Straussvogel politiek in ‘Daphne’ van De Nederlandse Opera

De Nederlandse Opera (DNO) en Richard Strauss (1864 – 1949) hebben altijd een goede verstandhouding gehad. De Strauss producties van DNO, van ‘Salome’ tot ‘Capriccio’, lukten altijd en voor haar 6e voorstelling van dit seizoen heeft DNO de zich inmiddels bewezen ‘Daphne’ productie van Peter Konwitschny uit Essen gekocht. Dit scheen een goede zet, want tot dusverre scoorde DNO met haar eerste 5 eigen producties van dit seizoen gemiddeld nog onvoldoende.

De eenakter ‘Daphne’ is de 13e van de 15 opera’s van Strauss en beleefde haar wereldpremière in het nazi Duitsland van 1938. Het is de opvolger van ‘Die schweigsame Frau’, de opera waarvoor Stefan Zweig het libretto schreef. Strauss wilde graag blijven samenwerken met de joodse Zweig, maar deze moest weigeren en stelde als librettist voor ‘Daphne’ Joseph Gregor voor, die later openlijk met de nazi’s zou sympathiseren. Gregors zwakke libretto kenmerkt zich door mythespraak van te zelfbewuste personages in een statische dramaturgie. Ook de partituur mist de onafgebroken vitaliteit van de eerste Strauss opera’s en op sommige plaatsen ontbreekt het aan vindingrijkheid. De muziek is echter opmerkelijk beweeglijk en gestroomlijnd en combineert de kalme, late Strauss met het vroege rusteloze.

De DNO ‘Daphne’ is de scenische première voor Nederland. De veeleisende titelrol van ‘Daphne’ wordt gezongen door de coloratuursopraan Juanita Lascarro met een groot bereik en flexibiliteit. Scott MacAllister zingt de rol van Apollo, net als in Venetië (op DVD), met een klaroengeluid en macho frasering. Soms doet hij denken aan de “brünstigen Stier” waarover hij zingt. Birgit Remmert, ook op de Venetië DVD, zingt de altpartij van Gaea. De Erda-achtige rol van Daphne’s zorgbarende oermoeder is één van de laagste vrouwenrollen en Remmert klinkt bij tijden tenorachtig met lage Essen. De partij van Leukippos wordt met heldere tenor gezongen door Rainer Trost.

De heren van het Koor van de Nederlandse Opera zingen hun spotkoor bij de verschijning van Apollo krachtig en het aanroepen van Dionysos kontrapunkteert prachtig met de tragische frasen van Daphne en Apollo. Het lukt dirigent Ingo Metzmacher eenvoud, lichtheid en transparantie uit de veeleisende partituur te halen, de opzettelijk onduidelijke en opgeloste tonaliteit van Strauss te verhelderen en het deksel op het geluid houden. De musici van het grote Nederlands Philharmonisch Orkest spelen aan de grenzen van het mogelijke, zoals Strauss het graag wilde.

Een oude compagnon van Metzmacher, Peter Konwitschny (Frankfurt, 1945), is de regisseur van deze ‘Daphne’. Konwitschny behoort tot de top van de Duitse regie-elite en levert spannende en verrassende ensceneringen met een trefzekere personenregie. Hij vermenselijkt de oude mythe van Daphne, ziet de opera als een akelig verhaal over een teloorgaande wereld en Daphne als een verstoten en betreurenswaardig meisje. Deze boodschap komt bij het publiek helaas niet helemaal over. Ook Daphne’s moeilijkheden in haar vlucht uit de wereld, zoals ook Strauss haar ontvluchtte, komen niet goed uit de verf. Strauss zelf wilde niet zien en stak zijn kop in het zand. En hij heeft zich nooit uitgesproken voor de nazi’s, laat staan in antisemitische zin geuit. Richard Strauss was zelf een Daphne, die vluchtte uit de werkelijkheid.