1.

De opera ‘Tristan und Isolde’ van Richard Wagner (1813-1883) werd op 5 juni 1947 opgevoerd in het Stadttheater van Zürich in het kader van de Juni-Festspiele. Van de eerste akte circuleerde al bij liefhebbers een geluidsopname van een half uur, terwijl de rest van de uitvoering verloren leek. Er gingen echter geruchten rond over het bestaan van een registratie van de laatste akte en die geruchten blijken nu waar! Het label Weitblick heeft een opname van de derde akte van de Schweizer Rundfunck nu op CD uitgebracht en de geluidskwaliteit is uitstekend.

Tristan werd in Zürich vertolkt door de Duitse Heldentenor Max Lorenz, één van de belangrijkste Tristans van de vorige eeuw. Er bestaan vier integrale opnamen van Lorenz in ‘Tristan und Isolde’. Deze opname uit Zürich is de enige live-registratie waarop Lorenz in het complete “Tristans Erwachen” te horen is. Tot nu toe bevatte slechts de Berlijnse studio-opname uit 1943 Lorenz in dit fragment. In 1947 was de stem van Lorenz sterk genoeg om open en breed te zingen en wat geeft hij een fantastische interpretatie! Hij ís gewoon Tristan en één met diens lijden. En hij is te allen tijde verstaanbaar. Wie door het “schmieren” en de onnauwkeurigheden van Lorenz heen luistert (muzikale notatie was voor hem altijd relatief), hoort een grote Held Tristan.

De Noorse sopraan Kirsten Flagstad was ’s werelds belangrijkste Isolde en zij klinkt hier rijk en majesteitelijk. Luister naar haar beeldschone “Liebestod”! De Hongaarse bariton Andreas Boehm was tussen 1944 en 1947 aan het Stadttheater Zürich verbonden en zong daarna in Wenen. Hij is hier een empathische, goed breed gezongen Kurwenal. De Bulgaarse bas Lubomir Vichegonov zingt König Marke wollig met geknepen hoogte. De Zwitserse mezzosopraan Elsa Cavelti is kort te horen als Brangäne in een thuiswedstrijd.

Er bestaat slechts één integrale uitvoering van ‘Tristan und Isolde’ onder leiding van de Duitse dirigent Hans Knappertsbusch. Hij had een grote voorliefde voor details en neemt hier met het Tonhalle-Orchester alle tijd en aandacht daarvoor zonder de grote spanningsboog te verliezen. Deze opname van de derde akte van ‘Tristan und Isolde’ is de ontdekking van het jaar en een zeer belangrijke aanvulling op de discografie van de opera.
Weitblick SSS 0227-2 (1CD)

2.

De Poolse tenor Piotr Beczała is één van de belangrijkste zangers van onze tijd. Hij studeerde ooit in Zwitserland bij Sena Jurinac en was ensemblelid tussen 1992 en 1997 bij het Landestheater Linz en vervolgens bij het Opernhaus Zürich. Daarna debuteerde hij in alle grote operahuizen van de wereld. Beczała tekende een contract bij het CD-label Pentatone en in oktober 2019 nam hij zijn debuutalbum voor de firma ‘Vincerò’ op in het Palau de les Arts Reina Sofía in Valencia.

De CD bevat 18 aria’s uit twaalf veristische opera’s van vijf verschillende Italiaanse componisten. Beczała opent met de twee aria’s uit ‘Tosca’ van Giacomo Puccini en zijn tenor is helder, open en het belangrijkste: hij heeft Schmalz ! Hij heeft wat te vertellen en het klinkt eerlijk en gezond. En wat prachtig de strijkers van het Orquestra de la Comunitat Valenciana ! Zij weten waar ‘Tosca’ over gaat.

