De Nederlandse bas Anton Sistermans werd 150 jaar geleden geboren. De carrière van deze belangrijke zanger is door Opera Nederland in een vierdelige biografie opgetekend.
In deel 3: 1906 tot en met 1918
1906
Anton Sistermans was in februari 1906 terug in Nederland voor een drietal concerten met pianiste Lina Mayer. De Nieuwe Muziekhandel in de Leidschestraat 46 van Amsterdam organiseerde de concerten op 4 februari in Rotterdam en 6 februari in Amsterdam (Het Nieuws van den Dag; 30-1-1906):
“Zijn week-getimbreerde bariton-stem heeft gisteravond geklonken in rijpe gaafheid over de geheele wijdte harer grooten omvang; gezongen met volkomen beheersching van den adem, voorgedragen met een intelligentie, die, hoe pathetisch van aanleg de zanger ook schijnt, wist te behoeden voor valsche effecten. Pathos – dat heeft vooral doorgeklonken in de liederen van Schubert: “Greisengesang” en “Liebesbotschaft”, en het laatste lied werd er zelfs wat te gewichtig door voor ons gevoel. Pathos was ook in Schumann’s liederen: “Erstes Grün” en “Auf das Trinkglas eines verstorbenen Freundes”, zooveel wel, dat een enkele maal de grens, waar overgevoeligheid begint, werd geraakt. Bij deze vier liederen hebben we daarom in hoofdzaak het klankgenot gehad der prachtige stem, die in het lage register tonen zingt van voor een bariton merkwaardige ruigte en kracht. Maar gevoelsgenot heeft Sistermans’ zang gegeven met de voordracht van Brahms’ Ernste Gesänge, waarin hij voortdurend imponeerde door de warme overtuiging, waarmede de bijbelwoorden werden gezegd; waarin hij zijn gevoel uitzong in accenten van ontroerende raakheid. Dat was héél mooi en het talrijk publiek heeft zijn ingenomenheid met den zang van den oud-stadgenoot na de Ernste Gesänge luide te kennen gegeven. Voor na de pauze beloofde het programma nog liederen van L. F. Brandts Buys, een te waardeeren hulde van de zijde des zangers aan zijn eersten leermeester, en van Strauss, Jensen en Pfitzner” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 6-2-1906)
Het geplande concert op 8 februari 1906 in Den Haag ging wegens ziekte niet door (Rotterdamsch Nieuwsblad; 9-2-1906).
Het Berliner Tagesblatt van 4 november 1906 gaf een overzicht van de vele Nederlanders die in november 1906 in Berlijn optraden:
“Behalve de doorgaande serie van ‘Op hoop van Zegen’ in het Schiller-Theater, op 6 november 1906 een liederenavond van Anton Sistermans, op 7 november Johan Messchaert in ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn, op 11 november het Hollandse trio Bos, Veen en Van Lier, op 12 november Henri Albers onder leiding van Nikisch, op 13 november een concert van Marie Hermanns-Stibbe en Sophie Molenaar en op 13, 15 en 16 november het A Cappella-koor van Anton Averkamp (Het Nieuws van den Dag: 8-11-1906)
Op 17 december zong Sistermans bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst afdeling Bussum in het gebouw ‘Concordia’ te Bussum in ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn:
“De heer Sistermans droeg met zijn schoon basgeluid, smaakvol voor. Hoe heerlijk klonk o.a. de aria “Schon eilet froh der Ackersmann”, waartegen de melodie van het Andante uit de 6e symphonie van Haydn. Hij houde mij echter de opmerking ten goede dat hij bij de point d’orgue wel eens wat te lang op den toon vertoeft — en het portamento di voce als voorgeschreven beschouwt, waar zulks niet het geval is, het laatste heeft hij met vele zangers gemeen” (De Gooi- en Eemlander; 19-12-1906)
1907
Anton Sistermans zat in 1907 tijdens de jubileumfeesten van de Berliner Philharmoniker – opgericht in 1882 en sinds 1887 officieel Berliner Philharmonisches Orchester – aan een groot banket waarmee het feest besloot (Rotterdamsch Nieuwsblad; 4-5-1907).
In augustus 1907 gaf Sistermans een concert in de badplaats Westerland. Hier bracht hij liederen van Grieg ten gehore en was hij gedwongen veel toegiften te geven (De Telegraaf; 17-8-1907).
