De Nederlandse bas Guus Hoekman overleed op 16 april 1996 in Utrecht.

De bas Guus (Gustaaf) Hoekman werd geboren op 18 oktober 1913 in Den Haag. Hij was de zoon van Marinus Adriaan Hoekman (29.9.1882-16.2.1938) en Hendrika Gerdina Antonia Rijnolda Hueting (5.12.1882-16.3.1937), die op 16 oktober 1906 waren getrouwd (Bevolkingsregister Den Haag 0354-01.0502 pag. 605).

Guus Hoekman groeide als zoon van een officier op in Indonesië. Hij was voorbestemd om net als zijn vader zeeofficier te worden, maar maakte tijdens zijn opleiding in Den Helder na een paar jaar varen definitief de ommezwaai naar de muziek. Deze grote liefde had hij van zijn muzikale ouders meegekregen (De Volkskrant; 22-4-1965).

Op 13 april 1938 zong de 24-jarige Guus Hoekman in het kerkgebouw aan de Zach. Jansestraat in Watergraafsmeer al de baspartij in een solistenkwartet tijdens een paasbijeenkomst (DeStandaard; 15-3-1938).

1940

Guus Hoekman deed aan het begin van de oorlog staatsexamen muziek (De Volkskrant; 22-4-1965).

Het is voornamelijk de bas-bariton Jaap Stroomenberg geweest, die de bas van Guus Hoekman verder ontwikkelde (De Telegraaf; 1-10-1954).

Hoekman trad in de week van 14 tot en met 20 november 1940 een week lang dagelijks op in het Mauritshuis te ‘s-Gravenhage met een programma met liederen van Schubert en Wolf naast de cellist Co van der Beek en de pianist Albert Dankmeyer (Deutsche Zeitung in den Niederlanden; 26-11-1940).

Daarna werkte Hoekman veel mee aan kerkconcerten zoals op 19 maart 1941 tijdens een orgelconcert in de Groote Kerk van Enschede (Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche Courant; 13-3-1941).

Op 31 maart 1942 zong Guus Hoekman om 13.00 uur voor de Hilversumse radio in een programma met werken van Brahms. Hier werd hij begeleid aan de vleugel door Tine Krouwel en zong verder nog de alt Lini Schröder (Dragtster Courant; 27-3-1942).

Hoekman trad op 19 januari 1943 als lid van het Nederlands Kamerkoor op in de  Stadsschouwburg van Haarlem onder leiding van Felix de Nobel. Andere leden van het koor waren onder anderen José CandelDora Lindeman, Hélène Ludolph, Annie Hermes, Ans Stroink (Haarlemsche Courant; 12-1-1943).

Guus Hoekman trouwde in 1943 te Utrecht met Hannie Stoel (Utrechtsche Courant; 19-4-1943).

In het seizoen 1943/1944 trad Guus Hoekman op met het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest in de serie Jonge Solisten (Algemeen Handelsblad; 2-9-1943).

1945

Er was ook het belangrijke contact met de sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius en de pianist Hans Schouwman, zodat Hoekman na de oorlog klaargestoomd was (De Telegraaf; 1-10-1954).

Hoekman ging naar het Amsterdams Conservatorium en kreeg les van de Tsjechisch-Oostenrijkse dirigent Lothar Wallerstein (1882-1949) en de Weense dirigent Felix Hupka:

““Professor Lothar-Wallerstein, een beroemde musicoloog, die hier onder de oorlog ondergedoken was – hij was jood – heeft de toneelmogelijkheden in mij ontdekt. Dat is van de grootste betekenis geweest voor de rest van mijn leven.” […] Na twee jaar opera-klas bij Felix Hupka aan het Amsterdamse conservatorium” (De Volkskrant; 22-4-1965)

Op 23 november 1946 werd in Utrecht zijn zoon Hans geboren. Hans Hoekman zou een bekend acteur worden, die op 14 november 2017 op 70-jarige leeftijd overleed. 

Guus Hoekman zong op 9 en 10 november 1947 de baspartij in ‘La Damnation de Faust’ van Hector Berlioz in het Concertgebouw van Amsterdam. De overige medewerkenden waren de sopraan Jo Vincent, de tenor Louis van Tulder en de bariton Charles Panzéra (De Maasbode; 8-11-1947).

