De Nederlandse operaregisseur Jan Bouws ensceneerde gedurende zijn loopbaan ruim 200 opera’s, waaronder talrijke Nederlandse premières. Daarnaast deed hij vele herinstuderingen voor De Nederlandse Opera. Voor de Opera Studio produceerde hij maar liefst 43 opera’s. Een eerbetoon aan deze meest veelzijdige en productieve operaregisseur die Nederland ooit heeft gekend.

 

1985

De componist Jan van Vlijmen werd op 1 augustus 1985 benoemd tot intendant van De Nederlandse Opera Stichting als opvolger van Hans de Roo. De naam van het gezelschap werd veranderd in De Nederlandse Opera (DNO).

Jan Bouws ensceneerde in die maand nog zijn laatste twee nieuwe producties voor de Opera Studio. Hij regisseerde de cyclus ‘Zápisník Zmizelého’ van Janáček, die op 13 augustus 1985 in de Tent te ’s-Hertogenbosch in première ging met Rudi de Vries als Jan en Christa Pfeiler als Seffka.*

Nog geen drie weken later bracht Bouws zijn laatste nieuwe productie van de Opera Studio met ‘Cox and Box’ van Arthur S. Sullivan. De première op 26 augustus 1985 was in de Tent te Amsterdam met Roger Smeets, Rudi de Vries en Frans Fiselier.*

1986

Van Vlijmen besloot Bouws’ dierbare Opera Studio – die bestond sinds 1 maart 1966 – na 20 jaren zonder duidelijke reden op te heffen (Trouw; 22-1-1986).

De leden van Opera Studio protesteerden eind januari 1986 tegen opheffing, maar dit zou weinig uithalen bij de hardnekkige Van Vlijmen (NRC Handelsblad; 31-1-1986).

Ondertussen regisseerde Jan Bouws bij Opera Forum – intendant Peter Westerhout – de opera ‘Jevgeni Onjegin’ van Tsjaikovski. De première was op 8 maart 1986 in de Twentse Schouwburg te Enschede met Ernst Daniël Smid in de titelrol, Annett Andriesen als Larina, Thea van der Putten als Tatjana en Hein Meens als Lenski:

“goede vondsten van Jan Bouws, het volksbal in contrast tot het bal van de adel, een verrassend relief” (De Telegraaf; 10-3-1986)

“Jan Bouws heeft zich blijkbaar geconcentreerd op de sjeuiïge massascènes, die goed geolied verlopen […] Bouws’ kleine en grote onhandigheden leiden tot komische taferelen” (De Volkskrant; 10-3-1986)

“Het decorontwerp van Nicolaas Wijnberg en de regie van Jan Bouws zorgden hier mede voor een bijkans volmaakte sfeer” (Trouw; 10-3-1986)

Vanwege het rommelige artistieke beleid bij DNO wendde Jan Bouws zijn talenten voor diverse projecten elders aan. Zo ensceneerde hij in 1986 bij de Zomeropera van Frans van Koten de opera ‘Le Pescatrici’ van Haydn. Op 15 juni 1986 vond de première plaats in het Tuintheater te Hilversum (De Volkskrant; 21-6-1986).

DNO ging niet langer meer op reis, omdat de producties speciaal op maat voor Het Muziektheater in Amsterdam werden gemaakt. Het Muziektheater werd op 23 september 1986 geopend met de opera ‘Ithaka’ van Otto Ketting (De Volkskrant; 24-9-1986).

Een maand later vertrok Nando Schellen als zakelijk directeur en maakte Van Vlijmen ruzie met iedereen:

“Van Vlijmen lijkt nog niet uitgebezemd, want zijn mening over het werk van de vaste opera-fotograaf Jaap Pieper en van sommige leden van de publiciteitsafdeling is nauwelijks een geheim. Pieper, evenals zijn Amsterdamse collega Bob van Dantzig, een leerling van de grote theaterfotografe Maria Austria, werd onlangs door Van Vlijmen medegedeeld dat zijn werk te wensen over liet en dat voortaan ook andere fotografen op free lance-basis zouden worden ingeschakeld” (De Volkskrant; 24-10-1986)

Tevens kwam Van Vlijmen in conflict met de directie van Het Muziektheater (De Volkskrant; 17-11-1986).

1987

De kwesties binnen DNO stapelden zich in 1987 op en Van Vlijmen ontmoette scepsis over zijn beleid. DNO bleek ten slotte in ernstige financiële problemen te verkeren (NRC Handelsblad; 11-3-1987).

