1.
‘Manon Lescaut’ is de derde opera van Giacomo Puccini en beleefde zijn wereldpremière op 1 februari 1893 in het Teatro Regio van Turijn. Een jaar later ging de opera op 7 februari 1894 in première in het Teatro alla Scala van Milaan. Dit was inmiddels de derde versie van de opera en Puccini had hiervoor de tweede akte herschreven en de vierde akte ingekort. In de Scala maakte het label Columbia tussen 18 en 27 juli 1957 een opname van ‘Manon Lescaut’. De titelrol werd vertolkt door de sopraan Maria Callas, die de rol nooit op het toneel zou zingen. Des te indrukwekkender is haar interpretatie van Manon Lescaut. De rijkdom van haar opvattingen en de schoonheid van haar portrettering zijn gewoonweg uniek. Bijzonder overigens haar aanvulling “No!” aan het einde van “Sola, perduta, abbandonata”, daarna door velen herhaald. De koppeling van Callas aan de Italiaanse tenor Giuseppe di Stefano als de verliefde student Des Grieux blijkt opnieuw ideaal. Zijn vuur, melancholie en hartstocht zijn van een zinnenprikkelende directheid. In de eerste akte contrasteert zijn timbre helaas niet erg met Edmondo van Dino Formichini. De bariton Giulio Fioravanti zingt Lescaut met passende karakterbariton. Franco Calabrese herinnert met zijn warme en charmante bas eraan dan Geronte – ondanks zijn slechte daden – een edelman is. Un Musico in de tweede akte is luxueus bezet met Fiorenza Cossotto. Tullio Serafin weet met het Orchestra del Teatro alla Scala di Milano als geen ander raad met verismo en zorgt voor een historische opname.

Warner Classics 5099964075426 (2CDs)

2.
CD_Manon Lescaut_Warner_2
De Engelse firma His Master’s Voice nam 14 jaren later tussen 6 en 15 juli 1971 ‘Manon Lescaut’ voor de plaat op in de Walthamstow Town Hall van Londen. Hier stonden drie uitstekende Spaanse zangers in de hoofdrollen. Montserrat Caballé is een prachtig lyrische Manon Lescaut. Haar melancholische sopraan past helemaal bij het lijdende karakter en haar delicate subtiliteiten en scherpe uitbarstingen zijn in schitterend evenwicht. Des Grieux was de glansrol van Plácido Domingo. Zijn tenor bezit het juiste timbre voor de mismoedigheid van Des Grieux en is in staat tot koperblazersklank zoals in “Ah! Manon” in de finale van de tweede akte. Domingo nam overigens de rol 12 ½ jaren later ook nog op in een zeer Duits-romantische lezing van dirigent Giuseppe Sinopoli. Vincenzo Sardinero heeft een uitgelezen cavalierbariton voor Lescaut. De bas Noel Mangin heeft helaas een nogal gevoileerde toon en onduidelijke dictie voor Geronte. Robert Tear als Edmondo contrasteert in de eerste akte goed met Domingo. Dirigent Bruno Bartoletti laat de zangers vrij zingen en het New Philharmonia Orchestra zorgvuldig spelen. Een zeer sfeervolle opname, die je zwaarmoedig achterlaat.

Warner Classics 5099973598220 (2CDs)