Lothar Wallerstein overleed op 14 november 1949 op 68-jarige leeftijd aan een hartaanval tijdens de generale repetitie van ‘Salome’ van Richard Strauss in New Orleans (The NewYork Times; 15-11-1949).

1951

Guus Hoekman zong in maart 1951 in Zwitserland en Florence de titelrol in ‘L’Impresario in Angustie’ van Domenico Cimarosa met de Wallerstein-operagroep uit Den Haag. De groep stond onder leiding van de weduwe van Lothar Wallerstein, de Amerikaanse mezzosopraan Maria Wallerstein-Strug:

“Mevrouw Wallerstein is met haar operagroep naar Zwitserland en Italië vertrokken. De laatste voorstelling van deze tournée o.a. met ‘L’Impresario in Angusti’, zal in Florence worden gegeven. Guus Hoekman zal de rol van de impresario vertolken. De voorstelling wordt gegeven ter herinnering aan het werk van prof. dr Lothar Wallerstein, dat deze verrichtte voor de Maggio Fiorentino” (Algemeen Handelsblad; 1-3-1951)

“De Haagse Wallerstein-operagroep, onder leiding van Maria Wallerstein, heeft na zijn optreden in Zwitserland, in een uitverkochte zaal van de „Teatro Communale in Florence de kameropera „L’Impresario in Angustie” van Cimarosa in een bewerking van wijlen prof. dr Lothar Wallerstein, opgevoerd. Aanwezig waren daarbij de Nederlandse gezant in Rome en vele autoriteiten uit Florence. De pers, die ook de generale repetitie meemaakte, was unaniem vol lof voor de opvoering” (Het Vaderland; 16-3-1951)

Hoekman werkte op 10 oktober 1951 mee aan een uitvoering van het oratorium ‘Jeanne d’Arc au Bûcher’ van Arthur Honegger in de Haarlemse Stadsschouwburg. Georgette Hagedoorn vertolkte de titelrol (Het Vaderland; 15-9-1951).

Guus Hoekman debuteerde in oktober 1951 bij de Koninklijke Vlaamse Opera als Osmin in ‘Die Entführung aus dem Serail’ van Mozart:

“De mannelijke triomfator van de avond was Guus Hoekman, een Osmin van formaat” (Het Pallieterke Weekblad; 11-10-1951).

Daarna vertolkte hij begin december 1951 bij dat gezelschap de rol van Arkel in ‘Pelléas et Mélisande’ van Debussy (Het Pallieterke Weekblad; 6-12-1951).

Hoekman debuteerde op 16 december 1951 bij de Utrechtse Opera als de Boer in de Nederlandse première van de opera ‘Die Kluge’ van Carl Orff:

“Zeer goed was ook de bas Guus Hoekman, die een korte maar zeer moeilijke rel te vervullen had” (De Maasbode; 17-12-1951)

“een voortvarende, levendige actie, een totaal, waarin de boer van Guus Hoekman facile princeps bleek” (De Telegraaf; 17-12-1951)

“Guus Hoekman gaf een uitstekende Bauer. Zowel zijn stem als zijn uitbeelding vielen zeer te waarderen, de vooral in de kerkerscène, waarmee het werk begint. In dit begin bereikte hij tevens zijn hoogtepunt” (Arnhemsche Courant; 18-12-1951)

1952

Guus Hoekman was in januari 1952 terug bij de Koninklijke Vlaamse Opera in de titelrol van ‘Don Pasquale’ van Donizetti in het Nederlands (Het Pallieterke Weekblad; 24-1-1952)

Tevens in de titelrol van ‘Don Pasquale’ reisde Guus Hoekman vanaf 18 juni 1952 met de Utrechtse Opera ook door Nederland:

“Guus Hoekman, die in de rol van Don Pasquale bij de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen reeds herhaalde malen succes oogstte, leerden wij nu ook hier kennen als een komische bas met bijzondere kwaliteiten” (De Volkskrant; 19-6-1952)

Op 24 juni 1952 trad Hoekman op in ‘Les Troyens’ van Berlioz in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen van Den Haag in het kader van het Holland Festival. Het Radio Philharmonisch Orkest stond onder leiding van Willem van Otterloo en de overige solisten waren onder anderen Mattiwilda Dobbs, Michel Sénéchal en Roger Voyer (Het Vaderland; 23-6-1952).