On 16 oktober 1907 zou hij in het kader van het overlijden van Edvard Grieg op 4 september 1907 tijdens het Leeds Festival scènes uit diens onvoltooide ‘Olav Trygvason’ hebben gezongen.
Anton Sistermans werkte in november 1907 mee aan opera-avonden van de sopraan Sophie Heymann-Engel te Berlijn. In de Königliche Hochschule für Musik werd ‘La Serva Padrone’ van Pergolesi en ‘Der betrugene Kadi’ van Gluck opgevoerd:
“In den heer Anton Sistermans had zij een partner, die de buitengewoon moeilijke taak uitmuntend volbracht” (De Telegraaf; 27-11-1907)
Ook in 1907 publiceerde Erich Jaques Wolff zijn ‘Sechs Lieder nach verschiedenen Dichtern, op.13’, waarvan hij het tweede lied “Tag meines Lebens” aan Sistermans opdroeg.
1908
Anton Sistermans zong op 20 oktober 1908 naast onder andere de sopraan Emilie Herzog in ‘Missa Solemnis’ van Beethoven met de Berliner Philharmoniker in Berlijn:
“De dames Herzog en Philippi, en de heeren Sistermans en Rich. Fischer kweten zich over ’t geheel zeer bevredigend van hunne taak, al leek mij de tenor te zwak om voldoende in het kader te passen. Vooral Anton Sistermans gaf klem, kracht en relief aan deze zoo gewichtige sologroep van het werk” (Algemeen Handelsblad; 22-10-1908)
1910
Anton Sistermans trad in april 1910 op bij het Haagsch A Capellakoor met aria’s van Bach en Händel:
“Ook Anton Sistermans schonk met zijn sonoor basorgaan en voorname voordracht veel genot” (Algemeen Handelsblad; 30-4-1910)
Op 7 en 8 juni 1910 werkte hij opnieuw mee aan opera-avonden van de sopraan Sophie Heymann-Engel. In Marburg a.d. Lahn werden ‘La Serva Padrone’ van Pergolesi, ‘Der betrugene Kadi’ van Gluck, ‘Der Apotheker’ van Haydn en de ‘Kaffeecantate’ van Bach opgevoerd:
“Mevrouw Heymamm was daarin Lieschen, en Anton Sistermans had de bas-buffo-partij van Schlendrian. Zij werden met de andere medewerkenden uitbundig gevierd om hun zang en mimische voordracht” (Algemeen Handelsblad; 19-06-1910)
1911
Anton Sistermans zong op 31 maart 1911 in Den Haag in het ‘Canticum Canticorum’ van Bossi en ‘Die erste Walpurgisnacht’ van Mendelssohn met het Residentie-orkest naast onder anderen tenor Jules Moes:
“Hildegard Börner, die een hooge sopraan, Anton Sistermans, die beslist een bas is, waren de partijen resp. te laag en te hoog. Daardoor kwamen deze veelszins niet tot haar recht en ging er veel van verloren, zoowel in de ensemble als in de orkestbegeleiding. En dat is jammer; want de indruk van het prachtige Hooglied heeft daardoor zeker ingeboet. In Mendelssohn’s Walpurgisnacht’ vervulden Tine Heskes en de heeren Jules Moes en Anton Sistermans hunne partijen op alleszins bevredigende wijze” (Algemeen Handelsblad; 1-4-1911)
1912
Anton Sistermans zong op 28 mei 1912 in Dantzig in ‘Der Pilger’ voor bariton, koor en orkest van Gisella Selden:
“Anton Sistermans zong do solo-partij muzikaal en met nog steeds mooie stem […] Toen kwamen 2 Lieder met orkest van Heinrich Sthamer. Fraaie zangstukken, mooi van melodie, met fijne band geïnstrumenteerd, door Anton Sistermans stemmingsvol gezongen” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 30-5-1912)
In de eerste helft van oktober 1912 was Sistermans te horen bij de Königliche Hofoper van Berlijn – de hedendaagse Staatsoper Unter den Linden – de rol van Heinrich in de opera ‘Lohengrin’ van Wagner:
“Het niet overal heen doordringen van “de mooie, weeke stem”, wordt toegeschreven aan niet vertrouwdzijt met de accoustische omstandigheden. De muzikale uitdrukking en de mimische vertolking der partij worden zeer geprezen” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 15-10-1912)
Op 14 december 1912 maakte hij onderdeel uit van een kwartet dat een concert met kerstliederen gaf in Berlijn:
“In de kwartetten leverde Sistermans’ klankvolle bas een weldadige basis van sonore degelijkheid” (Algemeen Handelsblad; 16-12-1912)
Eind 1912 werd gemeld dat bariton Louis van der Sande – een leerling van Anton Sistermans – geëngageerd werd door de Königliche Hofoper van Berlijn (Rotterdamsch Nieuwsblad; 30-12-1912).