Ook de partijen voor spintotenor, die Beczała nog niet op het toneel gezongen heeft, benadert hij met zijn ervaring in het lyrische repertoire, zijn eigen stijl en expressie. Luister naar de aria’s van Maurizio uit ‘Adriana Lecouvreur’, Turiddu uit ‘Cavalleria Rusticana’, de titelrol van ‘Andrea Chénier’, Loris uit ‘Fedora’, Canio uit ‘Pagliacci’, Johnson uit ‘La Fanciulla del West’ en Calaf uit ‘Turandot’. Aria’s en rollen die Beczała in de toekomst zal zingen en waarvoor hij nu al een fraai visitekaartje afgeeft.

De Poolse tenor kan zich bijna geen betere begeleiding wensen dan door het Orquestra de la Comunitat Valenciana, het orkest van Valencia’s operahuis Palau de les Arts Reina Sofía onder leiding van de Italiaanse dirigent Marco Boemi. Boemi dirigeerde in 2010 al het ‘Norma’-debuut van de Nederlandse sopraan Annemarie Kremer bij de Nationale Opera van Moldavië en weet hier voortdurend de juiste sfeer te treffen.

Er heeft helaas een producer flink met de knoppen gespeeld, want de tenor hoort men nu weer hier, dan weer daar. Het CD-boekje bevat een essay van Kasper van Kooten, die de aria’s niet in CD-volgorde bespreekt en er zijn tevens de gezongen teksten met Engelse vertaling. De CD bevat jammer genoeg slechts 53 minuten muziek, maar ondanks dat een fantastisch album !
Pentatone PTC 5186 733 (1CD)

3.

De Amerikaanse componist Jake Heggie (1961) is één van de meest prominente Amerikaanse componisten van onze tijd en heeft inmiddels beduidende opera’s en onderhoudende liederen geschreven. Samen met mezzosopraan Jamie Barton nam Heggie in juli 2019 de CD ‘Unexpected Shadows’ op in de Skywalker Sound in de Californische stad Marin County. Het album bevat enkel werken van Heggie zelf en is een huldiging in woord en muziek aan bijzondere vrouwen.

De CD opent met “Music” uit de cyclus ‘The Breaking Waves’ (2011). De tekst werd geschreven door Zuster Helen Prejean, die centraal stond voor het gelijknamige personage in Heggies eerste opera ‘Dead Man Walking’. Jamie Barton vertolkte de rol van Helen Prejean in februari 2019 bij de Atlanta Opera. In “Music” zingt zij met haar grote stem zalvend over de helende kracht van muziek.

Daarna de drie liederen van ‘The Work Of Hand’ (2015) op teksten van Laura Morefield (1960–2011). De dichteres schreef de verzen nadat zij gediagnosticeerd werd met darmkanker. Heggie componeerde de cyclus speciaal voor Barton en indringend verklinken zij samen met cellist Matt Maimovitz het moment om vaarwel te zeggen en los te laten. Vervolgens uit de opera ‘If I Were You’ (2019) de “Ice Cube Aria” van Brittomara, waarin Barton mediterend zingt over smeltend ijs als metafoor voor voorspelbaarheid.

De vier liederen van de cyclus ‘Iconic Legacies: First Ladies At The Smithsonian’ (2015) beschrijven verbanden van Eleanor Roosevelt, Mary Todd Lincoln, Jacqueline Kennedy en Barbara Bush met historische gelegenheden. De liederen van ‘Of Gods And Cats’ (1996) zijn twee karikaturale zinnebeelden met God en worden door Jamie Barton geestig gebracht. Ten slotte de cyclus ‘Statuesque’ (2005) gebaseerd op vijf sculpturen; de beelden nu eens humoristisch dan weer tragisch door Barton bezongen.

‘Unexpected Shadows’ is een boeiend album en elk lied een klein juweeltje. Jamie Barton is te allen tijde expressief en communicatief en samen met Heggie vormt zij een uitstekend partnerschap. Een aangename en aantrekkelijke CD.
Pentatone PTC 5186 836 (1CD)

4.

