1.

De eerste studio-opname van de opera ‘The Rake’s Progress’ van Igor Stravinsky (1882-1971) vond al anderhalf jaar na de Venetiaanse wereldpremière van 11 september 1951 plaats. Het was de eerste van twee studio-opnamen die Igor Stravinsky zelf dirigeerde en ontstond tussen 1 en 10 maart 1953 in de opnamestudio van het label Columbia in de 30th Street van New York. De uitvoerenden hadden allen deelgenomen aan de eerste productie van de opera in de Metropolitan Opera van New York op Valentijnsdag 1953, die ook op CD verkrijgbaar is (zie Bonus). De solisten zijn allemaal sterke personages, beter geschetst dan de zangers op de tweede studio-opname van Stravinsky van ‘The Rake’s Progress’ voor CBS van juni 1964. De sopraan Hilde Gueden is een beeldschone Anne Trulove en brengt meer dan enig ander op CD haar tragiek tot uiting. De losbol Tom Rakewell wordt uitstekend gezongen door de lyrische tenor Eugene Conley, die de rol ook vertolkte tijdens de Nederlandse première op 15 juni 1957. Hij maakt met Gueden de droefheid van de derde scène van de derde akte uiterst voelbaar. Bariton Mack Harrell was voor het voorbeeld van de duivel Nick Shadow voor vele generaties na hem. Zijn tekstuitbeelding is exemplarisch. De mezzo Blanche Thebom differentieert sterker dan andere mezzo’s goed tussen Baba’s Song en haar hysterische aria. Het Metropolitan Opera Orchestra was geïnstrueerd door Fritz Reiner en speelt op deze mono-opname derhalve nauwkeuriger dan het Royal Philharmonic Orchestra op Stravinsky’s Londense stereo-opname elf jaren later. Stravinsky was ten tijde van die studio-opname 82 jaar. Die uitgave bevat meer Mozart-idioom, maar is droger en heeft minder bas. Vanwege het gevoel van spektakel, warmte en ontspanning is deze vroege opname de eerste keuze!
Naxos 8.111266-67 (2CDs)

2.

Een eervolle tweede plaats bezet de opname van ‘The Rake’s Progress’, die het label Decca maakte in juli 1983 in de Walthamstow Town Hall te Londen. Hier zong Samuel Ramey de partij van Shadow ruim een half jaar na zijn debuut in Covent Garden. De satan geloof je hem onmiddellijk; hij is direct, snedig en glibberig. In de laatste akte weet hij muzikaal de transformatie van zacht- naar kwaadaardigheid geloofwaardig te verklinken, ook al had Mack Harrell in de Met nog meer expressie. Cathryn Pope is een breekbare, maar doelbewuste Anne. Haar sopraan is aangenaam, ook al mist zij de prilheid van Gueden. Philip Langridge is jeugdig, levendig en lyrisch als Rakewell. Zijn tenor klinkt enigszins gespannen op de impulsieve momenten, maar hij geeft met terughoudendheid een ontroerend portret van Rakewells verval. Sarah Walker is de beste, meest hysterische Baba op CD. Fenomenaal! Astrid Varnay is een heerlijke, overjarige hoerenmadam Mother Goose. Dirigent Riccardo Chailly heeft een dramatische en krachtige visie op het werk. Hij tovert de chemie van de opera vol kwikzilver, bitterzuur en smeltende tederheid. De London Sinfonietta voegen zich in precisie en zwier; de houtblazers zijn voortreffelijk. Op diverse plaatsen gebruikt Decca geluidseffecten, zoals in de tweede akte tijdens Baba’s hysterische aria en in de derde akte tijdens de veiling en het kaartspel. Deze opname werd daarna niet meer geëvenaard.
Decca 475 7005 (2CDs)

3.

Het label Philips maakte deze opname in september 1995 in de zaal Matsumoto Bunka Kaikan van de Japanse stad Matsumoto na Graham Vicks productie van ‘The Rake’s Progress’ in datzelfde jaar tijdens het Saito Kinen Festival. Je hoort dat er voorstellingen aan de opnamen vooraf zijn gegaan, want de zangers reageren op elkaar als in een live-uitvoering. De zilveren sopraan van Sylvia McNair is ronduit ideaal voor Anne. Paul Plishka is een stugge, maar demonische Shadow. Anthony Rolfe-Johnson is een ontwapenende Rakewell en Jane Henschel is een fantastisch onbesuisde Baba. Trulove was de laatste partij die de hier 66-jarige Donald Adams opnam. Zijn dictie en tekstuitbeelding zijn onberispelijk. Ian Bostridge is een precieze Sellem, echter zonder satire. Dirigent Seiji Ozawa is zwaarder op de hand dan Chailly, maar verblijdt met heldere structuren. Het Saito Kinen Orchestra volgt toegewijd, de houtblazers zijn uitstekend. De geluideffecten – servies, broodmachine, kaartspel, donder – zijn illustratief.
Philips 454 431-2 (2CDs)

4.

