24-01-2015

De Belgisch-Nederlandse bariton Emile van Bosch werd op 10 januari 1888 als Jan Emiel van Bosch in Boom geboren.

Zijn ouders Simon Jan Alexander van Bosch en Rozalia Reveraert vestigden zich een jaar later in de August Wautersstraat 19 in de plaats Temse. Zij vormden het duo Van Bosch dat in Vlaanderen bekend was met het zingen van kluchtliederen. Ze begonnen in Temse een café chantant, waar de bekendste zangers van rond de eeuwwisseling hun opwachting maakten. Een café chantant lag bij de Temsenaren moeilijk in de mond, dus ze verbasterden het al snel tot De Kaffie.

Emile Van Bosch -links- en zijn ontdekker Cesar Hinderdael
Emile Van Bosch (links) en zijn ontdekker Cesar Hinderdael (© Gemeente Temse)

Het bleek dat de ouders hun muzikale gave hadden doorgegeven aan hun zoon Emile. Zijn baritonstem werd in 1908 ontdekt door de Temsese componist/contrabassist/leraar Cesar Hinderdael, die zijn mentor werd.

1910
Emile was van 1908 tot 1911 leerling aan het Vlaamsche Koninklijke Conservatorium te Antwerpen in de klas van Henri Fontaine. Daarna volgde Emile van 1911 tot 1914 les aan het Koninklijk Conservatorium van Gent bij Léo Van der Haegen. Hij zou in 1913 te Antwerpen hebben gedebuteerd. Hij verrichtte in die tijd al werk voor Vlaamse componisten als Peter Benoit (1834-1901) en diens volgeling Jan Blockx (1851-1912). Emile van Bosch zou nog vóór de Eerste Wereldoorlog al opnames hebben gemaakt voor de firma Parlophone. Uiteindelijk zou hij in totaal meer dan 300 grammofoonplaten hebben opgenomen.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 leidde ertoe, dat Emile van Bosch uitweek naar Nederland, mogelijk om niet in het Belgische leger te hoeven. In Nederland beleefde hij zijn eerste optredens op 12, 13, 15, 16 en 18 december 1914 in de Hollandsche Schouwburg te Amsterdam in de rol van Paul in de operette ‘Miss Helyett’ van de Franse componist Edmond Audran (1840-1901) door de N.V. Nederlandsche Opera en Operette.

1915
Huwelijk Emile van Bosch 19 oktober 1916
Emile van Bosch trouwde op 19 oktober 1916 met Annie Geurts (Johanna Klasina Geurts, Nijmegen, 23 januari 1890).

In 1917 zong hij bij het N.V. Het Lyrisch Tooneel in het Theater Carré van Amsterdam in diverse opera’s. Op 3 oktober was hij voor het eerst te horen in de rol van Valentin in ‘Faust’ van Gounod:

“Een schitterende „Valentijn” is de heer Van Bosch, even vol distinctie in zijn zang als in zijn voorkomen en met een zeer sterk dramatisch accent, waar ’t noodig is” (De Telegraaf; 4-10-1917)

Bij dit gezelschap zong hij op 13 oktober voor het eerst de dubbelrollen van Alfio in ‘Cavalleria Rusticana’ en Tonio in ‘Pagliacci’:

“Naast deze twee was de Alfio van den uit de operette bekenden Emile van Bosch overtuigender, al kan ook deze rol beter gezongen en gespeeld worden” Algemeen Handelsblad; 14-10-1917

Verder zong hij bij de N.V. Het Lyrisch Tooneel op 8 november 1917 zijn eerste Scarpia in ‘Tosca’.