De kameropera ‘The Parting’ van de Amerikaanse componist Tom Cipullo (1956) vertelt het verhaal van Miklós Radnóti, die op 5 mei 1909 als Miklós Glatter werd geboren. Deze Hongaars-Joodse dichter werd in de Tweede Wereldoorlog in drie kampen te werk gesteld. In november 1944 werd hij – uitgeput en ziek na een dodenmars vanuit Servië – geëxecuteerd door Hongaarse bewakers en zijn lichaam in een massagraf gedumpt.

Voor ‘The Parting’ kreeg Cipullo een opdracht van de organisatie Music of Remembrance in Seattle en hernieuwde hij zijn samenwerking met David Mason, de librettist van zijn eenakter ‘After Life’ (2015). Mason gebruikte voor het libretto van ‘The Parting’ Radnóti’s eigen gedichten, die stonden in een boekje dat werd gevonden in de jas van de dichter toen zijn lichaam werd opgegraven. Deze gedichten behoren tot de krachtigste en meest indrukwekkende werken uit de Holocaustliteratuur. ‘The Parting’ beleefde zijn wereldpremière op 19 mei 2019 in de Benaroya Hall van Seattle en het label Naxos heeft de uitvoering van twee dagen later nu op CD uitgebracht.

De gebeurtenissen vinden plaats in twee tijdlagen; de literaire, biografische tijd en de klokloze tijd, die in beslag wordt genomen door dood en poëzie. Het verhaal gaat terug naar 19 mei 1944 – precies 75 jaren voor de wereldpremière van ‘The Parting’ – naar de laatste avond die Radnóti doorbracht met zijn echtgenote Fanni. Het is de avond voor de dag, waarop hij zich melden moet vanwege zijn derde oproep voor het werkkamp. Mik (Radnóti’s bijnaam) en Fif (zoals hij Fanni soms noemt) zijn zich ervan bewust dat zij elkaar wellicht nooit meer zullen zien en voelen dat de Doodsengel voortdurend aanwezig is. De Doodsengel toont zich al in de opening wrang met “They say in the dream of life the hopeful are always with us” en “You never have to look far to see that for some, evil is right next door”. Zo nu en dan wordt op dit einde vooruitgeblikt, maar de opera concentreert zich vooral op de relatie tussen de oneindig verliefde Miklós en Fanni.

De heldenbariton Michael Mayes zingt de intensieve lijnen van Miklós’ partij met romantische breedte en romige schoonheid en sopraan Laura Strickling – zij nam al liederen van Cipullo voor het label Albany op – geeft de melodieën van Fanni oprechte charme. Mezzosopraan Catherine Cook – Gertrude Stein in Cipullo’s ‘After Life’ – is een expressieve Doodsengel. Dirigent Alastair Willis dirigeert het kwintet van cello, fluit, klarinet, viool en piano met goede flow door de stemmingswisselende, vaak melancholische muziek van Cipullo.

Tom Cipullo – leerling van onder anderen David Del Tredici en Thea Musgrave – componeerde voor ‘The Parting’ spirituele en abstracte muziek. Het begin klinkt eenvoudig, maar snel ontaardt de muziek en presenteert zij wispelturige toonaarden, ritmische wijzigingen en buitengewone vocale partijen met uitersten in ligging en dynamiek. In de elfde scène zingt het trio Radnóti’s gedicht “I lived on Earth in an era such as this”. Het oorspronkelijke thema komt hier terug, nu omgetoverd en er klinkt hoop. Wat blijft is de poëzie. Maar in het gedicht zit ook een waarschuwing. ‘The Parting’ herinnert op zijn eigen, kleinschalige wijze eraan op te passen voor haat en te roemen wat medemenselijk maakt.
Naxos 8.669044 (1CD)

5.

De Duitse sopraan Lotte Schöne werd – volgens haar Franse naturalisatiedocument uit 1933 – op 15 december 1893 als Charlotte Bodenstein in Wenen geboren. Zij maakte in 1912 haar debuut bij de Wiener Volksoper en een jaar later al haar debuut bij de Wiener Staatsoper – toen Hofoper – als Marie in ‘Zar und Zimmermann’. In 1922 werkte zij mee tijdens de eerste Salzburger Festspiele en ze was daar tot en met 1935 te gast in de Mozart-rollen Pamina, Susanna, Zerlina, Blondchen en Despina. In 1926 zong zij als Susanna haar laatste voorstelling in Wenen en was daarna verbonden aan de Berliner Staatsoper in rollen als Manon, Mimì en Cio-Cio-San.

