09-07-2016

De Nederlandse tenor Anton de Ridder overleed op 9 juli 2006 op 77-jarige leeftijd in zijn woonplaats Dettenheim in Duitsland.

Anton de Ridder werd op 13 februari 1929 in de Amsterdamse Jordaan geboren. Hij werkte in Amsterdam vanaf 1947 als diamantslijper, kreeg ondertussen zijn eerste zanglessen van Betsie de Vries en studeerde daarna bij de componist en zanger Herman Mulder aan de Volksmuziekschool van Amsterdam (Trouw; 9-7-2006).

1950
Anton de Ridder zong in die periode in zijn vrije tijd bij operetteverenigingen en revues. In 1954 deed hij toelatingsexamen voor het Amsterdams conservatorium, kreeg een beurs en studeerde vervolgens bij Jan Keizer. In datzelfde jaar mocht hij voorzingen bij De Nederlandsche Opera. Zonder succes. „Ik was ten eerste nog een beginneling en bovendien waren er toentertijd zeker vijf k zes goede tenoren verbonden aan de Nederlandse Opera. Er was voor mij gewoon nog geen plaats. Maar ik had geluk, zoals ik zo vaak in mijn leven geluk heb gehad. 
De dirigent Alexander Krannhals hoorde mij en bezorgde mij onmiddellijk een contract in Karlsruhe. Dat was een heel belangrijke stap voor mij. Ik verhuisde naar Duitsland, en daar heb ik langzaam en zeker mijn carrière opgebouwd. De eerste vijf jaar heb ik alleen maar in Karlsruhe gezongen. Repertoire opgebouwd. Ik moest er letterlijk alles zingen. Kleine, lichte partijen maar ook direct al grote zware. Het was meteen al een kwestie van vallen of blijven staan.” (De Tijd; 26-10-1973)

1955
Anton de Ridder ging in 1956 een verbintenis aan met de Badisches Staatstheater van Karlsruhe (De Waarheid; 11-8-1956). Hij zou ruim veertig jaar in Karlsruhe blijven zingen.

1960
Hij was tussen 1962 en 1966 ensemblelid bij het Bayerisches Staatstheater am Gärtnerplatz in München en keerde er daarna vaak terug voor gastoptredens.

1965
Anton de Ridder maakte pas op 21 februari 1968 zijn debuut bij De Nederlandse Operastichting als Eisenstein in ‘Die Fledermaus’:

“Tijdens de eerste Amsterdamse voorstelling van ‘Die Fledermaus’ gisteravond in de Stadsschouwburg hebben we kennisgemaakt met een ons land onbekende Nederlandse tenor die speciaal in Duitsland naam heeft: Anton de Ridder. Door zijn optreden als Eisenstein is de rol van dit losbollige heerschap in het middelpunt geplaatst van de handeling precies daar, waar Eisenstein in deze onsterfelijke operette hoort.

Bovendien bleek hij zijn machtige stem bij de partij van een „tenorbuffo” te kunnen aanpassen, zodat Eisenstein ten voeten uit is getekend. Direct bij zijn opkomst in het eerste bedrijf heeft De Ridder de driftbui van Eisenstein raak getypeerd (,,Nein, mit solchen Advocaten ist verkauft man und verrathen!”). Zijn dolle pret tijdens het afscheid van zijn vrouw bracht hij met een ondeugende tinteling te berde, stelselmatig terugvallend in de expressie van huichelachtige ontroering – het humoristische hoogtepunt van het werk. In de balzaal bij prins Orlofsky was men getuige van Eisensteins vervoeringskunstjes waarmee hij de gunst van zijn gemaskerde vrouw (die hij niet herkent) probeert te winnen. „Dieser Anstand, so manierlich, diese Taille fein und zierlich” zong De Ridder met echte, onverbloemde hartstocht, waardoor zijn ontrouw een psychologische dieptewerking kreeg.

In al deze zotte verwikkelingen tot en met de ontknoping stond De Ridder in het centrum der handeling, dank zij de dramatische mobiliteit van zijn kunstenaarschap” (Algemeen Handelsblad; 22-2-1968).

In juli 1969 zong hij tijdens de Salzburger Festspiele onder leiding van dirigent Karl Böhm de rol van de Italienische Sänger in ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss (CD: DG).

In 1969 zong hij de rol van de Herzog von Parma in een studio-opname van ‘Doktor Faust’ van Busoni (CD: DG).

