© Lutz Edelhoff
Erfurt, 16 mei 2014

Glanert rehabiliteert Joseph Süß in Erfurt

De antisemitische film ‘Jud Süß’ was het meest afschuwelijke propagandamedium van de Nazi’s. De film uit 1940 diende om de laatste twijfels en gewetensbezwaren van de leiders en bewakers van de Duitse vernietigingskampen bij de vervolging en vernietiging van de Joden weg te nemen. Op schandelijke en perverse wijze werd in de film het levensverhaal van de Joodse bankier Joseph Süß Oppenheimer uit de 18e eeuw vervalst. De opera ‘Joseph Süss’ van Detlev Glanert zet dit beeld recht.

Joseph Süß Oppenheimer was financieel adviseur van de katholieke hertog Karl Alexander von Württemberg in Stuttgart. Süß hield de financiën van de verkwistende hertog op orde en de Joodse bankier steeg hierdoor op de sociale ladder. Maar door zijn impopulaire maatregelen maakte Süß ook vijanden. En de spanningen onder de protestantse bevolking – die werd bestuurd door een katholieke hertog, die op zijn beurt ook nog eens werd geadviseerd door een Jood – leidden tot haat, nijd en antisemitisme. Op de dag van het plotse overlijden van Karl Alexander werd Joseph Süß opgepakt en uiteindelijk ter dood veroordeeld.

‘Joseph Süß‘ is een opera van componist Detlev Glanert (Hamburg, 1960) op een libretto van Werner Fritsch en Uta Ackermann. Het werk ging in 1999 in Bremen in première en beleefde in 2012 een herneming in het Gärtnerplatztheater van München. Deze enscenering van Guy Montavon wordt nu in het Theater Erfurt gespeeld, het gezelschap waar Montavon sinds 2002 zelf intendant is.

Guy Montavon vertelt het verhaal intelligent, nauwkeurig en helder. Al in de cynische proloog wordt een brug geslagen tussen het Duitsland van de 18e eeuw via het Nazi-bewind naar het heden, wanneer twee mannen met kinderwagens in het tegenwoordige Duitsland antisemitische moppen vertellen voor een bord “Joden zijn in ons Duitse woud niet gewenst”. Daarna wordt met een draaitoneel in dertien scènes heen en weer geschakeld tussen de laatste ogenblikken van de opgesloten Süß in de kerker en zijn flashbacks naar de momenten, die tot zijn veroordeling leidden. Boven de kerker hangt dreigend de rode kooi, waarin het stoffelijk overschot van Süß gedurende zes jaren buiten Stuttgart werd tentoongesteld.

De historische kostuums en pruiken geven iets wezenloos aan de personages rondom Süß en hijzelf is in zijn rode, elegante kostuum aan het gezelschap aangepast, maar tevens buitenstaander. En toch blijft de figuur van Süß in de opera bleek en krijgt hij te weinig profiel om de toeschouwer volledig mee te sleuren. Na de terugblikken stapt Süß steeds opnieuw te rustig zijn kerker binnen, waardoor de toeschouwer zich niet optimaal in de situatie kan inleven. Verder verliest het scenario van de opera een kwartier voor het einde enigszins aan flow door een paar zwakkere scènes.

Glanert laat zijn zangers graag zingen en de zeven hoofdrolzangers zijn uitstekende vertolkers van zijn muziek. De Hongaarse bariton Máté Sólyom-Nagy als Joseph Süß Oppenheimer is een opvallend talent en kan een grote carrière tegemoet zien. De Nederlandse sopraan Marisca Mulder is een voortreffelijke “Judenhure” Magdalene. Zij heeft één van de mooiste lyrische sopranen van Nederland, zong in maar liefst zes producties van De Nederlandse Opera en maakt sinds het seizoen 2005/2006 deel uit van het ensemble van het Theaters Erfurt. Met haar liefdevolle pastelklanken geeft ze fraai karakter aan de opofferende geliefde. De Amerikaanse bas-bariton Stephen Bronk laat met zijn diepe bas de geile en geldzuchtige Herzog los en de Zwitsers-Nederlandse sopraan Julia Neumann zorgt met een verleidelijke colortuursopraan als de operadiva Graziella ervoor, dat de hertog een operahuis voor haar organiseert. De Amerikaanse karaktertenor Mark Bowman-Hester is een ongure intrigant Weissensee, de Duitse mezzosopraan Henriette Gödde portretteert Naemi met mooie, warme frasen en de Duitse bariton Jan Rouwen Hendriks geeft prima gestalte aan de orthodoxe rabijn Magus. Het koor handelt uitstekend als massa, hofgezelschap en rechter tegelijk en is indrukwekkend in de oorverdovende finale “An den Galgen”.

De Zweedse dirigent Samuel Bächli leidt als eerste Kapellmeister en waarnemend GMD van Erfurt  het uitgedunde orkest – Glanerts verwijzing naar het ontbreken van de Joden in de orkesten van Nazi-Duitsland – uitstekend door de spanningsrijke partituur. Hysterische koperblazers aan het hof, houtblazers in de kerker en veel mysterieus slagwerk vallen op in de instrumentatie. Glanert weet het drama in de muziek te wortelen en de stemming in klankbeeld om te zetten. Met hypnotiserende ritmen, doorschijnende gezangen, barok cimbalom- en celestaspel en Joodse psalmen creëert hij matig moderne klanken, donkere stemmingen en schmalzige lyriek.

‘Joseph Süss’ is indringende, beklemmende en confronterende opera in 100 minuten zonder pauze. De productie wordt door Theater Erfurt in juni nog drie maal gespeeld en zal volgende seizoen 2014/2015 door de opera van Münster op het programma worden genomen.