Op 5 december 2018 is het 50 jaar geleden dat de Nederlandse sopraan Faniëlla Lohoff-Poons overleed. Een in memoriam over deze bijzondere zangeres.

Poons_Geboorteadv_Alg Handelsblad_1-11-89Faniëlla Lohoff-Poons werd als Fanny Ella Poons op 29 oktober 1889 in Amsterdam geboren. Zij kwam uit een bekende, Joodse artiestenfamilie. Haar vader was de bariton Sam (Salomon) Poons (1859-1932) en haar moeder de actrice Elize (Elisabeth) van Biene (1864-1931). Verder was Fanny een nicht van de actrice Sophie van Biene, die getrouwd was met de tenor Désiré Pauwels en had zij twee broers: Max Mozes en de bekende acteur en zanger Sylvain Albert Poons (1896-1985).

Fanny Poons nam op jonge leeftijd zangles bij mevrouw De Veer-De Lange, de dochter van de componist Daniël de Lange (1841-1918). Verder studeerde zij bij de pianoleraar Ulfert Schults en bij de muziekdirecteur van het Amsterdamse Concertgebouworkest Cornelius Dapper.

1905
De courant Het Nieuws van den Dag maakt op 1 oktober 1906 voor het eerst melding van een optreden van Ella Poons:

“Mej. Ella Poons, dochter van den bekende baritonzanger S. Poons en leerlinge van Mevrouw De Veer—de Lange, is uitgenoodigd om te Coblenz de liederen van Clärchen in Goethe’s “Egmont” te zingen, bij gelegenheid eener uitvoering van Beethovens muziek tot dat drama, onder leiding van Willem Kes. Ook zal deze jonge zangeres in den loop van dit seizoen in de “Musikalische Gesellschaft” te Keulen optreden” (Het Nieuws van den Dag; 1-10-1906)

Haar operadebuut maakte zij als Ella Poons op 30 december 1906 bij “De Vereenigde Zangers Liedertafel” als Amor in ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck in het Concertgebouw van Amsterdam. De overige solisten waren Jacoba Dhont als Orfeo (latere echtgenote van Sam Dresden) en Johanna van Linden van den Heuvell als Euridice:

“Eene nieuwe verschijning was Mej. Ella Poons, dochter van den bekenden baritonzanger. Deze jeugdige zangeres heeft een uitstekenden indruk gemaakt; niet alleen heeft zij een zeer krachtig, schoon-klinkend orgaan, maar zij weet ook wat zingen is. En buitendien heeft zij in haar voordracht iets dat een publiek weet te boeien. Van haar eerste phrase af moest men naar haar luisteren. Waarlijk, nadat men haar hier heeft kunnen hooren, zal niemand er zich over verwonderen, dat deze jongedame onlangs een beslist succes te Coblentz behaalde. Ella Poons is iemand en kan in de toekomst veel van haar zang doen genieten” (Het Nieuws van den Dag; 1-1-1907)

Bij de Opera-Vereeniging van Jacques Coini zong zij op 20 april 1907 als Zweite Edelknabe in ‘Lohengrin’ van Wagner.

Op 31 januari 1908 zong Ella Faniella – zoals zij zich nu noemde – de partij van Marguerite in een uitvoering van ‘La Damnation de Faust’ van Berlioz bij de afdeling Leiden van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst (Algemeen Handelsblad; 23-1-1908).

Bij de Opera-Vereeniging was zij in de seizoenen daarna in kleinere rollen te horen. Zo zong zij er in het seizoen 1907/08 één van de Lehrbuben in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van Wagner op 13 februari 1908 en opnieuw de Zweite Edelknabe in ‘Lohengrin’ op 3 april 1908. In het seizoen 1908/09 was zij er – nu onder zakelijke leiding van van J.A. van den Broecke – te horen als Antonia in ‘Tiefland’ van D’Albert tijdens het opening van het seizoen op 23 oktober 1908. Verder zong zij in dat seizoen Barbarina in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart op 13 januari 1909 en opnieuw één van de Lehrbuben in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ op 16 april 1909. In het seizoen 1909/10 werkte zij op 13 december 1909 mee als Ein junger Hirt in een opvoering van ‘Tannhäuser’ van Wagner.

1910
Bij de N.V. Nederlandsche Opera en Operette van Désiré Pauwels, Bart Kreeft en Piet Köhler te Amsterdam was zij vanaf het seizoen 1910/11 te horen in grotere rollen. Op 5 september 1910 zong zij nog Crobyle in ‘Thaïs’ van Massenet, maar op 19 oktober 1910 zong zij Santuzza in ‘Cavalleria Rusticana’ en op 15 november 1910 de Eerste Dame in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart. Verder was zij bij het gezelschap te horen in de titelrol van de wereldpremière van de opera ‘Rina’ van Israël J. Olman op 1 januari 1911, Cio-Cio-San in ‘Madama Butterfly’ op 15 februari 1911, Mimi in ‘La Bohème’ op 4 mei 1911, de titelrol van ‘Zaza’ van Leoncavallo op 17 juni 1911. Tevens zong zij er in dat seizoen Siebel in ‘Faust’ van Gounod.

