Macbeth in ‘Macbeth’, de titelrol in ‘Carmen’, Venus in ‘Tannhäuser’, Octavian in ‘Der Rosenkavalier’, Komponist in ‘Ariadne auf Naxos’, Färberin in ‘Die Frau ohne Schatten’, Klytämnestra in ‘Elektra’, Marie in ‘Wozzeck’ en Judith in ‘Hertog Blauwbaards Burcht’.

In 1993 en 1994 gaf zij wereldwijd haar afscheidstournee met een liederenprogramma. Op 14 december 1994 nam zij na een bijna vijftigjarige toneelcarrière in de Wiener Staatsoper als Klytämnestra afscheid van haar toneelpubliek.

Van 1957 tot 1970 was zij gehuwd met de zanger Walter Berry (1929–2000), met wie zij een gemeenschappelijke zoon heeft. In 1972 huwde zij de Franse toneelspeler en regisseur Paul-Émile Deiber. Zij woont in de nabijheid van Wenen.

In 1994 verscheen haar autobiografie “Und ich wäre so gern Primadonna gewesen” bij Henschel-Verlag Berlin.

Kijk op YouTube