In de serie ‘Nederlandse premières’ worden de eerste opvoeringen van opera’s in Nederland belicht. In deel 14: ‘Schoppenvrouw’ van Tsjaikovski.

De Nederlandse première van de opera ‘Schoppenvrouw’ van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) vond – ruim 65 jaren na de wereldpremière van 19 december 1890 in St. Petersburg – plaats in de Stadsschouwburg van Amsterdam. Op 7 december 1956 werd ‘Schoppenvrouw’ door De Nederlandsche Opera aan het Nederlandse publiek gepresenteerd in een Duitse vertaling.

De muzikale leiding van deze Nederlandse première was in handen van de Russisch-Amerikaanse dirigent Alexander Smallens en de regie was van de Duitser Wolf-Dieter Ludwig. De hoofdrollen werden gezongen door Johan van der Zalm als Gyerman, Mimi Aarden als de Gravin, Uta Graf als Lisa, Paolo Gorin als Tomsky, Michael Rhodes als Yeletsky en Cora Canne Meijer in de dubbelrol van Pauline en Daphnis.

De Nederlandse pers was met name over de zangprestaties niet erg positief:

“Het meest bewonderenswaardige is, dat Smallens in het geheel geen behoefte heeft aan de dikke pathetiek, waarin menige Germaans aangelegde vertolker Tsjaikowsky altijd weer wil hullen […] Mimi Aarden als de oude gravin. Zij maakte haar stem zeer intelligent dienstbaar aan de rol, terwijl haar plastiek zeer suggestief was. Nochtans geloof ik niet, dat de gravin zulk een toverkol moet zijn. Zij is per saldo een “grande dame”, die een rijk verleden moet hebben. Vocaal en muzikaal overtuigend was ook Cora Canne Meijer in twee kleine rollen, en hetzelfde valt in het algemeen te getuigen van Paolo Gorin. Maar Uta Graf en Johan van der Zalm bewegen zich te zeer aan de grens van hun kunnen, waardoor zij het ene ogenblik nog wel slagen en het andere niet […] Geheel onvoldoende was de Amerikaanse gast, Michael Rhodes, in de rol van Vorst Yeletsky, een nieuw voorbeeld van de flair, die de Opera bij tijd en wijle demonstreert om de verkeerde gasten te kiezen. Ook het zingen van Corry van Beckum was trouwens nauwelijks meer aanvaardbaar. Een aantal kleine rollen was goed bezet. Wolf-Dieter Ludwigs regie in de montering van Hans van Norden was goed overwogen, en gaf er ook blijk van, dat er met de artisten afzonderlijk zeer deugdelijk was gewerkt. Men zal alleen goed doen Johan van der Zalm wat in te perken. Van Nordens décors zijn vernuftig en suggestief van kleur, waardoor ze een sfeervol effect krijgen” (De Tijd; 8-12-1956)

“Johan van der Zalm is geen heldentenor en moest zijn stem de ganse avond zo forceren dat zijn voordracht meer larmoyant dan welluidend was. Uta Graf is geen jeugdige dramatische sopraan, maar een lyrische zangeres, zodat haar stem in de hoge noten een al te schel timbre verkreeg; haar arioso van Lisa aan het nachtelijk kanaal kwam nauwelijks tot haar recht. Mimi Aarden vergat als gravin te zingen en dat terwijl haar partij zovele schone bladzijden bevat ! Al haar aandacht wijdend aan haar acteertalent, kon zij nochtans niet voorkomen, dat haar gravin een karikatuur werd. De ballade van de heks van Tomsky-Paolo Gorin kan men zich eveneens beter denken wanneer zij door een helden-bariton wordt gezongen. De Chloë van Corry van Beckum had met onzuiverheden te kampen. Bevredigend waren Jo van de Meent als gouvernante, Siemen Jongsma als Szurin en in mindere mate Jan van Mantgem als Czekalinsky. Hoewel de rol van Pauline voor een speelalt is gedacht en dus eigenlijk buiten het vak van Cora Canne Meijer ligt, heeft zij niettemin van deze figuur een opmerkelijke uitbeelding gegeven, omdat haar voordracht (in het duet en in de solo aan de piano) muzikaal was, zij begreep wat muziek van Tsjaikowsky is, namelijk melodie, die zichzelf zingt en van binnenuit haar impulsen ontvangt. De Amerikaanse gast Michael Rhodes ten slotte heeft als vorst Jeletzky de aandacht getrokken door zijn mooie, gelijkmatig ontwikkelde stem, slechts de hoge noten klonken iets geknepen” (Algemeen Handelsblad; 8-12-1956)

“De vrouwen lieten aanmerkelijk sterkere indrukken na. Uta Graf gaf een mooie en geloofwaardige vertolking van Lisa. Cora Canne Meijer als Pauline en vooral ook Mimi Aarden als de gravin muntten uit in zang zowel als n spel. De hoofdfiguur Hermann was echter zeer ontoereikend bezet door Johan van der Zalm, wiens zang wel zeer gespeend is van adel en wiens spel nergens het cliché te boven kwam. Weinig overtuigde ook Vorst Jeletzky van de Amerikaanse gast Michael Rhodes; Guus Hoekman zou hier heel wat meer van hebben gemaakt. Paolo Gorin (Tomsky) vond ik van de mannen de sterkste figuur. En ik zou nog haast Jo van de Meent vergeten, die een kostelijke gouvernante ten tonele heeft gebracht” (De Waarheid; 14-12-1956)

Sterfscene Gravin Schoppenvrouw DNO 1956
Sterfscène Gravin ‘Schoppenvrouw’ De Nederlandsche Opera 1956

“Johan van der Zalm is er, met alle ijver en overgave, ten slotte de man niet naar die geloofwaardig kan maken, dat zijn hartstochtelijke gevoelens voor een vrouw langzaam overwoekerd worden door zijn hartstocht voor het spel. In zijn falen op dit punt, te voorzien voor wie Van der Zalm al eerder met karakters heeft zien worstelen, zat voor een groot deel het vonnis over de hele voorstelling, die maar zelden iets voelbaar wist te maken van de dramatische spanningen, die hele sfeer van noodlot […] Denken we maar aan de vlakke rol van de Amerikaan Michael Rhodes (vorst Jeletzky) en de wat al te sprookjesachtige heks van Mimi Aarden. De enige belangrijke figuur van hoog niveau was de Duitse Uta Graf als Lisa, die ons er eerlijk gezegd ook mee verzoende, dat deze Russische opera, die men natuurlijk niet in de oorspronkelijke taal kon zingen, in plaats van in het Nederlands in het Duits gegeven werd […] In vocaal opzicht was er wat meer reden tot tevredenheid. Van der Zalm heeft een heel genietbare stem zolang hij het timbre in fortipassages tenminste niet vernielen gaat, Mimi Aarden maakte van haar solo, vlak voor de sterfscène, iets wonderschoons, Cora Canne Meijer leverde weer een ontroerende bijdrage en Paolo Gorin gaf twee kostelijke ballades. De enige werkelijke tegenvaller op dit gebied was eigenlijk de Amerikaan Rhodes, die dus wel een bijzonder overbodige verbintenis was” (Het Vrije Volk; 18-12-1956)