In de courant Het Nieuws van den Dag werd op 21 juni 1911 melding gemaakt van de verloving van Faniella (Ella) Poons met de VARA-violist en later AVRO-dirigent (Frederik) Willem Lohoff (1885-1972). De woonadressen zijn Saphatipark 121 en Ceintuurbaan 231 (Het Nieuws van den Dag; 21-6-11).

In het seizoen 1911/12 was Faniëlla Poons bij de N.V. Nederlandsche Opera en Operette te horen in de titelrol van ‘Mignon’ van Thomas op 11 september 1911, Mimì op 30 oktober 1911, Rachel in ‘La Juive’ van Halévy op 2 december 1911, Cio-Cio-San op 18 december 1911 en Santuzza op 20 december 1911. Verder op in dat seizoen zong zij Valentine in ‘Les Huguenots’ van Meyerbeer op 17 februari 1912 en opnieuw Zaza op 13 april 1912. Ook zong zij in dat seizoen in 1912 Salome in ‘Herodiade’ van Massenet.

Archief Faniella PoonsOp 28 maart 1912 trouwde zij met Willem Lohoff te Amsterdam.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog kwam zij naar de Vlaamse Opera over en maakte daar als Elisa Poons haar debuut. Op 4 oktober 1913 zong zij in Antwerpen de rol van Anne-Marie in ‘Heibieke’ van Edward Verheyden, op 8 november Tatjana in ‘Jevgeni Onjegin’ van Tchaikovsky en op 29 november de rol van Rosine in ‘Oberst Chabert’ van Hermann Wolfgang von Waltershausen. Ook was zij er in dat seizoen één van de bloemenmeisjes in ‘Parsifal’ van Richard Wagner.

De oorlog onderbrak haar loopbaan te Antwerpen. In het seizoen 1914/15 was zij bij de N.V. Nederlandsche Opera en Operette weer te horen als Mignon op 2 december 1914.

1915
In de eerste productie van het nieuw opgerichte gezelschap De Nederlandsche Opera te Amsterdam van Gerardus Koopman zong zij Maliella in ‘I Gioielli della Madonna‘ van Wolf Ferrari op 29 september 1916. Verder trad zij in dat seizoen bij het gezelschap nog op als Rosine in ‘Oberst Chabert’ op 30 januari 1917 en Venus in ‘Tannhäuser’. Bij het Opera Ensemble van Désiré Pauwels zong zij op 28 juli 1917 de titelrol in ‘Aida’ van Verdi in Theater Carré te Amsterdam.

Poons_Carmen
Faniëlla Lohoff-Poons als Carmen

Met deze rol was zij ook in het seizoen 1917/18 bij De Nederlandsche Opera te horen. Tevens zong zij in dat seizoen bij dit gezelschap nog de rol van Marguérite in ‘Faust’ en was zij er verder nog te horen als Leonora in ‘Il Trovatore’ van Verdi op 3 november 1917 en in de titelrol van ‘Carmen’ van Bizet op 18 december 1917. In dat seizoen trad zij er tevens op in de titelrol van ‘Tosca’ van Puccini op 19 februari 1918. In het seizoen 1918/19 zong zij bij De Nederlandsche Opera de rol van Rita in ‘De Herbergprinses’ van Jan Blockx op 18 oktober 1918 in het Rembrandttheater te Amsterdam en verder dat seizoen nog de rol van Martha in ‘Tiefland’ van D’Albert. In de seizoenen daarna zou zij bij De Nederlandsche Opera de voorgenoemde rollen opnieuw vaker zingen.

1920
Bij de Nederlandsche Opera van Désiré Pauwels en Chris de Vos zong zij in 1920 onder andere de rol van Nedda in ‘Pagliacci’ van Leoncavallo. Bij de N.V. Nationale Opera van Willem van Korlaar jr. zong zij op 7 oktober 1920 de rol van Alaine de l’Estoile in ‘Die Revolutionshochzeit’ van D’Albert.

Bij de Koninklijke Vlaamsche Opera zong zij in 1921 de titelrol in ‘Jenůfa’ van Janáček:

“Na het tweede bedrijf, met het groote succes voor Mevr. Faniëlla, moest zesmaal gehaald worden, na het laatste minsten zooveel. De glansrijke vertooning, werd bijgewoond door den Minister Huysmans en de Schepenen Juries en Lebon” (De Standaard 11-1-1921)

In het seizoen 1921/22 was zij bij de N.V. Nationale Opera te horen in de titelrol van ‘Thaïs’ op 15 oktober 1921. Tevens zong zij in het seizoen 1921/22 bij de N.V. Nationale Opera de titelrol van Violetta in ‘La Traviata’ van Verdi op 30 januari 1922. Ook trad zij er op 15 april 1922 op in de titelrol van ‘Manon’ van Massenet. De jaren daarna zong zij de genoemde rollen bij diverse gezelschappen in Nederland.