In april 1987 zei vervolgens de Kunstenbond FNV dat Van Vlijmen onder curatele gesteld diende te worden:

“De Kunstenbond FNV vindt dat het tekort van 6.8 miljoen gulden bij de Nederlandse Opera vooral te wijten is aan mismanagement en te hoge artistieke eisen van intendant Jan van Vlijmen” (NRC Handelsblad; 9-4-1987)

Tussen alle problemen bij DNO door ensceneerde Jan Bouws de opera ‘The Face on the Barroom Floor’ van de Amerikaanse componist Henry Mollicone uit 1978. In de Rotonde Stadsschouwburg van Amsterdam beleefde deze opera op 18 mei 1987 zijn Nederlandse première met Nico Schaap in de dubbelrol van Larry en Matt (Het Parool; 16-5-1987).

Bij de Zomeropera regisseerde Bouws in dat jaar ‘L’Incontro Improvviso’ van Haydn. De première was op 12 juni 1987 in het Tuintheater van Hilversum met onder anderen Jaco Huijpen en Bert Bijnen jr.:

“De regie in de tuin wordt gevoerd door Jan Bouws, al net zo enthousiast als alle anderen. Hij is in het dagelijks leven als hoofd van de regieafdeling vast verbonden aan de Nederlandse Opera. „In het komend seizoen ga ik onder meer Macbeth en Rigoletto met de Dublin Opera regisseren en ook de nieuwe musical Exodus”, vertelt Bouws tussen het repeteren door. „Vorig jaar was voor mij de eerste keer dat ik de Zomer Opera regisseerde. Voor mij is het werken in deze omgeving, met die prachtige muziek en al die enthousiaste mensen, iets heerlijks” (De Telegraaf; 27-6-1987)

Gedwongen door een enorm financieel tekort bij DNO werd op 1 oktober 1987 Truze Lodder naast Van Vlijmen aangesteld als zakelijk directrice.

Intussen regisseerde Jan Bouws in samenwerking met Impresariaat Salto Mortale bij de Rotterdamse Opera de opera ‘Macbeth’ van Verdi. Op 30 oktober 1987 ging de productie in première in Theater Zuidplein van Rotterdam met Henk Poort in de titelrol, Liesbeth Damen als Lady Macbeth en Annemarie Dur als de Dama (Het Vrije Volk; 27-10-1987).

Aan het begin van het seizoen 1987/1988 ensceneerde Bouws de opera ‘Rigoletto’ van Verdi bij de Dublin Grand Opera Society. Hij nam daarvoor Elena Vink mee voor de rol van Gilda.

In november 1987 zegde het personeel van DNO het vertrouwen in Van Vlijmen op (Het Vrije Volk; 21-11-1987).

Van Vlijmen bood uiteindelijk op 9 december 1987 zijn ontslag aan (NRC Handelsblad; 9-12-1987).

1988

De positie van de artistieke figuren van DNO werd herzien:

“Truze Lodder heeft het laatste woord. Dus ook in wat de huidige hoogste artistieke medewerkers” (Het Parool; 8-3-1988).

Jan Bouws was op 16 juni 1988 terug bij de Zomeropera met een tweeluik van de Haydn-opera’s ‘L’Infedeltà Delusa’ en ‘Lo Speziale’. In zes voorstellingen werden de hoofdrollen vertolkt door jonge Nederlandse zangers: Elena Vink, Irena Maessen, Jan Schouten, Bert Bijnen jr., Ineke Berends, Kor-Jan Dusseljee, Helene Versloot en Jef van Wersch (Nederlands Dagblad; 6-6-1988).

De geheel onbekende regisseur Pierre Audi (Libanon, 1955) werd met ingang van 16 oktober 1988 benoemd tot artistiek directeur van DNO:

“”Het was een moeilijke beslissing, maar men heeft mij uiteindelijk toch voldoende weten te overtuigen. De opera in Nederland biedt grote mogelijkheden, maar moet wel eerst flink door elkaar geschud worden”. Dat hij weinig opera-ervaring heeft, vinden beide partijen geen enkel bezwaar” (Nieuwsblad van het Noorden; 18-6-1988)

Bouws bleef onder Audi nog ruim tien jaar als hoofd van de regie-afdeling nauw betrokken bij de artistieke kant. Maar met de komst van Audi was het met de mogelijkheden voor Nederlandse zangers en regisseurs bij DNO gedaan. Na zijn komst zou DNO zich gedurende 25 jaren niet meer met Nederlands talentontwikkeling bezig houden.