Terug bij de Utrechtse Opera zong hij op 11 september de rol van Basilio in ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Rossini in de Utrechtse Stadsschouwburg. De Nederlandse tenor John van Kesteren was Almaviva:

“Voorop staat Guus Hoekman, die de beste creatie gaf van de zangmeester Basilio. Van de bekende laster-aria maakte hij een der hoogtepunten van de voorstelling” (De Volkskrant; 12-9-1952)

“Voor het overige alle solisten bij naam en toenaam te noemen schijnt overbodig al wil men een uitzondering maken voor de voortreffelijke Basilio van Guus Hoekman” (De Telegraaf; 12-9-1952)

“Wat Guus Hoekman als de muziekleraar Basillio, van wie hij een prachtige dwaze caricatuur gaf, presteerde, niet alleen met zijn koperen stem maar ook door mimiek en gebaren, was van de bovenste plank” (De Maasbode; 12-9-1952)

“Verbluffend goed was de Basilio van Guus Hoekman, ofschoon de rol meer diepte in de stem vereist” (Het Vaderland; 12-9-1952)

“Ronduit meesterlijk in zang en spel was Guus Hoekman als Basilio, die terecht van het talrijke, welwillende maar kennelijk kritische publiek reeds na zijn eerste aria een ovatie kreeg” (De Waarheid; 12-9-1952)

“Guus Hoekman toont als Basilio een onweerstaanbaar komisch talent” (Algemeen Dagblad; 12-9-1952)

Guus Hoekman trad voor het eerst op 21 oktober 1952 op bij De Nederlandse Opera. Hier debuteerde hij als Bartolo in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart in de Koninklijke Schouwburg te ’s-Gravenhage. De muzikale leiding was in handen van Josef Krips:

“Guus Hoekman bleek als Bartolo een uitstekende bas te zijn, die zijn tekort aan spelkwaliteiten niet onhandig gecamoufleerd had in de stijfdeftigheid van zijn voorkomen” (De Tijd; 22-10-1952)

“Guus Hoekman had van de regie geen steun genoeg gekregen om de Bartolo levend te maken. Zijn stem is schoon, maar hij was een „pop” te midden van een gezelschap werkelijk levende mensen” (Het vaderland; 22-10-1952)

Twee dagen later werd de productie gespeeld voor leden van de Wagnervereeniging in de Amsterdamse Stadsschouwburg:

“De Professionsaria van Bartolo, Guus Hoekman, slaagde uitstekend” (Algemeen Handelsblad; 24-10-1952)

1953

Guus Hoekman zong bij de Utrechtse Opera vanaf 19 maart 1953 de rol van Der Sprecher in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart:

“Jan Duiveman noch Guus Hoekman hebben het stemvolume voor de Sarastro en Spreker-rol, maar waren overigens zeker aannemelijk” (Het Vaderland; 21-3-1953)

“Guus Hoekman had als spreker ditmaal slechts een kleine rol, maar hij speelde en zong haar magnifiek” (Het Parool; 21-3-1953)

Guus Hoekman werkte op 7 mei 1953 in Hilversum mee aan een radio-utvoering van ‘Guillaume Tell’ van Rossini. Hier zong hij de partij van Gualtiero Furst (Algemeen Dagblad;7-5-1953).

Hoekman zong op 14 mei 1953 bij De Nederlandse Opera de rol van Lodovico in ‘Otello’ van Verdi in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Wilhelm Ernest zong de titelrol, Gré Brouwenstijn zong Desdemona en Scipio Colombo was Iago en Josef Krips dirigeerde (De Volkskrant; 16-5-1953).

Midden juni 1953 zou Hoekman de vertolking hernemen in het Holland Festival naast de Chileense tenor Ramón Vinay in de titelrol (Algemeen Handelsblad; 22-6-1953).