Bij de Koninklijke Vlaamsche Opera zong zij de rol van Agathe in ‘Der Freischütz’ van Weber:

“Heel vooraan stond Mevr. Faniëlla, die de zaal in verrukking bracht door haar stijlbeheerschende en gloedvolle voordracht van Agatha’s groot aria.” (De Standaard 5-10-1923)

Ook in het seizoen 1924/25 zong zij bij de Koninklijke Vlaamsche Opera. Zo was zij er op 27 september 1924 te horen in de rol van Myrtocle in ‘Die toten Augen’ van D’Albert.

1925

Faniella Poons_Brunnhilde
Faniëlla Lohoff-Poons als Brünnhilde

In het seizoen 1925/26 zong zij bij de Koninklijke Vlaamsche Opera de rol van Marschallin in ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss. In het seizoen 1926/27 was zij er eveneens te horen, maar de partijen die zij toen zong zijn niet te achterhalen. Er bestonden wel plannen om haar de titelrol in ‘Salome’ te laten zingen, maar ze vond de tessituur te hoog en uiteindelijk ging het niet door.

Bij de Koninklijke Vlaamsche Opera zong zij begin 1927 de in ‘Lohengrin’:

“Een waarlijk geslaagde prestatie is die van mevrouw Faniëlla, die weet wat er uit de rol van Ortrude te halen en er in te leggen is” (De Standaard 9-1-1927).

Op 2 december 1929 zong zij de rol van Brünnhilde in ‘Siegfried’ van Wagner bij De Nederlandsche Opera van Karel van Bijlevelt. Op Eerste Kerstdag 1929 zong zij met dit gezelschap nog de rol van Rachel in ‘La Juive’ in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag.

1930
Begin jaren dertig waren persoonlijk zware jaren voor Faniëlla Poons. In 1931 overleed haar moeder (die begraven werd op de Joodse begraafplaats Diemen), in 1932 overleed haar vader en op 16 juni 1933 werd haar huwelijk met Willem Lohoff ontbonden. Uiteindelijk nam zij op 27 januari 1934 afscheid van het operatoneel als Marguerite in ‘Faust’, in een uitvoering in het Grand Théâtre te Amsterdam door De Hollandsche Opera van Chris de Vos en Willy Yardaz. In België nam zij – eveneens in 1934 – afscheid van het operatoneel in een galavoorstelling voor het Belgische Hof in een uitvoering van ‘Lohengrin’ te Namen. Naar eigen zeggen had Faniëlla Poons in totaal 56 rollen vertolkt (Nieuw Israelietisch weekblad; 3-5-1957). Daarvan zijn in dit overzicht 43 genoemd. Na haar afscheid vestigde zij zich in Amsterdam als zangdocente en wijdde zij zich tot de Tweede Wereldoorlog aan haar operaschool.

1940
Faniëlla Poons kwam de Tweede Wereldoorlog door zonder onderduiken. Door zich met een vals persoonsbewijs als huishoudster uit te geven, heeft ze alle beproevingen doorstaan. Zo diende ze in een vroom christelijk gezin, waar men had ontdekt dat ze kon pianospelen en waar ze toen gezangen van Joh. de Heer moest begeleiden. In een ander gezin kwam de vrouw des huizes achter haar vocale kwaliteiten en zei: “Och lieverd, wat jammer dat je al te oud bent om nog ontdekt te kunnen worden” (Nieuw Israelietisch weekblad; 3-5-1957).

Faniella Poons_Van BaerlestraatNa de oorlog woonde zij in Amsterdam onder andere op het Victorieplein, in de Uiterwaardenstraat, in de Rooseveltlaan en in de Van Baerlestraat. Haar operaschool bracht leerlingen voort als de mezzosopraan Mimi Aarden, de bariton Jos Burcksen en de tenoren Philip Terke, Harry Pos en Jan Rietveld.

Nog op 8 november 1959 trad zij op in het Concertgebouw, waar zij de aria “J’ai perdu mon Euridice” zong uit ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck, als onderdeel van een programma dat wordt uitgevoerd door het Noordhollandsch Filharmonisch Orkest onder leiding van Nico van der Linden (De Tijd 7-11-1959).

Faniëlla Poons overleed op 5 december 1968 na een wekenlang ziekbed in haar woonplaats Amsterdam op 79-jarige leeftijd (De Telegraaf 7-12-1968). De teraardebestelling was op 10 december 1968 op begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam. Inmiddels is haar graf geruimd.

Willem Lohoff overleed in 1972. Haar broer Sylvain Poons overleed op 26 november 1985 en werd op 2 december 1985 gecremeerd.