Het label Marston Records heeft nu alle opnamen van Lotte Schöne uitgebracht in een box met vijf CDs onder de titel ‘The Complete Lotte Schöne’. De set opent met de eerste akoestische opnamen van de sopraan uit 1921. Zij laten haar betoverende stem horen in haar vroege soubrette- en coloratuurrepertoire. Haar coloraturen zijn niet altijd even strak en de hoogte – door de niet immer solide ademsteun – niet overal sterk. De tweede helft van CD1 en de eerste helft van CD2 is gewijd aan opnamen uit 1924-1926 met operetterepertoire. Interessant ook de liederensessie uit 1926 met Hermann Weigert aan de piano. De geluidskwaliteit wordt vanaf het einde van CD2 beter met de elektrische opnamen uit 1927.

CD3 is het hoogtepunt van de box. In de aria’s van Liù en Butterfly uit 1927 en 1928 toont Schöne haar enorme expressie. Kippenvel! De CD besluit met twee schitterende duetten uit ‘Eine Nacht In Venedig’ met de genereuze Marcel Wittrisch. CD4 biedt niet eerder uitgebrachte, Weense opnamen uit 1934 van tien liederen van Hugo Wolf en nog enige privé-opnamen.

De Joodse Lotte Schöne verhuisde met de opkomst van de nazi’s in 1933 naar Parijs en was er verbonden aan de Opéra-Comique, waar zij opviel door haar Mélisande. In 1938 nam zij afscheid van het operatoneel, maar tot 1953 trad zij nog regelmatig op als concertzangeres. CD5 bevat Parijse radio-opnamen uit 1948 met liederen van Schumann en Berlijnse radio-opnamen met Franse liederen en opnieuw Schumann. Deze latere opnamen laten haar enorme uitdrukkingskracht horen, maar ook haar dikwijls overmatig neerbuigende glissandi en de neiging de hoogte terug te nemen.

Lotte Schöne overleed op 22 december 1977 in de Franse stad Bobigny. Deze CD-box is een hommage aan de prachtige sopraan en fascinerende persoonlijkheid van de zangeres. Het CD-boekje bevat – zoals altijd bij Marston – schitterende foto’s. Het essay van André Tubeuf staat echter bol van de fouten en is helaas niet te gebruiken als naslagwerk voor toekomstige musicologen.
Marston Records 55002-2 (5CDs)

6.

De Franse dirigent Christophe Rousset zet zijn reeks opnamen met opera’s van Jean-Baptiste Lully (1632-1688) – na ‘Persée’, ‘Roland’, ‘Amadis’, ‘Bellérophon’, ‘Phaéton’, ‘Armide’ en ‘Alceste’ – voort met een registratie van diens ‘Isis’. Tussen 11 en 14 juli 2019 maakte hij voor het label Aparte een registratie van het werk in de Salle Gaveau van Parijs.

‘Isis’ beleefde zijn wereldpremière op 5 januari 1677 aan het hof van Louis XIV in het Château de Saint-Germain-en-Laye zo’n 20 kilometer westelijk van Parijs. De opera is een tragédie en musique en was de vijfde samenwerking van Lully met librettist Philippe Quinault. Het verhaal is de relaas van de nimf Io uit ‘Metamorfosen’ van Ovidius over liefde en jaloezie. De Zwitserse mezzosopraan Ève-Maud Hubeaux portretteert Io annex Isis levendig met stralende stem en charmante eerlijkheid. De nimf wordt verleid door Jupiter, met gezag gezongen door de Franse bariton Edwin Crossley-Mercer. Luister naar zijn charmante solo in de finale I. Diens jaloerse echtgenote godin Juno – de Franse sopraan Bénédicte Tauran, die bij haar opkomst in de finale III woest haar wraakzuchtige kwellingen aankondigt – laat Io gevangen nemen en tot in de onderwereld martelen. In de laatste akte roept Io uiteindelijk met “Terminez mes tourments” Jupiter aan voor hulp, die trouw belooft aan Juno als zij Io met rust laat, waarop Juno haar ten slotte in de Egyptische godin Isis veranderd.