1970
Anton de RidderAnton de Ridder werd in 1970 door de Badisches Staatstheater van Karlsruhe tot Kammersänger benoemd.

In 1970 werkte hij in Berlijn mee aan een studio-opname van hoogtepunten van ‘Lucia di Lammermoor’ van Donizetti in het Duits en zong de partij van Edgardo onder leiding van Giuseppe Patané.

Als Florestan in ‘Fidelio’ zong hij op 12 februari 1971 in de afscheidsvoorstelling van Gré Brouwenstein bij De Nederlandse Operastichting in de Stadsschouwburg van Amsterdam. De andere rollen werden gezongen door onder anderen Pieter van den Berg als Fernando en Arnold van Mill als Rocco en de muzikale leiding was in handen van Edo de Waart. Onder de bezoekers bevonden zich ook Prinses Beatrix en Prins Claus (De Tijd; 13-2-1971).

In april 1971 zong hij in de Herkulessaal in München de partij van de Italienische Tenor in een studio-opname van ‘Capriccio’ van Richard Strauss onder leiding van Karl Böhm (CD: DG).

Op 23 mei 1971 trad hij op in de rol van Ismaele in ‘Nabucco’ bij De Nederlandse Operastichting:

“Anton de Ridder leende zijn krachtige tenor aan Ismaele, nog wat stijfjes in zijn acties” (De Telegraaf; 24-5-1971)

“Anton de Ridder verleende met z}jn sympatieke tenor aan Ismaele een aparte kleur” (De Tijd; 24-5-1971)

“de Ismaele van Anton de Ridder moge een moeilijk te etaleren partij zijn, hij wist er dan toch wel de nodige goed klinkende en dientengevolge op zichzelf weer imposente werking aan te verlenen” (NRC Handelsblad; 24-5-1971)

Op 5 juli 1971 zong hij tijdens een gastoptreden van de Deutsche Oper am Rhein uit Düsseldorf/Duisburg in het Circustheater van Scheveningen de rol van Baron Desportes in ‘Die Soldaten’ van Zimmerman in het kader van het Holland Festival:

“Desportes, een zeer gaaf gezongen en geacteerde rol van de Nederlander Anton de Ridder” (Nieuwsblad van het Noorden; 6-7-1971)

Hij luidde in de rol van de Duca in de première van ‘Rigoletto’ op 11 februari 1972 een reeks van 13 voorstellingen van De Nederlandse Operastichting in:

“Anton de Ridder trachtte in. zijn hertog-rol met zijn sterke tenor zoveel mogelijk de Italiaanse zangwijze te imiteren, wat resulteerde in enkele langgerekte hoogstandjes, die eenvoudig niet in het geheel pasten” (De Tijd; 12-02-1972)

“de grote verleider, was Anton de Ridder. Hij zong de hertog van Mantua luidkeels monotoon. En dit moest dan kennelijk voor de sensuele lokroep doorgaan waarmee deze he-man alle vrouwen om de vingers pleegt te winden. Een vaste stem heeft De Ridder ontegenzeggelijk, zij het niet de juiste voor deze partij” (NRC Handelsblad; 12-2-1972)

Anton de Ridder Bacchus Janis Martin Ariadne DNO 1972
Anton de Ridder als Bacchus en Janis Martin als Ariadne DNO 1972

Op 14 april 1972 zong hij de rol van Bacchus in ‘Ariadne auf Naxos’ voor het eerst bij De Nederlandse Operastichting in de Amsterdamse Stadsschouwburg:

“Anton de Ridder die als Bacchus een mooie tenor-klank bijdroeg” (De Tijd; 15-4-1972)

“Anton de Ridder als Bacchus had het bijzonder moeilijk, maar sloeg zich kranig door zijn ondankbare he-man rol heen: (NRC Handelsblad; 15-4-1972)

“Anton de Ridder die als stentorale Bacchus zich ontfermt over Ariadne” (De Telegraaf; 17-2-1972)

Op 6 april 1973 was hij Eisenstein naast Jennie Veeninga als Rosalinde bij De Nederlandse Operastichting.

