De Amerikaans-Nederlandse tenor Leonard del Ferro werd op 19 maart 1921 in Philadelphia geboren.

Over zijn geboortedatum bestaat onduidelijkheid. In een interview in 1963 werd 19 maart 1929 aangegeven (Het Vrije Volk; 4-9-1963). Daarnaast werd in zijn overlijdensbericht in 1992 vermeld dat hij 62 jaar zou zijn geworden (Het Parool; 18-5-1992). Zijn geboortedatum op zijn begraafplaats Zorgvlied is echter vastgelegd als 19 maart 1921.

Leonard del Ferro werd als Ferdinand Keiser geboren en was van Joods-Russische afkomst (De Telegraaf; 31-7-1963).

Zijn vader was een melkhandelaar en in Philadelphia was Ferdinand in eerste instantie liedjeszanger in het dansorkest Fred Waring and his Pennsylvanians (Het Parool; 16-3-1960).

1955

Hij begon op 26-jarige leeftijd zanglessen te nemen (Nieuwe Schiedamsche Courant; 5-9-1963) en studeerde aan de Academy of Operatic Arts in Philadelphia bij Frank J. Cappelli.

Hij veranderde zijn naam in Leonard del Ferro en zong op 18 oktober 1958 bij de Long Island Opera Company de rol van Turiddu in ‘Cavalleria Rusticana’ van Mascagni (www.levyarchive.bam.org).

Vervolgens studeerde hij aan de operastudio van het Teatro alla Scala van Milaan. Hij verhuisde naar Engeland en in Londen werkte hij tussen 16 en 21 maart 1959 voor het platenlabel His Master’s Voice mee aan de studio-opname van ‘Lucia di Lammermoor’ van Donizetti in de partij van Arturo naast Maria Callas in de titelrol.

Leonard del Ferro maakte op 18 september 1959 zijn debuut bij De Nederlandsche Opera als Canio in ‘Pagliacci’:

“met in het middelpunt een magnifiek gezongen titelrol door Leonard del Ferro. bewogen en krachtig en met het grote pathos, dat men hier verlangt” (De Telegraaf; 19-9-1959)

In het seizoen 1959/1960 debuteerde hij ook in het Royal Opera House van Londen als Canio, alternerend met Hans Kaart en Jon Vickers (www.operaannals.blogspot.com).

1960

Op 29 januari 1960 maakte Del Ferro zijn roldebuut in de titelpartij van Verdi’s ‘Otello’. in de Stadsschouwburg van Amsterdam:

“Leonard del Ferro was een uiterst heftige Otello […] Voor mijn gevoel raasde hij echter juist iets te veel, moest hij zich als edelman toch af en toe waardiger, voornamer tonen. Bij het zingen gaat hij dikwijls wat te onbeheerst te werk, zijn stem krijgt dan een (te) rauwe klank” (Het Parool; 30-1-1960)

“Een tenor als Leonard Del Ferro (Otello) is natuurlijk niet zo makkelijk te temmen, maar het kan, of althans het had gekund” (Algemeen Handelsblad; 30-1-1960)

“Del Ferro heeft de moeilijke rol van Otello onder de knie gekregen na slechts veertien andere rollen te hebben gezongen. Hij is reeds in Amsterdam als Otello opgetreden, heeft een aanbieding uit Wenen gekregen en hoopt dit najaar in Covent Garden, waar hij volgende week Paljas zingt als Otello te verschijnen. “Wanneer je eenmaal naam hebt als Otello, behoef je nooit meer een andere rol te leren”, zegt hij, “en ik heb dit alleen bereikt, omdat ik er geen flauw idee van had dat je verondersteld werd minstens tien jaar opera-ervaring te hebben alvorens aan Otello te beginnen”” (Het Parool; 16-3-1960)

Leonard del Ferro trad op 14 februari 1960 op in de Wiener Staatsoper als Canio naast Mimi Coertse als Nedda in een regie van Jean-Pierre Ponnelle (www.db-staatsoper.die-antwort.eu).

Op 22 maart 1960 viel Del Ferro – die op dat moment in Londen gasteerde – in de Amsterdamse Stadsschouwburg na de tweede akte van Verdi’s ‘Otello’ in voor Ramón Vinay (Het Parool; 23-3-1960).

