****
© Pascal Victor
Amsterdam, 1 februari 2018

DNO ‘The Rake’s Progress’: zinderend muziektheater

MUZIKAAL

1. Is men trouw aan de muziek of zijn er veranderingen? *****

– De Nationale Opera (DNO) brengt ‘The Rake’s Progress’ (1951) van Igor Stravinsky (1882-1971). Het is Stravinsky’s laatste opera van de componist en verhaalt hoe de losbol Tom Rakewell door toedoen van Nick Shadow – de duivel in vermomming – tot de ondergang wordt gebracht. DNO speelt de opera integraal met de pauze op een vreemde plek, in het midden van de tweede akte.

2. Zijn de zangers rollendekkend? ****

– De zangers zijn hetzij Amerikaans, hetzij Brits. Paul Appleby is uitstekend in de titelrol. Hij zingt de losbol met grote, lyrische tenor en is expressief en verstaanbaar. Bas-bariton Kyle Ketelsen heeft de passend demonische ondertoon voor Nick Shadow. Julia Bullock is ontroerend als Anne Trulove, maar klinkt toch net te donker voor de partij van dochter, die vraagt om een coloratuursoubrette. Het is een geweldig idee geweest om Baba the Turk te bezetten met een countertenor – ooit een glansrol van Brian Asawa – en in de vertolking van Andrew Watts is het niet alleen scenisch hilarisch, maar ook vocaal geslaagd.

3. Is de dirigent betrokken bij het podium? ***

– De Britse dirigent Ivor Bolton (1958) gaf bij DNO onder andere al een sfeervolle lezing van ‘Billy Budd’, maar ook een onverzorgde ‘Armide’ en ‘Le Nozze de Figaro’. Hij zingt soms mee, maar geeft de zangers wisselend aan en dat is bij ‘The Rake’s Progress’ funest voor de ritmische precisie. Baba’s Song in de tweede akte verliep scheef en in plaats van te helpen, verborg Bolton zijn hoofd in de partituur.

4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid? ***

– Ook het Nederlands Kamerorkest is derhalve niet altijd ritmisch exact, maar dit zal in de loop van de reeks ongetwijfeld verbeteren. Het Koor van De Nationale Opera zong nauwkeurig en was opvallend verstaanbaar.

DRAMATURGISCH

5. Komt de enscenering overeen met het libretto? *****

– De Britse schrijver, acteur en regisseur Simon McBurney (1957) was eerder bij DNO met een fraaie ‘A Dog’s Heart’ en een minder betoverende ‘Die Zauberflöte’. Zijn enscenering van ‘The Rake’s Progress’ is op en top, puur muziektheater. McBurney benadert de toespelingen op de verschillende opera’s en mythologische en bijbelse motieven in het libretto van W.H. Auden en Chester Kallman met veel humor, over-the-top en onderhoudend.

6. Wordt er een verhaal verteld? *****

– McBurney is een verteller en in zijn enscenering is de carrière van de losbol is ook zonder boventiteling te volgen.

7. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving? *****

– Dit is een illustratie hoe projectie in een operavoorstelling goed werken kan. Het video-ontwerp van Will Duke en de belichting van Paul Anderson vormen een sfeervol decor en een lust voor het oog.

8. Hoe is de integratie regie – muziek? *****

– McBurney is een muzikale regisseur. Zo zet hij in de prelude tot de tweede scène van de tweede akte de trompettist op het toneel als bedelaar. Ook ieder koorlid is in deze enscenering een personage.

ALGEMEEN

9. Is de productie artistiek innovatief? ****

– McBurney weet steeds weer te overrompelen. Zo waren zelfs zij die wisten dat de epiloog nog ging komen verrast.

10. Is de productie onderscheidend of spraakmakend? ****

– ‘The Rake’s Progress’ is de beste productie van het DNO-seizoen tot nu toe.

11. Is er Nederlandse betrokkenheid bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)? *

– Er is helaas geen Nederlandse participatie bij deze productie. Terwijl tijdens de Nederlandse première van ‘The Rake’s Progress’ in 1957 nog vijf Nederlanders zongen, is nu zelfs de rol van Minos door een Amerikaan bezet!

12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot de zaalcapaciteit? ****

– De DNO-première van ‘The Rake’s Progress’ was niet uitverkocht. Het publiek keerde ook voor het tweede gedeelte terug in het auditorium en was niet – zoals bij ‘Tristan und Isolde’ – na de pauze huiswaarts gekeerd.