Naar aanleiding van een productie van ‘The Rake’s Progress’ van de Opéra de Lyon maakte het label Erato deze studio-opname in juli 1995 en januari en maart 1996 in dat theater. Opnieuw Samuel Ramey twaalf jaren na de opname van Decca; nog overtuigender de interpretatie, muzikaal nog vanzelfsprekender de vertolking. Dawn Upshaw is een geloofwaardige Anne, breekbaar en doelgericht, ook al is haar vocale speelveld kleiner dan dat van Gueden en McNair. Haar finale van de eerste akte is niettemin prachtig. Jerry Hadley brengt een gepeperde klank voor Rakewell en maakt van de bon-vivant een 3-D personage. Zijn cavatina in de eerste akte is prachtig lyrisch. Grace Bumbry was hier bijna 60 jaar en een muzikaal enigszins houterige Baba, ook al past de diva-attitude haar volkomen. Kent Nagano laat de muziek dansen en springen door zijn ritmische precisie, maar het theater ontbreekt. De geluidskwaliteit is helder, minutieus en droog, passend bij de atmosfeer van de barok- en kamermuziek. Ook hier de geluidseffecten tijdens de veiling in de tweede akte.
Erato 2564 68138-0 (2CDs)

5.

Deze opname van ‘The Rake’s Progress’ werd door Deutsche Grammophon in juni 1997 in de Abbey Road Studios van Londen gemaakt en ontving in 2000 een Grammy Award voor ‘Best Opera Recording’. Deborah York is een onberispelijke en breekbare Anne. Bryn Terfel gelooft men de kwelgeest nog niet helemaal. Met het ongelooflijke palet aan kleuren in zijn stem benadert hij Shadow menselijk. Ian Bostridge nu – twee jaren na zijn Selem bij Ozawa – als Tom. Hij is verstaanbaar en zingt helder, maar de stem te lichtgewicht en de interpretatie te intellectueel voor de losbol Rakewell. Met Anne Sofie von Otter nu eens geen dramatische mezzo als Baba the Turk, maar een lyrisch geluid. Het maakt de bebaarde vrouw pinniger. Dirigent John Eliot Gardiner leidt het London Symphony Orchestra energiek en eigenzinnig. Ook DG gebruikt geluidseffecten voor de hysterische aria van Baba.
DG 459 648-2 (2CDs)

Bonus:

1.

Van de wereldpremière van ‘The Rake’s Progress’ op 11 september 1951 in het Teatro La Fenice van Venetië is deze geluidsopname bewaard gebleven. Ook hier dirigeerde Igor Stravinsky zelf. De uitvoering klinkt nog erg straf en onwennig. De Duitse sopraan Elisabeth Schwarzkopf is helaas een onverstaanbare en geaffecteerde Anne. Otakar Kraus was gespecialiseerd in gemene personages en dus een juiste keuze voor Nick Shadow. Hij zong de demon ook tijdens de Nederlandse première in 1957. De musicaltenor Robert Rounseville past goed in de partij van Tom Rakewell. De uitbeelding van Baba door de legendarische de Jennie Tourel heeft duidelijk uitwerking op het publiek en niemand overtrof de even legendarische Hugues Cuénod als Selem. De bas Raffaele Arié is een stugge vader Trulove. Een interessante opname met historische betekenis.
Gala GL 100.567 (2CDs)

2.

Dit is de opname van de Amerikaanse première van ‘The Rake’s Progress’ op 14 februari 1953 in de Metropolitan Opera van New York. De registratie werd op de radio live uitgezonden. Het was de eerste in een reeks van zes Met-voorstellingen in de enscenering van George Balanchine met in de hoofdrollen Hilde Gueden, Eugene Conley, Mark Harrell en Blanche Thebom. Maar wat een verschil met de opname uit Venetië! Hier hoort men theater en het Amerikaanse publiek reageert, lacht en applaudisseert. En woorden schieten tekort om de perfectie van dirigent Fritz Reiner te beschrijven. Ongelooflijk hoe hij – zo vroeg het ontstaansproces van ‘The Rake’s Progress’ – een onberispelijke uitvoering en theatrale sfeer weet te bieden.
Datum 90003 (2CDs)