Hoekman zong vanaf 30 oktober 1953 bij De Nederlandse Opera alternerend de rollen Micha en Kétsal in ‘De Verkochte Bruid’ van Smetana in een Nederlandse vertaling van Henk Milo. De muzikale leiding was in handen van Alexander Krannhals (Het Vaderland; 30-10-1953).

Hoekman bracht zijn vertolking van Arkel in ‘Pelléas et Mélisande’ op 19 november 1953 bij De Nederlandse Opera:

“Niet in de laatste plaats, omdat er zo voortreffelijk is gezongen door Greet Koeman en Frans Vroons die hun rollen reeds eerder speelden en vooral ook door Siemen Jongsma. Goede prestaties leverden Guus Hoekman als Arkel, Nel Duval en Anny Delorie, resp. als Yniold en Géneviève en Gerard Groot als dokter. Het orkest van de Nederlandse Opera was onder de handen van Charles Bruck buigzaam en subtiel en een voortdurend genoegen om naar te luisteren” (De Tijd; 20-11-1953) 

“Zeer grote waardering moeten wij echter hebben voor de zuivere muzikale voordracht van de partij van Arkel door Guus Hoekman” (Algemeen Handelsblad; 20-11-1953)

“Guus Hoekman als de zeer schoon zingende en voortreffelijk acterende Koning Arkel” (Het Vaderland; 20-11-1953)

“Guus Hoekman met een ontroerende, sterk innerlijk bewogen, en ook vocaal bewonderenswaardige vertolking van de Arkel-figuur” (Trouw; 21-11-1953)

“terwijl de Arkel van Guus Hoekman een uitzonderlijk’ontroerende expressiviteit bezat” (De Volkskrant; 21-11-1953)

1954

Guus Hoekman zong op 21 januari 1954 bij De Nederlandse Opera de rol van Der Sprecher en de Zweiter Geharnischter in ‘Die Zauberflöte’ onder leiding van Josef Krips:

“de sonore „Sprecher” van Guus Hoekman, die samen met Jan ven Mantgem ook de twee „Geharnischten” maakte, waarbij helaas voornamelijk de tenor hoorbaar was” (De Tijd; 22-1-1954)

Hoekman gaf zijn vertolking van de titelrol uit ‘Don Pasquale’ voor het eerst bij De Nederlandse Opera op 1 oktober 1954:

“Guus Hoekman heeft voor zover mogelijk de typering weten te vermijden en van Don Pasquale een aanvaardbare en menselijke figuur gemaakt. Bovendien heeft hij de gehele avond op een superieure wijze gezongen” (De Tijd; 2-10-1954)

“Guus Hoekman, die de titelrol in vertaling en andere regie kent, had zich meesterlijk omgeschakeld en boekte een nieuw succes” (Algemeen Dagblad; 2-10-1954)

Hoekman zong op 11 december 1954 de rol van Sarastro in ‘Die Zauberflöte’ bij De Nederlandse Opera onder leiding van dirigent Alexander Krannhals:

“Guus Hoekman makte een onvergetelijke creatie van de gelouterde wijze die Sarastro moet zijn. Men kon niet anders dan diep onder de indruk geraken van zijn zeggingskracht” (Het Parool; 13-12-1954)

“Uiterst indrukwekkend vertolkte Guus Hoekman de Sarastro; zijn volle, warme stem was bezield van nobele waardigheid en schonk diepe, waarachtige ontroering” (De Volkskrant; 14-12-1954) 

“Een Sarastro immers eist een zeer bijzondere gesteldheid en bij Guus Hoekman vond Krannhals èn de prachtige stem die internationale allure heeft èn de vereiste innerlijkheid” (Het Vaderland; 14-12-1954)

1956

Guus Hoekman zong op 2 maart 1956 bij De Nederlandse Opera de rol van Padre Guardiano in ‘La Forza del Destino’ van Verdi:

“Is een betere zigeunerin Preziosilla denkbaar dan deze van Mimi Aarden, een betere Pater Gardiaan dan Guus Hoekman” (Het Vaderland; 3-3-1956)

“Guus Hoekman heeft de pater Gardiaan zeer verstandig en kundig gezongen en derhalve met een sonoriteit, die bij een stem als de zijne alle achting verdient” (De Tijd; 3-3-1956)