1913
Anton Sistermans gaf midden maart 1913 in de Bechsteinzaal te Berlijn een recital met liederen van Mendelssohn, ‘’Vier ernste Gesänge’ van Brahms en ‘Dichterliebe’ van Schumann:
“De zanger leek mij in den beginne niet zeer goed gedisponeerd, doch hij „zong zich in” en hoewel zijn zware bas niet altijd licht genoeg aanspreekt voor liederen van fijner, intiemer karakter, zoo betoonde hij zich ook nu weder in vele momenten de smaakvolle, kundige vertolker, die ook met zijn liederenvoordracht nog steeds veel bijval weet te oogsten, al komen zijne voortreffelijke eigenschappen naar mijn smaak vooral als operazanger tot hun recht” (Algemeen Handelsblad; 18-3-1913)
1914
Anton Sistermans zong in januari/februari 1914 de rol van Titurel in ‘Parsifal’ van Wagner in Parijs (Het Nieuws van den Dag; 9-5-1913).
1915
In de Eerste Wereldoorlog wordt er – behalve in de hoedanigheid van docent aan het conservatorium Klindworth-Scharwenka – niet veel over Anton Sistermans gemeld.
1916
Anton Sistermans zong in september 1916 in de wereldpremière van ‘In Memoriam’ van E.N. von Reznicek in Schwerin (Algemeen Handelsblad; 2-10-1916).
1917
Anton Sistermans keerde in 1917 terug naar Nederland. In een artikel in Het Vaderland van 1922 schreef hij in een Nota Bene:
“Ik kan tot mijn spijt in dit opstel dikwijls geen juiste datums aangeven daar mijn papieren, aanteekeningen, oude programma’s etc. nog steeds te Berlijn achter slot en grendel liggen” (Het Vaderland; 2-4-1922)
Vanaf juli 1917 gaf hij zangles aan de Opleiding voor Opera en Concert in Den Haag (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 16-6-1917).
Anton Sistermans werd de eerste leraar solozang van het nieuw opgerichte Conservatorium voor Muziek te Rotterdam, dat onder directie van Siegfried Blaauw op 1 oktober 1917 werd geopend. (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 2-9-1917).
Op 17 oktober 1917 gaf Sistermans een liederenavond in Diligentia te Den Haag. Daar zong hij twintig liederen van onder anderen Brahms, Richard Strauss, Loewe en Brandts-Buijs (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 18-10-1917).
Hij gaf op 23 oktober 1917 een liederenavond in de Groote Nutszaal te Rotterdam met liederen van onder anderen Schubert, Brahms, Richard Strauss, Diepenbrock en Zweers (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 6-10-1917).
Op 6 november zong Sistermans de partijen van Raphaël en Adam in ‘Die Schöpfung’ van Haydn bij de oratoriumafdeling van de R.K. Vereeniging voor Volkszang te Den Haag in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen (De Tijd; 31-10-1917).
In navolging van zijn opera-avonden in Duitsland op initiatief van Sophie Heymann-Engel die hij vanaf 1907 had gegeven, begon Sistermans met vergelijkbare avonden Nederland. Zo zong hij op 20 november 1917 in de Princesse Schouwburg te Den Haag in de ‘Kaffeecantate’ van Bach, de rol van Colas in ‘Bastien und Batienne’ van Mozart en Thomas in ‘Le Kadi Dupé’ van Gluck tijdens een avond met kleine opera’s op initiatief van Catharina Riesz-Klikee (De Telegraaf; 21-11-1917).
