In de serie ‘Nederlandse premières’ worden de eerste opvoeringen van opera’s in Nederland belicht. In deel 16: ‘Manon Lescaut’ van Giacomo Puccini (1858-1924).

 

het-nieuws-van-den-dag-20-10-1898Manon Lescaut’ is de derde opera van Giacomo Puccini en beleefde zijn wereldpremière op 1 februari 1893 in het Teatro Regio van Turijn. De Nederlandse première van ‘Manon Lescaut’ was op vrijdag 21 oktober 1898 om 20.00 uur in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Het gezelschap van de Italiaanse Opera onder directie van Machiel de Hondt voerde de productie op. Het was de bedoeling om de productie slechts eenmaal te spelen vanwege de “uitgebreidheid van het repertoire” (Algemeen Handelsblad; 21-10-1898). Echter, door het enorme succes werd ‘Manon Lescaut’ door het gezelschap in de herfst van 1898 maar liefst negen keer uitgevoerd!

Bice AdamiBroer en zus Lescaut werden vertolkt door een beroemd Italiaans duo: Bice Adami zong de titelrol van Manon Lescaut en haar echtgenoot Ferruccio Corradetti was Lescaut. Zij maakten samen én solo diverse plaatopnamen tussen 1899 en 1906. In Nederland waren zij slechts in drie producties te bewonderen: CorradettiZij zongen samen in de herfst van 1898 in twee verschillende producties van ‘Cavalleria Rusticana’/‘Pagliacci’ – bij de Nederlandsche Opera (met Jacques Urlus als Turiddu/Canio) en bij de Italiaanse Opera – en in deze ‘Manon Lescaut’. Bice Adami en Ferruccio Corradetti waren bovendien de ouders van de beroemde sopraan Iris Adami Corradetti (1903-1998). Iris Adami Corradetti gaf in Padua les aan de Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek.

De rest van de bezetting waren vaste zangers van de Italiaanse Opera in Nederland. De tenor Pietro Ferrari was Des Grieux, de bas Roberto Tamanti zong Geronte, de tenor Umberto Pittarello vertolkte Edmondo, Il Maestro di Ballo en Un Lampionaio, sigr. Toninelli was L’Oste en Un Sergente en Un Musico werd gezongen door Elisa Mattiuzzi.

De dirigent was Natale Emanuel, die op 19 oktober 1897 ook al de muzikale leiding had gehad over de Nederlandse première van ‘La Bohème’ in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag. Tevens zou hij op vrijdag 2 december 1898 de eerste Italiaanstalige uitvoering in Nederland dirigeren van ‘Otello’ van Verdi in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Beide voorstellingen waren eveneens producties van de bij de Italiaansche Opera.

De pers was lovend over de Nederlandse première van ‘Manon Lescaut’:

“Signora Adami heeft Manon op een in veel opzichten voortreffelijke wijze weergegeven. Vooral haar spel en haar wijze van declameeren waren zeer te prijzen en in de vierde acte bepaald treffend. Haar zangkunst houdt niet geheel gelijken tred met hare groote gaven wat spel en de kunst van zeggen betreft, doch als geheel was het een schoone creatie. Waardig stond Signor Ferrari haar als Des Grieux ter zijde; hoewel in bet begin wat te theatraal, heeft hij zijne partij met veel glans ten gehoore gebracht. Zeer goed was ook Signor Corradetti als Lescaut; de kleinere partijen waren eveneens in goede handen. Doch het is vooral den leider, Cav. Emanuel, wien hulde moet worden gebracht voor het schoone resultaat dat hij heeft weten te verkrijgen. Deze uitvoering was voor de Italiaansche Opera een artistieke daad, die de belangstelling verdient van allen, die werkelijk goede opera-uitvoeringen op prijs stellen. Ik hoop dus, dat velen van de gelegenheid gebruik zullen maken de volgende opvoering van dit werk a. s. Maandag bij te wonen.” (Algemeen Handelsblad; 22-10-1898)