1989

Jan Bouws bleef zich echter met diverse andere projecten inzetten voor Nederlands talent. Vanwege de overweldigende belangstelling voor de Zomeropera – 4000 bezoekers in tien dagen – zocht de organisatie naar mogelijkheden om de uitvoeringen ook in de winter te kunnen uitvoeren. Op 18 februari 1989 ensceneerde Bouws bij het gezelschap de opera ‘La Canterina’ van Haydn, die hij in 1975 ook al bij de Opera Studio had geregisseerd. Bernard Loonen, Irene Maessen (Gasperina), Robin Park (Apollonia) en Hélène Versloot zongen de hoofdrollen in Restaurant Het Wapen van Amsterdam te ’s-Graveland (De Telegraaf; 11-3-1989).

Tijdens de zomereditie van de Zomeropera regisseerde Bouws Haydns opera ‘Orlando Paladino’. De première was op 14 juni 1989 in het Tuintheater van Hilversum met onder anderen Elena Vink, Annett Andriesen, Albert Bonnema en Ellen Schuring:

“De regie van Jan Bouws bevat goede vondsten en een rook spuwende slang maakt het spektakel compleet” (De Telegraaf; 16-6-1989).

1990

Jan Bouws ensceneerde in 1990 voor de Zomeropera de opera ‘La Vera Costanza’ van Haydn. Na de première op 15 juni 1990 waren er nog vijf voorstellingen in het Tuintheater van Hilversum. Hoofdrollen waren weggelegd voor Ellen van Haaren, Albert Bonnema en Ingrid Kapelle:

“De regie van Jan Bouws blinkt eerder uit door het woekeren met minimale middelen” (De Volkskrant; 18-6-1990).

“De regie van Jan Bouws was recht-toe-recht-aan en waarschijnlijk is dat de enige manier om deze komisch opera’s te regisseren. De schipbreuk meteen aan het begin van de opera werd uiterst komisch en inventief uitgebeeld; wat je met beperkte middelen en beperkte al niet kunt doen! Acterend viel vooral Ellen van Haaren als Irene op. Al met al een uiterst genoeglijke avond, waarop de onvoorwaardelijke liefde voor Haydn die in de tuin en het huis heersen, goed voelbaar gemaakt werden” (Trouw; 19-6-1990)

1991

Jan Bouws regisseerde met Bert Bijnen jr. een workshop in Het Muziektheater van Amsterdam met een vroege versie van ‘Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny’ van Kurt Weill. De première was op 25 mei 1991:

“Dat betekent een unieke gelegenheid voor het publiek om ook eens kennis te maken met de werkruimtes in het Muziektheater waar het in het zogenaamde Truckdock ook nog het Mahagonny Songspiel onder regie van Jan Bouws kan bijwonen. De studiosfeer past uitstekend bij de klein bezette prille scheppingen die gemeen hebben dat ze vrij kort zijn en niet leunen op overdadige theatrale effecten. Prima uitgangspunten voor de ontwikkeling van jong en nieuw talent” (NRC Handelsblad; 27-5-1991)

“De handeling speelt zich af in een boksring waar de toeschouwers omheen staan en de regie van Jan Bouws en Bert Bijnen past hier ook goed bij: speels en vitaal, waarbij het feit dat er geen verrassingen zijn, de pret niet drukt” (De Volkskrant; 27-5-1991)

Op 15 juni 1991 was Bouws terug bij de Zomeropera met de eenakter ‘Il Mondo della Luna’ van Haydn. Vanwege het slechte weer werden de openluchtvoorstellingen van het Tuintheater omgetoverd tot uitvoeringen in een nabijgelegen kerk. Elena Vink, Bernadette ter Heijne, Maja Roodveldt, Rein Kolpa, Ruud Fiselier, Julian Hartman en Frans Fiselier tekenden voor de hoofdrollen:

“ook in het volle kerkgebouw wisten de zangers in een simpele, doeltreffende regie van Jan Bouws en in mooie kostuums van Maeycken Geertsen het publiek op hun hand te krijgen” (Trouw; 17-6-1991).

1992

Jan Bouws ensceneerde in 1992 tijdens de wintereditie van de Zomeropera de opera ‘Die Feuersbrunst’ van Haydn. De Nederlandse tenor Frank van Aken zong er tijdens één van zijn eerste professionele operavoorstellingen. De première was op 29 februari 1992 in Het Wapen van Amsterdam te ’s-Graveland. Verder maakten onder anderen Tom Sol en Corinne Romijn deel uit van de bezetting.*

Jan Bouws was vanaf 1992 drie maal jurylid bij het Cristina Deutekom Concours. Op 16 maart 1992 won de sopraan Angelina Ruzzafante de eerste prijs op het concours (Limburgsch Dagblad; 17-3-1992).