“Guus Hoekman een nobele, onvergetelijke vader Guardiano” (De Waarheid; 5-3-1956)

Hoekman zong op 15 juni 1956 bij De Nederlandse Opera de rol van Rocco in ‘Fidelio’ van Beethoven. Gré Brouwenstijn vertolkte de titelrol:

“Een zeer goede en tegelijk zeer originele prestatie leverde Guus Hoekman als Rocco. Eigenlijk is hij de eerste zanger die ons, in jarenlange operapraktijk de Rocco laat zien zoals hij in de partituur getekend is: een laffe ploert, die zo ver mogelijk met Pizarro meegaat in diens schelmenstreken, een geldzuchtig klein mannetje, die pas een grote mond opzet zodra het einde van de tyran nabijkomt. Deze Rocco-interpretatie zal voor onze Nederlandse bas een van zijn beste creaties worden, juist door de originaliteit van zijn opvatting van deze rol” (Het Vaderland; 16-6-1956)

“Guus Hoekman vertolkte meester Rocco muzikaal prachtig en met de hele kracht van zijn acteurspersoonlijkheid” (De Waarheid; 16-6-1956)

“Rocco was Guus Hoekman, welluidend en zeer verzorgd van voordracht” (De Tijd; 16-6-1956)

“De burgerlijk-goedige Rocco van Guus Hoekman onderscheidde zich doordat hij de rol vrij van alle sentimentaliteit wist te houden” (Algemeen Handelsblad; 16-6-1956)

1957

Guus Hoekman werkte op 22 februari 1957 bij De Nederlandse Opera mee aan een tweeluik. In ‘Gianni Schicchi’ van Puccini zong hij Simon en in ‘Die Kluge’ (Frankfurt, 1943) van Carl Orff vertolkte hij de rol van Der Bauer:

“Reeds bij het begin zingt Guus Hoekman zijn klaaglied met een humoristische toon. Zijn „Oh, hatte ich meine Tochter nur geglaubt’’ klinkt steeds op als een verwijt, maar ook als een hoopvol lied, dat er misschien een gunstige wending zal komen” (De Maasbode; 23-2-1957)

“de grote „aria” van de Boer, door Guus Hoekman niet te overtreffen goed gezongen” (Het Vaderland; 23-2-1957)

“zoals Guus Hoekman vocaal eenvoudig onverbeterlijk zijn openingsaria in de kerker ten beste gaf” (Het Vrije Volk; 26-2-1957)

Op 5 april 1957 zong Hoekman bij De Nederlandse Opera de rol van Filippo II in ‘Don Carlos’ van Verdi. Gré Brouwenstijn was Elisabetta di Valois:

“Indrukwekkend van zang en actie, altijd imponerend en in de grote aria diep ontroerend was de vertolking van de Philipspartij door Guus Hoekman. Een vertolking werkelijk op internationaal peil, een vertolking, die, als de zanger een lichte indispositie, die kennelijk gisteren zijn zingen beheerste, te boven is gekomen, vocaal nog zal groeien” (Het Vaderland; 6-4-1957)

“Guus Hoekman heeft als Philips in het begin van het vierde tafereel deze ontstellende problematiek zeer zuiver weergegeven. Hij was een waardige koning en zong zijn partij op overtuigende wijze” (De Maasbode; 6-4-1957)

“Voorop noem ik Guus Hoekman, die een grootse, diep-menselijke vertolking gaf van Philips, dank zij zijn schitterend beheerste bas en zijn niet minder indrukwekkende acteurskunst” (Het Parool; 6-4-1957)

Op 6 juni 1957 zong Hoekman bij De Nederlandse Opera de rol van Falstaff in ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ van Otto Nicolai:

“Guus Hoekman, die de rol van Falstaff vervulde was duidelijk de sterkste figuur die het toneel beheerste” (De Maasbode; 7-6-1957) 

“Dat Guus Hoekman een volkomen overtuigende Falstaff op het toneel zou zetten en dat hij die rol ook vocaal zou beheersen, daar kon men bij voorbaat al zeker van zijn” (De Tijd; 7-6-1957)

De uitvoering van 12 juni 1957 werd door de KRO rechtstreeks op de Nederlandse televisie uitgezonden (Algemeen Dagblad; 13-6-1957).