“Signorina Adami debuteerde met den titel en deed zich vooral als een volleerd actrice met goed stemmiddelen kennen. De heer Corradetti die als Lescaut eveneens zijn entrée maakte, is een acteur van buitengewone beteekenis. Zijn stem klonk gevoileerd, waarschijnlijk ten gevolge van het groote verschil in weersgesteldheid tusschen zijn land en het onze. Sigr. Ferrari gaf buitengewoon veel te genieten als des Grieux zoowel voor oor als gezicht. Ook de heer Pittarello mag met sigra Mattiuzzi genoemd worden, terwijl Geronte (sigr. Tamanti) mijne verwachtingen, die toch al hoog gespannen waren, nog wist te overtreffen” (De Telegraaf; 22-10-1898)

Daniël de Lange schreef:

“Mejuffrouw Adami heeft een zeer passende figuur voor Manon; zij zegt zeer goed en, ware ’t niet dat zij vaak in den klank der stem iets schrils heeft, men zou haar onvoorwaardelijk mogen loven. Een indruk van haar vertolking draagt men met zich en dat is zeer zeker een der hoofdverdiensten van een dramatische zangeres. Zeer schoon was de wedergave van de partij van Des Grieux, door den Heer Ferrari. De stem is zeer sympathiek en de wijze van zingen zeer te loven. Daarbij leent deze zanger aan de partij een type. Op mij maakte de Heer Ferrari een zeer goeden indruk. De karakteriseering van de partij van Lescaut door den Heer Corradetti beviel mij eveneens zeer goed. De drukke, bemoeizieke, niet serieuse, maar handige persoon kwam in zijn doen en laten zeer goed uit. In de hoogte is het orgaan aangenaam, in de laagte zwak. Wanneer men nu nog den Heer Tamanti als Geronte genoemd heeft, welke persoon zeer voldoende is dan zal men zich kunnen voorstellen, dat met een bezetting van de vier hoofdpartijen zooals deze, de opvoering als geheel zeer te loven was” (Het Nieuws van den Dag; 24-10-1898)

De productie werd nogmaals opgevoerd op 23 oktober 1898 in het Paleis voor Volksvlijt:

“De tweede opvoering van Puccini’s opera ‘Manon Lescaut’ is gisteravond voor het Italiaansche gezelschap wederom een groot succes geweest. Alle rangen in het Paleis waren geheel bezet, zelfs konden velen geen plaats meer bekomen. De opvoering liet dan óók als de eerste maal, bijkans niet te wenschen en het publiek juichte de hoofdpersonen, evenals den bekwamen dirigent Natale, herhaaldelijk daverend toe. Het heerlijke intermezzo bij den aanvang van het derde bedrijf moest door het orkest op herhaalden aandrang van het publiek ten tweeden male ten gehoore worden gebracht. Gelukkig verschijnsel was het, dat men toch met het storende bisseeren schijnt te gaan breken, want hoe ook liet publiek na het einde der derde acte, juichte en klapte, signor Ferrari herhaalde niet. Wel kwam de dirigent zelf op het tooneel en moest tot viermaal toe „gehaald” worden. De heer Natale vond bij den aanvang der voorstelling zijn lessenaar met een prachtvollen krans getooid en werd door het orkest met fanfares, door het publiek met daverend handgeklap begroet. Signora Adami (Manon Lescaut), signor Corradetti (Lescaut) en signor Ferrari (des Grieux) werden met bloemstukken en kransen gehuldigd. Naar wij vernemen, zal Vrijdag een derde voorstelling van dit werk gegeven worden. Wie nog geen gelegenheid had het te genieten, ga dan op naar het Paleis” (Algemeen Handelsblad; 25-10-1898)

“De tweede opvoering van Pucoini’s Manon Lescaut, door de Italiaansche Opera, had weer een schitterend succes. Signora Adami (Manon), Signor Ferrari (Des Grieux) en Signor Corradetti (Lescaut) kregen kransen, ook de orkest-directeur Natale, die buitengewoon warm toegejuicht werd. Het intermezzo werd gebisseerd, maar overigens gelukkig niets. Om aan het verlangen van velen, die de voorstelling wegens plaatsgebrek niet konden bijwonen, te voldoen, heeft de directie besloten deze opera a.s. Vrijdag nog ééns te doen opvoeren” (Het Nieuws van den Dag; 27-10-1898)