Het orkest heeft zoals altijd bij Lully een actieve rol en Les Talens Lyriques speelt onder leiding van dirigent en klavecimbelist Christophe Rousset levendig, gedifferentieerd en stralend, maar nooit echt warmbloedig. Het Chœur de Chambre de Namur is prachtig sierlijk. Luister naar de echo-effecten in de opkomst van Jupiter in de eerste akte, het bekende koor “L’hiver qui nous tourmente” in de vierde akte met een rilling op iedere eerste noot en verderop in die akte naar het nabootsen van het aambeeld in “Tôt, tôt, tôt”.

‘Isis’ is een charmant werk. De sterke aanwezigheid van zorgvuldig uitgewerkte instrumentale delen en de “airs accompagnés” en de vele divertissements maken het een ware “opéra des musiciens”. De uitgave is een mooie toevoeging aan de serie opnamen van Lully’s opera’s op Aparte.
Aparte AP216 (2CDs)

7.

De ‘Zeven Romances op gedichten van Alexander Blok’ (Op. 127) is een vocaal-instrumentale suite van Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) voor zang, piano, viool en cello. De Russische componist schreef de compositie in 1967 voor de 50ste verjaardag van de Oktober Revolutie en droeg het werk op aan de sopraan Galina Vishnevskaya. De wereldpremière was op 25 oktober 1967 in het Conservatorium van Moskou met naast Vishnevskaya niemand minder dan de cellist Mstislav Rostropovich, pianist Mieczysław Weinberg en violist David Oistrakh.

De Wit-Russische mezzosopraan Ekaterina Semenchuk nam de cyclus in 2019 op in de Teldex Studio van Berlijn. De eerste drie liederen zijn als een duet (zang met één instrument). Het “Lied van Ophelia” met cello is een langzame melodie, ingetogen en bespiegelend gezongen door Semenchuk. “Gamayun” met piano vertolkt Semenchuk indrukwekkend met haar brede, dramatisch mezzo als een brede trompet in het hoge register naast de piano in het lage. Het melodische “Wij waren samen” met viool wordt door Semenchuk prachtig delicaat gebracht.

Vervolgens drie liederen als trio. “De stad slaapt” met piano en cello is als een slaaplied. Luister naar de schitterende dubbelgrepen van de cello! Het korte “De storm” met piano en viool is gepunteerd en ritmisch en door Semenchuk als in “Gamayun” fulminant gezongen. “Geheime tekenen” met viool en cello vertolkt zij duchtig en raadselachtig. De titel van het lied en de dodecafonie in de cellopartij duiden op de stoutmoedigheid van Sjostakovitsj. Dit lied gaat naadloos over in het laatste kwartet “Muziek”. Het betoog van Semenchuk is “maestoso” en de finale begeleiding van ppp tremoli indrukwekkend.

‘Zeven Romances op gedichten van Alexander Blok’ is een kernachtige, droefgeestige cyclus over lijden en dood. Het Franse Trio Wanderer treft de sfeer uitstekend en Semenchuk brengt de liederen voortreffelijk met haar enorme uitdrukkingskracht en brede, dramatische mezzo, die nergens forceert of ontstemt. Verder nog op de CD het ‘Pianokwintet’ van Sjostakovitsj.
Harmonia Mundi HMM 902289 (1CD)

8.

Het oeuvre van Erich Wolfgang Korngold (1897-1957) geniet de laatste decennia een herbeleving. Mede hiervoor verantwoordelijk was de Duitse dirigent Caspar Richter, die tussen 1999 en 2003 met het Bruckner Orchester Linz werken van de Oostenrijkse componist op CD zette. Het label Capriccio heeft de registraties nu heruitgebracht in een box met vier CDs.