Hoekman zong op 15 oktober 1957 de rol van Tommaso in ‘Tiefland’ van Eugen d’Albert bij de De Nederlandse Opera:

“Guus Hoekman als Tommaso, prachtig van stem, hoewel conventioneel van actie en geschminkt als een Neandertaler” (Het Vaderland; 16-10-1957)

“Guus Hoekman als Oudste van het Dorp was de meest beheerste van de groep, maar te veel weer naar het type van de toneelgrijsaard getrokken” (De Maasbode; 16-10-1957) 

Hoekman werd voor de première van ‘Il Barbiere di Siviglia’ bij de Nederlandse Opera op 27 oktober 1957 als Basilio vervangen door Siemen Jongsma (HetParool; 28-10-1957).

1958

Guus Hoekman zong bij De Nederlandse Opera op 19 januari 1958 Méphistophélès in ‘Faust’ in de Stadsschouwburg van Amsterdam (Algemeen Handelsblad; 17-1-1958).

Hoekman trad op 14 februari 1958 op als Plumkett in ‘Martha’ van Von Flotow bij De Nederlandse Opera:

“Guus Hoekman als Plumkett volgde de omgekeerde gedragslijn; hij werd in zang en spel na een mat begin gedurende de voorstelling steeds beter” (Algemeen Handelsblad; 15-2-1958)

“Guus Hoekman was mannelijk, beheerst en dominerend. Zijn stem maakt indruk en hij is er niet op uit om grote effecten te bereiken” (De Maasbode; 15-2-1958)

“Guus Hoekman, die we nog nooit als jongen man op de planken zagen, maakte van Plumkett iets heel bijzonders, een tot in de kleinste kleinigheden uitgewerkte rol” (Het Vaderland; 15-2-1958)

Op 21 maart 1958 zong Hoekman de rol van Lunardo in ‘I Quatro Rusteghi’ (1906) van de Italiaanse componist Ermanno Wolf-Ferrari (1876-1948) in het Nederlands:

“Lunardo, de ergste van deze vier bromberen, werd door Guus Hoekman zowel vocaal als qua actie raak en overtuigend uitgebeeld” (Algemeen Handelsblad; 22-3-1958)

“Guus Hoekman zong met een grimmige verbetenheid, waarbij toch een humoristische toets verscholen lag” (De Maasbode; 22-3-1958)

Hoekman werkte tijdens de ‘Kunstmaand 1958’ van 20 mei tot en met 12 juni 1958 mee aan een productie van ‘Der Wildschütz’ van Albert Lortzing. De uitvoeringen worden gegeven in onder andere de Amsterdamse Stadsschouwburg en Theater Carré. Hier zingt hij de rol van de schoolmeester Baculus:

“De centrale figuur was, uiteraard, Guus Hoekman als Baculus. Het werd een grandioos bewijs van zijn kwaliteiten, vocaal vlekkeloos, als acteur een indrukwekkende tragi-komische gestalte. Hij heeft hiermee aan zijn reeks creaties een nieuwe grote rol toegevoegd, die zijn veelzijdigheid nog eens in het licht stelt” (Het Parool; 5-6-1958)

De productie werd op 9 juni 1958 door de KRO op de televisie uitgezonden (YouTube). Men had echter zijn bedenkingen over opera op televisie:

“De vraag rijst allereerst of men met opera-uitzendingen het karakter van de T.V. geen geweld aandoet. Een operaopvoering immers dient met al haar „toneelmatigheid” te profiteren van ruimtewerking, die bij de beeldprojectie bepaald wordt tegengegaan. In de closeups kon bij deze uitzending slechts een duidelijkheid bereikt worden, die in een projectie van het volle toneel niet tot uiting kon komen. Een close-up echter brengt een detail los van zijn omgeving, iets, dat men in een opera-opvoering niet straffeloos kan doen” (De Maasbode; 10-6-1958)

Hoekman werkte in het kader van het Holland Festival op 15 juni 1958 mee aan een uitvoering van de postume wereldpremière ‘François Villon’ van de Nederlandse componist Sem Dresden (1881-1957):