De derde opvoering van de productie was op dinsdag 25 oktober 1898 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen aan de Zwarteweg te ’s-Gravenhage:

“Signora Adami heeft geheel en al de figuur voor een Manon. Als ze zich matigt, zingt ze ook zeer fraai, en ze speelt de rol uitmuntend en hield voet bij stuk tot het einde. Signor Ferrari was met zijn sympathieke stem geheel de gewenschte Des Grieux en voldeed in alle opzichten. Signor Corradetti heeft de rol van Lescaut best vertolkt; hij heeft een aangenaam geluid. Signor Tamanti was voldoende in de rol van den rijke Geronte. Signora Mattiuzzi liet hare flinke altstem in den kleine rol hooren; ik hoop, dat men haar spoedig in een belangrijker partij zal zien optreden, want haar manier van zingen en de stem zijn mooi. Koren en orkest werkten goed. De voorstelling eindigde om 11 uur; de pauzen waren gelukkig kort, – een verbetering in vergelijking met het vorige seizoen” (Haagsche Courant; 27-10-1898)

De vierde voorstelling van de productie was op vrijdag 28 oktober 1898 opnieuw in het Paleis voor Volksvlijt:

“Voor een uitverkocht huis werd gisteravond in het Paleis voor Volksvlijt ‘Manon Lescaut’ nogmaals opgevoerd. Den orkestleider Emanuel Natale werd een reuzenkrans aangeboden. Bij open doek werden de uitvoerenden viermaal teruggeroepen. Naar wij vernemen, zal op verzoek Maandagavond, maar dan beslist voor het laatst, Manon weder voor het voetlicht komen” (Algemeen Handelsblad; 29-10-1898)

Inderdaad werd de opera op maandag 31 oktober 1898 nogmaals opgevoerd in het Paleis voor Volksvlijt, maar de laatste voorstelling op 1 november 1898 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen was niet uitverkocht:

“herdenken we eerst allen met gelijke waardeering om dan met onverdeelde ingenomenheid te gewagen van de boeiende kunst van mejuffrouw Adami en den heer Ferrari, beiden in de rollen, van Manon en des Grieux, de hoofdrollen, eene ovatie overwaardig, die hun dan ook aan het einde van iedere akte van alle handen en uit alle harten ten deel viel. Slechts schoorvoetend liet het publiek zich pakken; maar de ingenomenheid nam toe, met de ontwikkeling dezer voortreffelijke uitvoering, en zoo mag de directie van uit Rotterdam gewagen van een “enorm succes”: wanneer men aan dit enorme adjectief de waarde wil toekennen, die gelukkig geslaagde artisten er aan geven. Merkwaardig, bewonderenswaardig te midden van het vele uitmuntende in spel en zang, was de finale van de tweede acte, een trio tusschen Adami en de heeren Ferrari en Corradetti (Lescaut). Wat zij daar geven aan zang en zegkunst, rythmische pittigheid en actie – het drietal onder den schrik van de Romeinsche politie! – is alleen den avond waard. Het sloeg ook in bij het publiek dat deze finale met een donder van applaus eerde. We moeten ’t hierbij laten na nog even Tamanti (Géronte), Pittarello (student) en eigenlijk ook al de anderen geprezen te hebben, niet te vergeten den ridder kapelmeester Natale Emanuel, die door het instudeeren en zijne thans artistieke leiding eindelijk ook dit hart veroverd heeft. Hopen we dat hij geen aanleiding geve het van hem terug te vorderen” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 2-11-1898)

“De tweede opvoering van Puccini’s „Manon Lescaut” trok gister-avond in ’t Gebouw – bij de „Italianen” – een vrij talrijk publiek, behalve op het balkon. Werk en artisten hadden het gewone Italiaansche succes” (Haagsche Courant; 3-11-1898)

Daarna vonden die herfst nog drie opvoeringen plaats: op 6 november 1898 in het Paleis voor Volksvlijt (De Telegraaf; 4-11-1898), op 17 november 1898 in Utrecht (Algemeen Handelsblad; 18-11-1898) en op 9 december 1898 opnieuw in het Paleis voor Volksvlijt (De Telegraaf; 8-12-1898).