Bij DNO kregen Nederlandse operaregisseurs geen kansen meer:

“Opera’s in Nederland worden bijna altijd geregisseerd door buitenlandse regisseurs. Waarom hebben Nederlanders zo weinig belangstelling voor opera-regie? Pierre Audi: „Het is een treurige situatie. Sinds ik hier werk heeft zich nog nooit een Nederlandse regisseur bij mij gemeld met de wens een opera te regisseren.”” (NRC Handelsblad; 20-3-1992)

Net als een jaar eerder regisseerde Jan Bouws in 1992 een workshop van Het Muziektheater te Amsterdam. Met de kameropera ‘Sāvitri’ van Gustav Holst uit 1916 bood hij Corinne Romijn, Bert Bijnen jr. en Ruud Fiselier er de kans om hoofdrollen te zingen. De première was op 21 mei 1992. Bouws:

“Zangers uit het koor of mensen die anders alleen kleine partijen zingen, zien het toch als een kans om een solistische rol te krijgen. Ik vind dat er zoveel mogelijk jonge mensen gestimuleerd moeten worden. En wat mij betreft niet alleen zangers, maar net zo goed belichtingontwerpers, decorontwerpers, kostuumontwerpers. We hebben bij het Muziektheater allerlei mensen in huis die gewoonlijk op het tweede plan blijven en nu de kans krijgen hun ei kwijt te raken. Het is bijzonder stimulerend om met jonge mensen te werken die nog niet bedorven zijn. Samen ergens veel moeite voor doen geeft een groot gevoel van saamhorigheid. Dat mis ik anders nog weleens” (Het Parool; 21-5-1992)

Jan Bouws bracht ‘Die Feuersbrunst’ van Haydn terug in de zomereditie van de Zomeropera. De uitvoeringen waren op 19, 20 en 21 juni in het Tuintheater te Hilversum met opnieuw Frank van Aken, Corinne Romijn en Tom Sol (NRC Handelsblad; 18-6-1992).

Een maand later werd op 14 en 15 juli 1992 ‘Die Feuersbrunst’ op het Pieterkerkplein te Leiden gespeeld in opnieuw dezelfde bezetting (De Telegraaf; 11-7-1992).

Bouws ensceneerde bij de Rotterdamse Opera ‘Carmen’ van Bizet. De première was op 1 november 1992 in het Theater Zuidplein te Rotterdam. Carmen was Corinne Romijn, Micaëla was Angelina Ruzzafante, Escamillo was Henk Poort en Don José was Mark Luther:

“De regisseur Jan Bouws (goed gekozen door de Rotterdamse Opera) […] wat heeft dat koor van amateurs enorm veel bereikt door hard werken” (De Telegraaf; 6-11-1992)

1993

De Zomeropera bracht vier dubbele Nieuwjaarsvoorstellingen in Het Wapen van ‘s-Graveland op 8, 10, 17 en 17 januari 1993. Het ging om ‘The Telephone’ van Menotti en ‘Not in Front of the Waiter’, een eenakter die door de Londense National School of Opera gemaakt was uit vier Offenbach-opera’s. Jan Bouws zorgde voor de ensceneringen:

“De voorstellingen, gezongen door Maja Roodveldt, Tom Sol, Gert-Jan Alders, Frank van Aken en Corinne Romijn worden begeleid door het Esterhazy-orkest olv Frank van Koten en geregisseerd door Jan Bouws” (NRC Handelsblad; 7-1-1993)

Op vrijdag 23 april 1993 gaf de Operaklas van het Maastrichts Conservatorium een uitvoering van ‘Gianni Schicchi’ van Puccini in een enscenering van Jan Bouws:

“regisseur Jan Bouws, decorontwerper Vincent Sturkenboom en kostuumverzorgster Ria Blanes laten er geen twijfel over bestaan, dat Gianni Schicchi in het Florence van rond 1300 leefde, gezien door de ogen van een 20-ste-eeuwse operaproducent uiteraard” (Limburgsch Dagblad; 26-4-1993)

Bij de Zomeropera regisseerde Bouws in 1993 de opera ‘La Fedeltà Premiata’ van Haydn. De première vond plaats op 19 juni 1993 in het Tuintheater te Hilversum met Ellen van Haaren als Amaranta, Xenia Meijer als Celia, Frank van Aken en Marcel Reijans alternerend als Fileno en Frank Fritschy als Lindoro:

“In de regie van Jan Bouws, die niets onverhuld liet, kwam La Fedelta als een geslaagde mix tussen de klassieke mythe en een hedendaagse sociale komedie over het voetlicht. De overtuiging waarmee de zangers hun rollen de juiste inhoud gaven, dwong respect af en kwam de duidelijkheid van het verhaal ten goede. Het gewicht werd […] meer op intimiteit gelegd dan op krachtvertoon en dat bleek tevens een groot winstpunt voor de doorzichtigheid van Haydns breekbare en meeslepende aria’s” (De Volkskrant; 21-6-1993)

Daarna ging Bouws met ‘La Fedeltà Premiata’ op tournee door Nederland. Op 22 september 1993 werd de productie opgevoerd in de Stadsschouwburg van Amsterdam (NRC Handelsblad; 15-9-1993):

“De regie van Jan Bouws was perfect voor deze opera. Recht toe, recht aan, maar steeds toepasselijk met de juiste dosering van de vette humor. De toneeleffecten met het everzwijn en de opkomst van Diana zullen in de tuin waarschijnlijk nog komischer en betoverender geweest zijn dan hier […] de als altijd aanstekelijk zingende en acterende Ellen van Haaren (Amaranta) en de beide mooie tenoren Frank Fritschy (Lindoro) en Frank van Aken (Fileno). Xenia Meijer (Celia) zong haar wonderschone rol met opvallend gemak. Torn Sol (Perucchetto) en Maja Roodveldt (Nerina) gaven komische en goed gezongen interpretaties” (Trouw; 24-9-1993)

1994

Jan Bouws ensceneerde voor de Stichting PromoSing Amsterdam de opera ‘Il Segreto di Susanna’ van Ermanno Wolf-Ferrari. De première was op 4 maart 1994 in het Huis aan de Amstel te Amsterdam.*

In maart 1994 was Jan Bouws opnieuw jurylid bij het Deutekom Concours naast onder anderen Cristina Deutekom, Sophia van Sante en Pieter van den Berg. De winnaar was in dat jaar Frank van Aken (De Volkskrant; 14-3-1994).

Ook bracht Bouws de productie van ‘La Fedeltà Premiata’ in de zomer van 1994 tijdens muziekfestivals in Frankrijk (ondere andere in Besançon en Castres met Frank van Aken) en in Oostenrijk (tijdens de Haydn Tage in Eisenach op slot Esterhazy).

De productie van ‘Il Segreto di Susanna’ van Stichting PromoSing Amsterdam werd op 27 en 28 augustus 1994 in Amsterdam hernomen (Het Parool; 26-8-1994).

Jan Bouws was voor het seizoen 1994/1995 artistiek adviseur van de Nationale Reisopera in oprichting. Voor één seizoen werd Bouws – nog immer hoofd van de regie-afdeling van DNO – door DNO aan de Reisopera uitgeleend. Bouws stelde voor dat seizoen het programma samen, deed ook de casting en het aantrekken van regisseurs, ontwerpers en dirigenten:

“Hij heeft als artistiek adviseur het seizoen 1994-1995 opgezet en zal de produkties begeleiden in afwachting van de benoeming van een artistiek leider voor het nieuwe gezelschap. Er worden vier produkties gemaakt waarmee 50 voorstellingen worden gegeven in de grote theaters: ‘Candide’ van Leonard Bernstein, ‘Rusalka’ van Dvorak, ‘Macbeth’ van Verdi en ‘Faust’ van Gounod. Over zangersbezettingen, dirigenten en regisseurs waren er nog geen mededeling. Voor de orkestbegeleiding wordt samengewerkt met Het Gelders Orkest (‘Candide’), Forum Filharmonisch (‘Rusalka’ en ‘Macbeth’) en Het Brabants Orkest (‘Faust’)” (Trouw; 11-11-1993)

Jan Bouws zorgde voor een keur aan Nederlandse zangers. Zo bestonden de bezettingen uit zangers als Marcel Reijans, Elena Vink, Peter Bording, Corinne Romijn, Tom Haenen, Lucia Meeuwsen, Hubert Delamboye, Jaco Huijpen, Ellen van Haaren, Marion van den Akker, Henk Poort, Harry Peeters, Frank van Aken, Angelina Ruzzafante, Ernst Daniël Smid en Xenia Meijer. Nooit meer zou men daarna zoveel Nederlanders in hoofdrollen kunnen bewonderen als in dat seizoen bij de Reisopera.

* Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)