“De Charles d’Orléans, de nobele hertogdichter, van Guus Hoekman viel met name om zijn vocale uitbeelding te roemen” (Algemeen Handelsblad; 16-6-1958)

Op 12 september 1958 zong hij bij De Nederlandse Opera de Commendatore in ‘Don Giovanni’ van Mozart:

“Guus Hoekman liet wederom als de vermoorde Commendatore, het beeld van de “stenen gast” op sonore wijze zingen” (De Maasbode; 13-09-1958)

Voor de AVRO werd op 9 oktober 1958 een uitvoering gegeven van ‘La Favorita’ van Gaetano Donizetti. Hierin zong Hoekman de partij van Baldassare. Het geheel stond onder muzikale leiding van dirigent Frieder Weissmann (De Tijd; 9-10-1958/(YouTube).

Hoekman zong vanaf 25 november 1958 bij De Nederlandse Opera de rol van Colline in ‘La Bohème’ van Puccini (Het Parool; 21-11-1958).

Op 26 december 1958 vertolkte hij bij De Nederlands Opera de rol van Timur in ‘Turandot’ van Puccini (1858-1924) ter herdenking van de 100ste geboortedag van de Italiaanse componist:

“De overige rollen leveren geen reden op voor veel commentaar, behalve dat Guus Hoekman wel intelligent genoeg is om de oude Timur goed te kunnen voordragen, maar nochtans een te lichte stem voor de partij heeft” (De Tijd; 27-12-1958)

1959

Guus Hoekman zong op 29 januari 1959 de rol van Cheniers vriend Roucher in ‘Andrea Chénier’ van Giordano bij De Nederlandsche Opera (Het Parool; 30-1-1959).

Op 13 februari 1959 trad Hoekman bij De Nederlandse Opera op als König Heinrich in ‘Lohengrin’ van Wagner. Hans Hopf zong de titelrol en Gré Brouwenstijn was Elsa: 

“Guus Hoekman zong Koning Heinrich in de bedachtzaamheid van zijn ouderdom” (De Maasbode; 14-2-1959)

“Guus Hoekman mist alle hoogten, laagten, mitsgaders volumen om een baspartij te kunnen leveren gelijk die van König Heinrich. Een echte bas echter heeft de Opera ook niet, en zij vond er klaarblijkelijk Guus Hoekman goed genoeg voor” (De Tijd De Maasbode; 14-2-1959)

In het Holland Festival werkte Hoekman bij De Nederlandse Opera mee als Don Alfonso in ‘Così Fan Tutte’ van Mozart:

“was Guus Hoekman eenvoudig verrukkelijk als de filosoferende vrijgezel Don Alfonso” (Het Parool; 1-7-1959)

“terwijl de beperkte, maar in die strikte beperking fraaie stem van Guus Hoekman het beste werkt met dat ingehouden aantikken van tonen, dat in deze manier van zingen vereist wordt” (De Tijd De Maasbode; 1-7-1959)

Tijdens de wereldpremière van de televisie-opera ‘Kalchas’ van Jurriaan Andriessen op 28 juni 1959 zong Hoekman de rol van de acteur Swetlowidow:

“Guus Hoekman maakte in een aangrijpende rol een deerniswekkende creatie van de versleten komediant Swetlowidow, die zijn laatste klassieke claussen afsteekt voor de begane souffleur Nikita, die van Chris Taverne het gewenste sjofele type kreeg” (Algemeen Handelsblad; 29-6-1959)

“Guus Hoekman, op wiens stem- en opera-acteurskwaliteiten de rol van de oude toneelspeler kennelijk is geschreven, heeft van deze rol een aangrijpende creatie gemaakt: de eenzame man, die hunkert naar geluk en dit geluk najaagt in zijn verbeeldings- en herinneringsleven” (De Volkskrant; 29-6-1959)

“Guus Hoekman acteerde subliem en in zijn stem zou men alleen af en toe wat meer de suggestie van versletenheid hebben willen horen (in deze rol van stervende oude acteur tenminste!)” (Het Vrije Volk; 29-6-1959)

Guus Hoekman zou in 1960 een contract afsluiten= bij de Deutsche Oper am Rhein in Düsseldorf met ingang van het seizoen 1960/1961. Daarmee begon zijn internationale carrière.