3.
CD_Manon Lescaut_Naxos
Twee verschillende opnameteams waren in juli 1954 in Rome gearriveerd om ieder een studio-opname van ‘Manon Lescaut’ te maken. RCA bracht tussen 11 en 17 juli 1954 in het Teatro dell’Opera een trio zangers van de New Yorkse Metropolitan bijeen. De 44-jarige sopraan Licia Albanese had ten tijde van deze opname al een imposante operacarrière van ruim twintig jaren achter de rug na haar Scala-debuut in 1934. Vandaar wellicht dat zij hier ouwelijk klinkt als de 18-jarige Manon Lescaut. Haar middenregister mist glans en is niet open, maar indrukwekkend haar trefzekere hoogte, haar dictie, haar frasering en grote uitdrukkingskracht. Dit zou de laatste commerciële opname van Albanese zijn, maar zij zou Manon Lescaut zelfs nog in 1966 in de Met zingen! De Zweedse tenor Jussi Björling maakte in 1930 op 19-jarige leeftijd zijn operadebuut in ‘Manon Lescaut’ in de Koninklijke Opera van Stockholm, nochtans in de rol van de Lampoinaio. Pas in 1949 zong hij voor het eerst Des Grieux tijdens zijn Amerikaanse debuut in San Francisco. Hij vertolkte de rol in totaal 25 keer. De jeugdige onstuimigheid en pijnlijke droefheid van de Chevalier verklinkt hij buitengewoon. Luister naar de laatste akte, de enige opname van Björling als Des Grieux zonder coupures. Hier weerklinkt in zijn brekende stem de wanhoop en echoën in de opgesloten tonen van Albanese de lijdende en uitgeputte toestand van Manon. In haar “Sola, perduta, abbandonata” hervindt zij evenwel nog eenmaal kracht en vuur gevuld met pijn. Albanese en Björling vertolkten overigens twee jaren later in de Met nogmaals samen Manon en Des Grieux (label Melodram). De bariton Robert Merrill is de beste Lescaut op CD. Hij klinkt geloofwaardig als een echte sergeant. Verder zijn de kleinere rollen uitstekend met dubbelrollen bezet: Opnieuw Franco Calabrese als Geronte – exact drie jaren voor de Columbia opname – en tevens als Un Sergente (die Manon op aanwijzing van Geronte arresteert!), Mario Carlin als een onderhoudende Edmondo, een heerlijk ijdele Maestro di Ballo en als Lampionaio en Plinio Clabassi als een profundo L’Oste en Un Comandante. De Roemeense dirigent Jonel Perlea werd in 1944 met zijn vrouw op de vlucht van Wenen naar Parijs gearresteerd en tot het einde van de oorlog in een concentratiekamp gevangen gehouden. Zijn lezing van ‘Manon Lescaut’ bezit Schmaltz – Puccini’s wisselwerking tussen melodie en ritmiek – en hij zorgt voor een precieze en natuurlijke frasering door het Orchestra del Teatro dell’Opera di Roma. Voor hen die de ouwelijke klank van Albanese accepteren een opname vol theater!

Naxos Historical 8.111030/1 (2CDs)

4.
CD_Manon Lescaut_Decca
Het andere team dat in juli 1954 in Rome arriveerde was van het label Decca. Dit bracht voor een opname van ‘Manon Lescaut’ een Italiaans team bijeen tussen 13 en 31 juli 1954 in de Accademia di Santa Cecilia. Het was de eerste van zes samenwerkingen van het label met de dirigent Francesco Molinari-Pradelli, die de ster van de opname is. Molinari-Pradelli dirigeerde ‘Manon Lescaut’ voor het eerst op 2 januari 1949 in Napels met Maria Caniglia en Beniamino Gigli in de hoofdrollen. Anders dan bij zijn Decca-opname van ‘Tosca’ vijf jaren later benadert Molinari-Pradelli hier de partituur met bevlogenheid en geeft hij een gedetailleerde, kleurrijke en gevoelige lezing. Zijn Tosca en Cavadossi van 1959 waren in 1954 als Manon Lescaut en Des Grieux op de top van hun kunnen. Zowel Renata Tebaldi als Mario Del Monaco gaan hun partijen hartstochtelijk en weelderig te lijf. Tebaldi zong de titelrol veertien keer in de Met. Haar Manon Lescaut bezit klankschoonheid en de grandeur van Tosca, wat echter in de eerste akte te zelfbewust en in de derde en vierde akte te blakend uitwerkt. En haar “Sola, perduta, abbandonata” is een minuut sneller dan die van Callas! Daarentegen zijn haar hoge Cs en Bessen zeker en vol. Del Monaco zong de rol van Des Grieux voor het eerst op 18 maart 1943 in Pisa en vertolkte de partij tot en met 1954 bijna jaarlijks. Als een robuuste en rotsvaste Des Grieux zingt hij zijn hart uit. De eerste akte is niet zozeer lyrisch en bezit niet veel elegantie voor de chevalier, ook al zingt hij “Tra voi belle” weldegelijk con grazia. Er zijn echter momenten waarin zijn sonore klank overweldigen, zoals in het duet “Tu, tu amore?” in de tweede akte en ook in de finale III “No! pazzo son!” houdt hij de vocale lijn goed vast. De Italiaanse bariton Mario Borriello als Manons broer Lescaut staat met hen helaas niet op gelijke voet en Fernando Corena als Geronte heeft niet het niveau van Franco Calabrese. Door de gedrevenheid van Molinari-Pradelli bovendien één van de snelste opnamen!