In het seizoen 1960/1961 was Del Ferro terug bij DNO als Canio en op 18 november 1960 als Don José in ‘Carmen’ naast Mimi Aarden in de titelrol en Jean Fournet als dirigent (Het Parool; 18-11-1960).

Op 30 november 1960 zong hij zijn enige voorstelling in de Metropolitan Opera van New York als Don José naast Kerstin Meyer in de titelrol en Teresa Stratas als Micaëla:

“The new tenor, who was born and has studied in Philadelphia, is no tyro on the opera stage, having sung at London’s Covent Garden and the Vienna State Opera. He had also been heard with the Brooklyn Opera Company, but last night’s appearance was his first in opera in Manhattan.

Mr. Del Ferro’s interpretation of Don José indicated both operatic experience and knowledge of the role, if not a full realization of its musical and dramatic possibilities. His voice is of good size and of a character suited to this music, at its best, its tones were appealing and firm. Its quality had its uneven momens, including touches of hardness in some outspoken upper notes, and the Flower Song was handicapped, at times, by a rather opaque and unfocused timbre.

In this aria, however, Mr. Del Ferro’s singing was expressively communicative, and this applied, as a rule, to his vocal performance in the first two acts. He also projected the hapless brigadier’s emotions from a visual standpoint with considerable conviction, but some variations in persuasiveness. His impersonation as whole seemed well routined rather than exceptional, but a complete account of his vocal and dramatic resources should wait for some later appearances” (New York Herald Tribune)

Op 21 april 1961 zong hij de titelrol van ‘Oedipus Rex’ van Stravinsky bij de Nederlandse Opera in de Amsterdamse Stadsschouwburg (Het Parool; 21-4-1961).

In 1962 zong hij bij de Philadelphia Grand Opera de rol vanSamson in ‘Samson et Dalila’ (Opera; July 1962).

Verder zong hij in 1962 bij de Philadelphia Grand Opera de titelrol in Verdi’s Otello, bij de Helsinki Opera de rol van Samson en in het Tel Aviv Opera House de rol van Calàf in ‘Turandot’ en Don José. In het seizoen 1963/1964 zong hij bij de Griekse Nationale Opera de rol van Manrico in ‘Il Trovatore’ (1963/64) (www.virtualmuseum.nationalopera.gr).

Op 14 april 1963 was hij terug bij DNO als Canio (De Telegraaf; 9-4-1963).

1965

Leonard del Ferro was inmiddels getrouwd met zijn Nederlandse vrouw José en woonde in Amsterdam. In 1965 werd zijn zoon Michael geboren (Trouw; 15-1-1966).

Daarna werd hij nog vader van dochter Ingrid (Het Parool; 18-5-1992).

Del Ferro had in 1965 tevens de artistiek leiding van de Amsterdamse Opera Studio (Trouw; 15-1-1966).

Tevens was hij vanaf december 1965 artistiek directeur van de Bossche Opera (Het Parool; 21-12-1965).

De rol van Otello zong hij in 1968 in Boekarest en op 28 september 1968 in het Stadttheater van Augsburg  (Het Parool; 17-8-1968).

1970

Leonard del Ferro trad op 8 december 1971 nog op in de Wiener Staatsoper in de titelrol van ‘Otello’. Hij werd echter voor de derde akte vervangen door Hans Beirer. Sena Jurinac was Desdemona, Anton Dermota was Cassio en Silvio Varviso had de muzikale leiding (www.db-staatsoper.die-antwort.eu).

Verdere gastoptredens brachten hem naar België en Zwitserland.

Leonard del Ferro vestigde zich in Amsterdam als zangpedagoog. In die hoedanigheid gaf hij les aan zangers als Willy Alberti, Ben Cramer en Rob de Nijs. Later richtte Del Ferro zich met concentratie- en ademhalingsoefeningen ook op sportlieden, zoals de selectie van voetbalclub AFC Ajax. Hij ontwikkelde een naar hemzelf vernoemde methode voor de behandeling van stotteren en hyperventilatie: de Del Ferro-methode.

Leonard del Ferro overleed op 16 mei 1992 in Amsterdam op 63-jarige leeftijd. De begrafenis vond plaats op 20 mei 1992 op begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam (Het Parool; 18-5-1992).