Op 26 oktober 1973 zingt hij de titelrol in ‘Les Contes d’Hoffmann’ voor het eerst bij De Nederlandse Operastichting in de Amsterdamse Stadsschouwburg:

“De belangrijkste nieuwkomer bij de zangers is ongetwijfeld Anton de Ridder als Hoffmann zelf. Het is een grote verrassing geworden. De Ridder bewees gisteravond dat hij meer te bieden heeft dan alleen zijn formidabel stemgeluid. Zowel dramatisch als vocaal was hij genuanceerder dan ooit, en het resultaat was een volmaakt overtuigende Hoffmann” (De Tijd; 27-10-1973)

“Met zijn krachtige, doorpriemende stem zorgde hij voor een gloedvolle typering, speciaal van de episoden waarin hij de sluizen van zijn longen kon openzetten. In de zachtere registers beschikt zijn stem over heel wat minder resonance en blijft de zang wat karig. Niettemin een zeer respectabele Hoffmann” (NRC Handelsblad; 27-10-1973)

“Anton de Ridder, de Nederlandse zanger die sinds achttien jaar aan de opera van Karlsruhe verbonden is, en met dit puike Hoffmann-debuut bewees wat Amsterdam te lang gemist heeft: een omvangrijke, voortreffelijk gehanteerde stem met de nodige expressieve mogelijkheden, gepaard aan een goed acteertalent” (De Telegraaf; 29-10-1973)

In 1974 trad hij op als Don José in ‘Carmen’ tijdens de Bregenzer Festspiele.

1975
Anton de Ridder zong op 2 juni 1976 tijdens het Holland Festival onder leiding van dirigent Edo de Waart de rol van de Italienische Sänger in ‘Der Rosenkavalier’. Voor de plaatopname van de productie werd Anton de Ridder door Philips echter vervangen door José Carreras.

Op 23 mei 1979 zong hij de rol van Baron Desportes in ‘Die Soldaten’ bij de L’Opéra de Paris.

In 1979 (DVD) zong hij Florestan in ‘Fidelio’ tijdens het Glyndebourne Festival.

1980
Anton de Ridder was in 1980 en 1981 terug voor Florestan in Glyndebourne.

In 1980 zong hij Sir Walter di Oberwesel tijdens een radio-uitzending van hoogtepunten uit de eerste akte van ‘Loreley’ van Catalani voor de WDR.

Op 17 juni 1980 trad hij op als Herodes in ‘Salome’ van Richard Strauss in Karlsruhe naast Astrid Varnay als Herodias en Sylvia Hass als Salome.

En op 7 november 1984 was hij opnieuw Edgardo in ‘Lucia di Lammermoor’ in München.

1985
Anton de Ridder trad op 7 augustus 1987 op in Salzburg als de Italienische Tenor in ‘Capriccio’ naast Lucia Popp als de Gravin (CD: Orfeo).

1990
Zijn laatste optreden in Nederland was op 23 januari 1992 bij het gezelschap Operalab als Alfredo in ‘La Traviata’ van Verdi in de Melkweg in Amsterdam.

In 1993 nam De Ridder afscheid van het operatoneel in zijn woonplaats Karlsruhe.

2005
Anton de Ridder was gehuwd met de zangeres Gudrun Nierig, die overleed op 13 februari 2005. Zelf overleed hij anderhalf jaar later op 9 juli 2006 op 77-jarige leeftijd onverwacht in zijn woonplaats Dettenheim in Duitsland.

Discografie:

1. Donizetti – ‘Lucia di Lammermoor’ (hoogtepunten); 1970
Label: Berlin Classics
2. Strauss – ‘Eine Nacht in Venedig’ (hoogtepunten); 6 april 1973
Label: Philips
3. Verdi – ‘La Traviata’ (hoogtepunten); 1973
Label: Berlin Classics
4. Best of Verdi (Die schönsten Werke) met Els Bolkestein, Anton de Ridder; 1973
Label: Edel Record
5. Tenor-aria’s met de Staatskapelle Berlin; 1968, 1973
Label: Berlin Classics
6. Zimmermann – ‘Die Soldaten’; 1965
Label: Wergo
7. Busoni – ‘Doktor Faust’; 1969
Label: Deutsche Grammophon
7. Richard Strauss – ‘Der Rosenkavalier’; Salzburg, 1969
Label: Deutsche Grammophon
9. Strauss – ‘Capriccio’; 1971
Label: Deutsche Grammophone
10. Strauss – ‘Capriccio’; Salzburg, 1971
Label: Orfeo
11. Korngold – ‘Die tote Stadt’; 1975
Label: RCA
12. Auber – ‘Fra Diavolo’; München, 1989
Label: DVD Lega – Lorenzo
13. Beethoven – ‘Fidelio’; Glyndebourne, 1979
Label: DVD IMP / Pick
14. Strauss, J. – ‘Eine Nacht in Venedig’; München, 1973
Label: DVD Euroarts