Even later gaf hij bij het gezelschap op 20 en 22 november 1917 zijn eerste vertolkingen als Escamillo in ‘Carmen’:

“Zorah Dorly, de ondeugende Carmen, Morrison, de heldentenor en Emile van Bosch, de heldenbariton, hebben gisteravond de zaal vol gemaakt en de Carmen-opvoering viel in den smaak” (Algemeen Handelsblad; 23-11-1917)

Op 8 juni 1918 zong hij bij de Fransche Opera in de Kurzaal te Scheveningen de rol van Pygmalion in ‘Galathée’ van Massé. Verder was hij bij het gezelschap op 8 juli 1918 nog te horen in de rol van Max in ‘Le Chalet’ van Adam:

“Yvonne Looymans, Loran Maudier en Emile van Bosch, die zich van hun taak naar behooren kweten. In spel en zang voldeden zij aan redelijke eischen” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 9-7-1918)

Voor His Master’s Voice bam hij in 1919 twee grammofoonplaten op: “O vin, dissipe la tristesse” uit ‘Hamlet’ en “Geen lenteloover ruischt zoo zoet”.

1920
Emile van Bosch maakte bij de Nederlandsche Opera op 7 maart 1920 zijn roldebuut als Luna in ‘Il Trovatore’. Verder zong hij in het seizoen 1919/1920 bij dit gezelschap nog Escamillo, Alfio, Tonio, Valentin en Scarpia.

Bij de Opéra Franco-Néerlandais zong hij in het Theater Carré te Amsterdam op 21 maart 1920 Sharpless in ‘Madama Butterfly’, op 24 maart Germont in ‘La Traviata’ en op 4 april 1920 Schaunard in ‘La Bohème’.

Op 1 september 1920 maakte hij zijn debuut bij het gezelschap Die Haghezangers – een populair gezelschap onder leiding van Louis Bouwmeester jr. – in de operette ‘Les Dragons de Villars’ van Maillart:

“Verdienstelijk werd verder gespeeld en gezongen door Emile van Bosch, een huzaar met bravour” (Algemeen Handelsblad; 2-9-1920)

1921_Emile van Bosch als apache in De Koningin van Montmartre
Emile van Bosch als Jacques in ‘De Koningin van Montmartre’ (1921)

Emile van Bosch zou bij Die Haghezangers tot in 1931 zeer dikwijls zingen in onder meer operetttes als ‘La Fille du Tambour-Major’ van Offenbach, ‘Rip-Rip’ en ‘Surcouf’ van Robert Planquette, ‘Si j’étais roi’ van Adam, ‘Der Orlow’ van Bruno Granichstaedten, ‘Der Vogelhändler’ van Carl Zeller, ‘Die Königin von Montmartre’ van Vada Ennèm (wereldpremière 5 november 1921) en ‘Die Zirkusprinzessin’ van Emmerich Kálmán.

Voor het label Odeon bam hij in 1921 drie grammofoonplaten: “Si puó?” uit ‘Pagliacci’, “Eri tu che macchiavi” uit ‘Un Ballo in Maschera’ en “’k Houd van een lui leven” uit ‘Rip-Rip’. Voor het label Homocord nam hij in 1922 ook een aantal aria’s voor de grammofoonplaat op: “Votre toast” uit ‘Carmen’, “Ik wil jou alleen” uit ‘Der Orlow’, “Di provenza il mar” uit ‘La Traviata’, “Qui del padre ancor respira” uit Lucia di Lammermoor’, “Il balen del suo sorriso / Per me ora fatale” uit ‘Il Trovatore’, “Fille des rois” uit ‘L’Africaine’, “Largo al factotum” uit ‘Il Barbiere di Siviglia’ en “Cortigiani, vil razza dannata” uit ‘Rigoletto’.

Bij de N.V. Nationale Opera zong hij op 9 december 1922 de rol van Tonio, op 19 december Luna en op 25 december Valentin.

Op 20 januari 1923 zong hij bij de N.V. Nationale Opera zijn eerste Amonasro in ‘Aida’ naast Greta Santhagens-Manders was Aida en Maartje Offers was Amneris:

“Emile van Bosch als Amonasro kweet zich uitstekend van zijn taak en zijn mooi vol en sterk geluid was ons ditmaal een ware openbaring” (De Tijd; 22-1-1923)

Verder zong in het seizoen 1922/1923 bij de N.V. Nationale Opera nog Scarpia, Escamillo en Alfio.

