Tania Kross maakt Glyndebourne-debuut met gloedvolle Carmen

Door: Remco Roovers en Taco Stronks

Tania Kross zingt deze maanden de titelrol in Carmen tijdens het pretentieuze operafestival van Glyndebourne. Ze treedt hiermee in de voetsporen van illustere Nederlandse artiesten. Gré Brouwenstijn, Bernard Haitink en Charlotte Margiono gingen haar voor op dit met tradities beladen High Society evenement. Voor Tania Kross kan het haar internationale doorbraak betekenen.

Sinds jaar en dag weet Glyndebourne producties neer te zetten, die appelleren aan een niet al te experimentele smaak, maar ook nergens tekenen van oubolligheid of sleetsheid vertonen. De Carmen van regisseur David McVicar past precies in deze traditie. De voorstelling is een reprise van een productie uit 2002. Samen met ontwerper Michael Vale en dirigent Josef Hrusa laat het productieteam het werk zien in de oude Opéra-Comique traditie, waaruit Carmen voorkomt. Vanzelfsprekend is er gekozen voor de oorspronkelijke versie met gesproken dialogen en een relatief kleine orkestbezetting (65 musici). Het orkest (London Philharmonic Orchestra) speelt de partituur opmerkelijk licht en kleurrijk en laat het zo dichter bij Offenbach dan bij Meyerbeer staan, wat natuurlijk goed te verdedigen valt.

Het decor toont Spanje, zoals men dat op Franse ansichtkaarten uit 1875 zou hebben kunnen aantreffen, maar dat in feite niet authentiek is (net zo min als Madama Butterfly van Puccini Japans is). De eerste akte zet twee werelden uit dat gedroomde Spanje tegen over elkaar. Het decor plaatst zowel de soldaten als de meisjes uit de sigarettenfabriek als het ware in twee gescheiden kooien. Het doet aan als een gevangenis en men ervaart de broeierige hitte van Zuid-Spanje. Soms lijkt de voorstelling op een realistisch, socialistisch drama, maar opmerkelijk genoeg heeft deze akte, en tevens de tweede, ook veel humoristische momenten. En dat is precies waar David McVicar op uit is: de tragische wending van Carmen moet in de derde, en met name de vierde akte, als een schok komen, waarmee hij duidelijk maakt hoezeer deze opera een uitzondering is in het genre van de Opéra-Comique.

Carmen staat of valt natuurlijk met de hoofdrolspeelster. De productie uit 2002 is gemaakt voor de Zweedse mezzosopraan Anne Sofie von Otter, die destijds al 50 was en later vertelde enigszins teleurgesteld te zijn geweest over de opvatting van McVicar, omdat ze gehoopt had op een Carmen met een Scandinavische inslag. Er is dan ook geen groter verschil denkbaar met de vertolking door Tania Kross. Zij is een jonge en viriele Carmen, die vuur spuwt, op en top sensueel is en in alles een onafhankelijke vrouw lijkt. Haar mezzo klinkt romig en verleidelijk. Gecombineerd met haar extroverte uitstraling is ze een gedroomde Carmen. Er zijn momenten waarop ze neigt over de top te gaan (knipogend of schuddend met haar decolleté). Haar visie van een ontroerende, gekwetste en uitgebluste Carmen, die de speelbal is geworden van een compleet doorgedraaide Don José, maakt veel goed.

De tenor David Jovanovich weet uitstekend de twee vocale kanten van Don José te vertolken: in de duetten met Micaëla klonk hij lyrisch, terwijl hij in de vierde akte ook zeer dramatische kleuren kon laten horen. Micaëla is in handen van Ermonela Jaho, die met een ragfijne zilveren stem de partij vertolkte. Enige tegenvaller in de cast was de Escamillo van Wayne Tigges. Zijn beperkte bariton was niet tegen de grootsheid van de rol opgewassen en al bij zijn opkomstaria vergaloppeerde hij zich dusdanig, dat zijn stem de rest van de avond rafelig en ongefocust klonk.