De vocale muziek van Korngold is in de box te vinden op CD2 en CD4. CD2 biedt fragmenten uit vier opera’s. Eerst is de sopraan Karen Robertson kort te horen in de prelude tot de tweede akte van ‘Die Tote Stadt’ (1920). De sopraan Wendy Nielsen zingt vervolgens uit de tweede akte van ‘Das Wunder der Heliane’ (1922-7) de aria “Ich ging zu ihm” met jugendlich-dramatische stem. Daarna is zij te horen in de aria “Kann’s heut’ nicht fassen” uit de vierde scène van de komische eenakter ‘Der Ring des Polykrates’ (1914), die het wonderkind Korngold op 17-jarige leeftijd componeerde. Ten slotte uit ‘Die Kathrin’ (1933-37) het prachtige gebed “Mann hat mich vermieden” van de eerste akte. Nielsen vertolkt de aria’s fantastisch; met schitterende techniek en gepeperde stem, expressief en vol dynamische nuances. Heerlijk om Korngold zo te horen !

CD4 is gewijd aan Korngold als liederencomponist. De orkestliederen ‘Sechs Einfache Lieder’ uit zijn jeugd worden door de mezzosopraan Gigi Mitchell-Velasco niet volgens de nummering van het opus 9, maar in chronologie van compositie gezongen. De cyclus opent met het naïeve “Das Ständchen”, vervolgt met het prachtige “Liebesbriefchen”, dat Mitchell-Velasco schitterend beheerst zingt en in “Nachtwaderer” komt Mahler nog om de hoek kijken. Na het beeldschone “Schneeglöckchen”, is “Sommer” – de eigenlijk finale van de cyclus – hier een heerlijk intermezzo en de cyclus wordt hier besloten met het droomachtige “Das Heldengrab am Pruth”. In dit laatste lied is een prominente plek voor de piano, die een octaaf hoger de melodie speelt met daaronder dansachtige triolen.

Daarna het ‘Prayer’, dat Korngold in 1941 in Los Angeles componeerde voor vrouwenkoor en tenor. Het is Korngolds enige expliciet religieuze compositie, hier ingetogen gezongen door de Amerikaanse heldentenor Stephen Gould. Gigi Mitchell-Velasco zingt tevens de ‘Vier Lieder des Abschieds’ (1920/21), die bekender zijn in deze orkestversie dan in de originele piano-editie. “Sterbelied” zingt zij mooi zachtaardig. De zware bewogenheid van “Dies eine kann mein Sehren nimmer fassen” vertolkt zij gecontroleerd. “Mond, so gehst du wieder auf” is één van Korngolds mooiste liederen en de donkere mezzo van Mitchell-Velasco beantwoordt uitstekend aan de intervallen. De cyclus eindigt met het innemend gezongen “Gefaßter Abschied”. Luister overigens ook naar de Berlijnse opname van de cyclus uit 1924 door Rosette Anday met Korngold zelf aan de piano, die de tempi behoorlijk sneller nemen. Het Bruckner Orchester Linz speelt onder leiding van Caspar Richter fantastisch geconcentreerd. Deze opnamen waren baanbrekend en blijven hooggeschat voor het overzicht dat zij geven van Korngolds repertoire.
Capriccio C7350 (4CDs)

9.

Er is veel erotiek, lust, seks, prostitutie, macht, geweld en moord te vinden in liederen, mélodies en songs. De Nederlandse mezzosopraan Olivia Vermeulen en de Duitse pianist Jan Philip Schulze onderzochten deze thema’s op hun nieuwe CD ‘Dirty Minds’. De CD werd tussen 18 en 20 september 2019 in de Kammermusiksaal van de Deutschlandfunk – waarschijnlijk te Keulen – opgenomen. In 28 liederen van 14 componisten wordt niet alleen de tekst primair weergegeven, maar ook tussen de regels door gelezen. Het eerste lied “Sex” van de Duitse cabaretiers Thomas Pigor en Benedikt Eichhorn laat echter niets aan suggestie over en verrast door de non-klassieke zang van Vermeulen. Deze stemvoering komt even later terug in Weills “Die Ballade von der sexuellen Hörigkeit” en de ‘Sieben Lieder über die Liebe’ van Hanns Eisler.