Decca 430 253-2 (2CDs) / Decca 473 045-2 (Tebaldi/Puccini Edition) (12CDs)

5.
CD_Manon Lescaut_Cantus
Het label Columbia maakte de eerste integrale studio-opname van ‘Manon Lescaut’ in Milaan tussen 27 april en 19 mei 1931, 26 jaren voor hun befaamde Callas-opname. De titelrol werd in 1931 gezongen door de sopraan Maria Zamboni, die een sterke verbinding had met de Scala van Milaan en de opera’s van Puccini. Zij maakte haar debuut in de Scala op 29 december 1924 als Mimì in ‘La Bohème’ in het kader van het overlijden van de componist precies een maand eerder. Verder vertolkte zij in de Scala in 1925 Manon Lescaut onder leiding van Toscanini en Votto en zong zij er de rol Liù in de wereldpremière van ‘Turandot’ van Puccini op 25 april 1926. Het valt op dat de Scala haar koos voor deze drie lyrische Puccini-rollen en Tosca en Butterfly overliet aan de spintosopranen van Pampanini, Dalla Rizza, Muzio en Scacciati. Zamboni is dan ook een echte lyrische sopraan. Sierlijk en parmantig belichaamt zij de charmante en kittige Manon volkomen met alle instrumenten van het verismo. Haar Des Grieux was de tenor Francesco Merli, die de rol van Calaf in de Romeinse première van ‘Turandot’ vier dagen na de Milanese wereldpremière zong naast Scacciati in de titelrol. Zijn vocale kracht, doordringende klank en bijtende dictie maken hem een vroeg evenbeeld van Mario Del Monaco. Dit was bovendien tevens de aanpak van de partij door Beniamino Gigli en Aureliano Pertile. Ook Lorenzo Conati als Lescaut en Attilio Bordonali als Geronte zetten zich in voor verstaanbaarheid. Giuseppe Nessi – Pong in de wereldpremière van ‘Turandot’ – was de comprimario van de Scala en vertolkt hier in de rollen van Edmondo, de Maestro di ballo en de Lampionaio en Aristide Baracchi – de Mandarino in de wereldpremière van ‘Turandot’ – is hier de Oste en de Sergente. Lorenzo Molajoli was voor Columbia de huisdirigent in Milaan en dirigeerde voor het label het Orchestra dell Teatro alla Scala tussen 1927 en 1932 in 24 opera-opnamen. Nooit echter dirigeerde hij een opera in de Scala! Molajoli houdt net als Molinari-Pradelli de vaart er flink in. Voor hen die de nostalgische akoestiek kunnen waarderen een schitterende opname!

Aura LRC 1114 / Cantus Classics 5.00045 (2CDs)

Bonus:
CD_Manon Lescaut_Bella Voce
Van ‘Manon Lescaut’ werd op 31 oktober 1964 in het Concertgebouw van Amsterdam een concertuitvoering gegeven in het kader van de matinees op de vrije zaterdag. De opname van deze manifestatie werd uitgezonden in het VARA-programma van vrijdag 22 oktober 1965 en in 2013 op CD uitgebracht door het label Bella Voce. De uitvoering werd door een kraal van Italiaanse solisten gedragen. De 54-jarige sopraan Magda Olivero zong de titelrol. Wie zich niet stoort aan de soms scherpe klank en het onrustige vibrato ontdekt bij Olivero ongelooflijke mogelijkheden tot nuancering. Ze geeft een grandioze voordracht en toont een volkomen beheersing van het glansrijke, vocale instrument, dat gewillig reageert op de dynamische schakeringen. Luister naar haar ongeëvenaarde vertolking van “In quelle trine morbide…”! De tenor Umberto Borso imponeert als haar geliefde Des Grieux. Hij heeft een ronde en gave tenor, is expressief en zingt vol overgave. De bariton Fernandino Lidonni is een nasale Lescaut. De bas Giovanni Foiani zingt de rollen van Geronte, Sergente en Comandante en Mario Carlin herhaalt de drie rollen van Edmondo, Maestro di Ballo en Lampionaio, die hij tien jaren eerder voor RCA onder leiding van Perlea in de studio zong. Tine Appelman zingt de Primo Musico en Joop Ruivenkamp is de Oste. Het Groot Omroepkoor en Omroeporkest staan onder leiding van Fulvio Vernizzi. Vernizzi was chefdirigent van de RAI en tussen 1960 en 1970 samen met Olivero vaak te gast in ons land. Hij geeft heerlijk overvloedig sentiment aan de bloemige muziek van Puccini.

Bella Voce BLV 107.221 (2CDs)