Op 2 december 1917 zong Sistermans bij het Rotte’s Mannenkoor in de Groote Doelenzaal te Rotterdam ter nagedachtenis van de componist Ludwig Felix Brandts Buijs – die op 29 juni 1917 was overleden – naast Pauline de Haan-Manifarges in het ‘Requiem’ van Verhulst en nog een viertal liederen (Rotterdamsch Nieuwsblad; 3-12-1917).
In december 1917 was hij in Den Haag te horen in het ‘Messa da Requiem’ van Verdi bij Toonkunst:
“Anton Sistermans is nu juist niet de aangewezen baszanger voor een werk van Verdi; wel waardeert men altijd zijn intelligente wijze van zingen, maar wat meer klankvolume is toch niet te veel geeischt” (Algemeen Handelsblad; 19-12-1917).
Ten bate van de oprichting van een Patronaatsgebouw in de St. Joseph-parochie te Den Haag werkte Sistermans op 27 december 1917 mee aan een liefdadigheidsconcert:
“mej. Ant. Claessen, sopraan; Th. de Groen, tenor; Bram V. d. Stap, bariton, uit Delft en Anton Sistermans. De eerste drie van dit kunstenaarsviertal hebben zich in liefdadigheidsconcerten voor de R. K. zaak reeds herhaalde malen verdienstelijk gemaakt, en de heer Sistenmans, sinds eenigen tijd onze stadgenoot, heeft zich bij hen gevoegd” (De Tijd; 28-12-1917)
1918
Anton Sistermans trad op 4 juni 1918 op in de Kleine Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam in het vijfde concert met kamermuziek van Belgische componisten en zong er liederen van Lekeu (Algemeen Handelsblad; 31-5-1918).
Sistermans was op 11 juli 1918 te horen in ‘Die Schöpfung’ van Haydn bij de R.K. Oratoriumverenging van Den Haag in de Kurzaal (De Tijd; 8-7-1918).
Op 30 juli werd bekend gemaakt dat Anton Sistermans per september 1918 les ging geven aan de operaklas van het Koninklijk Conservatorium van Den Haag (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 30-07-1918).
Hij gaf op 4 september 1918 een recital in de Kurzaal:
“Anton Sistermans, sedert kort benoemd tot leider van den opera klasse aan het conservatorium alhier. Zijn programma bevatte twee fragmenten uit Tannhäuser: Wolfram’s Ansprache en diens romanze, beide overbekend, en een zestal Nederlandsche liederen” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 5-9-1918)
“Sisterman’s voordracht hadden wij vroeger meermalen gelegenheid te prijzen als goeddoorvoeld en geleid door artistieke overtuiging. Dat men aan zijn stem het veeljarige gebruik bemerkt kan niet geloochend worden, maar hij beheerscht zijn orgaan nog zoodanig, en weet ook door de in zijnen zang gelegde uitdrukking de aandacht daarvan zoo voldoende af te leiden, dat men zich door zijn voordracht gaarne laat boeien. Vermoedelijk ligt het aan de groote zaal, dat in de liederen van Gilsen, Ceulemans en L. F. Brandts Buys veel van de goede bedoelingen te loor ging, iets wat bij liederenvoordracht doorgaans opvalt want de zegging droeg het kenmerk van goed begrip van den tekstinhoud en ook van een techniek, die den rijpen kunstenaar alleen eigen is, men bleef dan ook naar hem luisterende niet onverschillig” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 5-9-1918)
Op 12, 19, 26 en 30 september 1918 werkte Anton Sistermans in de Waalsche Kerk te Amsterdam mee aan een reeks historische orgelconcerten (Leeuwarder Courant; 7-9-1918). Op 26 september werden werken van Bach, Karg Ellert, Brahms, Hertel, Schenck en Reger gespeeld (Algemeen Handelsblad; 25-9-1918).
Sistermans zong in oktober 1918 tijdens een concert in Diligentia te Den Haag de cantata ‘Der Friede sei mit dir’ van Bach (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 15-10-1918).
Op 3 december 1918 hield de R.K. Oratorium-vereeniging in de zaal van het St. Alphonsuspatronaat een bijeenkomst voor leden en donateurs, waarin dr. Peter van Anrooy, directeur van het Residentie-orkest, het woord voerde over ‘Johann Sebastiaan Bach en zijne werken’. Na de rede voerde Anton Sistermans enige fragmenten uit de ‘Johannes Passion’ en de ‘Matthäus Passion’ uit (De Tijd; 4-12-1918).