Een jong meisje dat naar een vis grijpt in “Erstes Liebeslied eines Mädschens” van Hugo Wolf, of door een magiër betoverd wordt in Mozarts “Der Zauberer”, of haar moeder smeekt om dat ene in Brahms “Och Moder, ich well en Ding han”; Olivia Vermeulen vertolkt de liederen schitterend. Haar tekstuitbeelding is fraai en haar dictie en uitspraak uitstekend. De improvisaties in “Heidenröslein” van Schubert zijn evenwel overbodig en “Die Nachtigall” van Berg vraagt om een grotere boog. De ‘Trois Chansons de Bilitis’ van Debussy zijn daarentegen voorbeeldig ! Luister hier naar haar prachtige legato. Jan Philip Schulze weet in alle genres steeds de juiste atmosfeer te treffen. Helaas ontbreken de liedteksten in het CD-boekje en dat is voor zo’n thema-uitgave een gemis.
Challenge Classics CC72835 (1CD)

10.

De Amerikaans-Nederlandse sopraan Katharine Dain nam in augustus 2020 samen met de Engelse pianist Sam Armstrong de CD ‘Regards Sur L’Infini’ op. Het repertoire beschouwt de onrust in het heden en de behoefte aan verandering. De liederen verkennen de bezieling voor het verleden met zijn herinneringen en de toekomst met haar verbeelding.

Het programma heeft een spiegelende vorm. Het eerste en laatste lied zijn van Kaija Saariaho, het tweede en één-na-laatste lied zijn van Henri Dutilleux etc. De CD begint met “Parfum de l’instant” uit ‘Quatre Instants’ van Saariaho en hier had de CD een spannendere opening verdiend. Dain revancheert zich daarentegen schitterend met “Chanson de la déportée” van Dutilleux. Met een haast ontheemd geluid geeft zij de atmosfeer uitstekend weer. En ook het titellied van de CD van Dutilleux is een pareltje! De vier ‘Proses lyriques’ van de jonge Debussy zingt Dain beeldschoon, verstaanbaar, expressief en met mooi legato. Ook in het forte van het opera-achtige “De fleurs” blijft de stem egaal.

Centraal in het album staan de negen ‘Poèmes pour Mi’ met hun diverse karakters van de jonge Olivier Messiaen. Luister naar de verschikking van de verdoemenis in “Épouvante”, de haast kosmische breedte van het huwelijk in “L’épouse”, de intimiteit in “Le collier” en het verlangen naar verlossing in “Prière exaucée”. Katharine Dain weet waarover zij zingt en Sam Armstrong voelt haar op piano uitstekend aan.

Uiterst interessant aan weerszijden van ‘Poèmes pour Mi’ twee liederen van Messiaens eerste echtgenote Claire Delbos. Hier “Dors” en “Ai-je pu t’appeler”, het eerste en het laatste van de acht liederen uit de cyclus ‘L’Âme en Bourgeon’, die Delbos componeerde op teksten van de moeder van Messiaen. De liederen zijn minimalistisch, maar uiterst suggestief en aanschouwelijk tegelijk. Kippenvel ! Wellicht een begin van een volgende CD met de liederen van Delbos (er bestaan zover bekend 16).

Katharine Dain is een intelligente zangeres en vertolkt het repertoire beeldend en treffend en zij wordt voortreffelijk en betrouwbaar begeleid door Sam Armstrong. In het CD-boekje een fraai essay over het repertoire door de sopraan en ook vertalingen van de liedteksten door haarzelf.
7 Mountain Records 7MNTN-024 (1CD)