Voor het label Homocord nam hij in 1923 een aantal operafragmenten voor de grammofoonplaat op: “Alerte, alerte!” uit ‘Faust’, “Gij zult zien uw geurige wouden” duet uit ‘Aida’ en “Ja, het water zal u verfrisschen” duet uit ‘Thaïs’.

Bij de N.V. Opera zong hij op 3 februari 1924 Escamillo naast Greta Santhagens-Manders als Carmen en verder in het seizoen 1923/1924 Valentin en Alfio. Bij de N.V. De Nederlandsche Opera zong hij in dat seizoen opnieuw Escamillo wederom naast Greta Santhagens-Manders als Carmen.

In 1924 nam hij voor het label Homocord het liedje “Gooi los” uit ‘De Jantjes’ voor de grammofoonplaat op.

1925
Het huwelijk van Emile van Bosch en Johanna Klasina Geurts werd op 29 oktober 1925 na tien jaar ontbonden.

Bij het operagezelschap De Vos & Pauwels was Emile van Bosch in 1926 nog te horen als Valentin en op 24 mei 1926 in het Theater Carré van Amsterdam als Escamillo in beide producties naast Faniëlla Lohoff-Poons. Dit waren waarschijnlijk de laatste operaproducties van Emile van Bosch in Nederland.

Voor het label Artiphon nam hij in 1927 twee liederen uit de revue-operette ‘Hallo Californië’ op voor de plaat: “Californiëlied” en “Liefste der vrouwen”.

1930

Emile van Bosch_De Liefdesboot_1930
Emile van Bosch in ‘De Liefdesboot’ van Vada Ennèm, 1930

Door de crisis in de jaren dertig werd het voor Emile van Bosch moeilijker om werk te vinden en nam hij ook engagementen bij diverse revues aan.

Op 24 maart 1931 zong hij met de titelrol in ‘Der Vogelhändler’ zijn laatste voorstelling bij Die Hagheangers.

In 1933 kreeg hij een engagement aangeboden voor een reeks voorstellingen bij de Scala in Antwerpen, maar na afloop daarvan keerde hij toch weer naar Nederland terug.

1935
Emile van Bosch trad nog op in twee speelfilms geregisseerd door Léo Joannon: ‘Klokslag twaalf’ (1936) en ‘De man zonder hart’ (1937).

Emile van Bosch ten tijde van De Koningin van Montmartre_1938
Emile van Bosch; Amsterdam, 1938

In 1938 nam hij voor de plaat het bekende “HEMA’s lofliedje” voor Decca op.

In de maand december 1939 vonden reprises plaats van ‘De Koningin van Montmartre’ in Theater Carré van Amsterdam:

“En Emiel van Bosch oogstte als weleer stormen van applaus. Er zou een artikel te schrijven zijn over de puzzle van zijn succes; de stem heeft wisselingen ondergaan, maar vult nog een reusachtige ruimte als van Carré en „zijn” publiek juicht bij al zijne krachtproeven” (De Tijd; 4-12-1939)

1940
Een maand later op 21 januari 1940 trad Emile van Bosch nog op in de revue ‘LOL’ van het Hervo-revuegezelschap in de Stadsschouwburg van Arnhem op naast Sylvain Poons:

“Verdienstelijk werd deze acteur terzijde gestaan door Alex Hoek, het type van den goedmoedigen dikzak. Tezamen met Emile van Bosch verwekte Hoek ontroering met de voordracht „gevangenisleed” […] Het vocale gedeelte der revue werd geleid door Emile van Bosch en Truce Speyck, geen opera-zangers, zooals zij zelve bekennen maar hun stemmen mochten gehoord worden” (Arnhemsche Courant; 22-1-1940)

Graf Emile van BoschTwee dagen later overleed hij op 24 januari 1940 ’s nachts thuisgekomen na afloop van een optreden aan de gevolgen van een herseninfract in zijn woning aan de Tweede Jan Steenstraat te Amsterdam. Emile van Bosch werd 52 jaar oud. Hij ligt begraven op begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam (grafnummer N-III-1612A).

In 2006 is in Temse een straat naar hem vernoemd, de “Emiel van Boschstraat”. De dochter van zijn broer Omer vierde in 2014 haar 101ste verjaardag in Temse.