***
© Marco Borggreve
Amsterdam, 29 oktober 2017

‘La Traviata’ nieuw dieptepunt in geschiedenis Reisopera

De Reisopera brengt in een co-productie met het Scapino Ballet Rotterdam ‘La Traviata’ van Verdi. De positieve elementen van de enscenering wegen niet op tegen de ontstemmende ingrediënten en de bezetting is een dieptepunt in de geschiedenis van de Reisopera.

Aan het begin van de coproductie ‘La Traviata’ van de Reisopera en het Scapino Ballet Rotterdam maken in de eerste akte de kostuums en het decor van Dieuweke van Reij indruk in een sfeervol lichtontwerp van Alex Brok. De regie van Floris Visser toont aanvankelijk doortimmerde elementen, zoals een terugblik van Violetta naar haar jeugd als dochter van een dominante, alcoholverslaafde vader. Een verrassende handeling biedt de eerste akte tevens wanneer Violetta voor het “Libiamo” op een piano wordt rondgereden door haar minnaars in een choreografie van Pim Veulings.

Al deze ingrediënten lijken in de eerste akte een belofte voor een geslaagde avond, maar niets is minder waar. Al snel nemen namelijk de ontstemmende aspecten de overhand. Violetta is hier geen courtisane – zoals door de Reisopera aangekondigd – maar een bloot hoertje in jarretels, waardoor de innemendheid van haar personage teniet wordt gedaan. De eerste scène van de tweede akte is ongemakkelijk als Visser haar met Alfredo laat vrijen wanneer hij over haar in de derde persoon zingt. En het optreden van Giorgio Germont wordt niet groots, aanzienlijk of hoogmoedig benaderd, zoals de muziek onweerlegbaar aanroept. Uiteindelijk is dit geen ‘La Traviata’ van diepe psychologie of intense emoties. Bovendien is het toneel te diep om de handeling vanaf alle plaatsen in de zaal te kunnen aanschouwen.

Het vocale niveau is eveneens onder de maat. De rol van Violetta Valéry is één van de meest veeleisende rollen van het operarepertoire en dat is te horen aan de vertolking de Sloveense sopraan Urška Arlič Gololičič. Haar zang is onzuiver, de coloraturen flodderig, haar dictie onduidelijk en frasering zonder legato. Ontegenzeggelijk heeft zij durf door frontaal naakt op te treden in de eerste akte. Ook de vocale perceptie en het perspectief van de Amerikaanse tenor Jesús Garcia als Alfredo Germont zijn onvoldoende. Ook hij zingt te vaak onzuiver, onverstaanbaar, er komt teveel lucht door zijn lijnen en de hoogte klinkt geknepen. De Britse bariton Anthony Michaels-Moore zou tegen zichzelf moeten worden beschermd nog partijen als vader Germont op zijn programma te nemen. Hij klonk als de glansloze grootvader van Alfredo. Het is een brutaliteit dat door de Reisopera slechts één bijrolletje aan een Nederlander – Wiebe-Pier Cnossen als Marchese d’Obigny – is verstrekt. Flora Bervoix, Annina, Gastone de Létorières, Dottore Grenvil en zelfs Barone Douphol zijn hier allemaal buitenlandse zangers. Deze bezetting is opnieuw een dieptepunt in de geschiedenis van de Reisopera.

Een lichtpuntje vormen nog de Venezuelaans-Amerikaanse dirigent Ilyich Rivas en het Het Gelders Orkest, die ‘La Traviata’ terugbrengen tot kamermuziekachtige proportie. De orkestraal lyrische introspectie werkt intiem en het koor Consensus Vocalis zingt zeer nauwkeurig en met maximale concentratie. Maar door de afgevlakte regie en de matige vocale prestaties is deze productie van ‘La Traviata’ een even groot fiasco als de wereldpremière in 1853 in Venetië.