© Eric de Kuyper

Matige uitvoering van ‘Genoveva’ is onvoldoende pleidooi voor zwakke opera

De Nederlandse première van de opera ‘Genoveva’ van Schumann tijdens de Operadagen Rotterdam 2010 had één van de hoogtepunten van het festival moeten zijn en het had een mooie gelegenheid kunnen zijn om dit ondergeschoven werk te doen herleven. Maar helaas pakte dit anders uit.

Bekende opera’s zijn niet voor niets bekend. Zij bevatten meestal verhalende en muzikale aspecten, die het publiek weten te boeien en ze hebben daardoor vaak de tand des tijds doorstaan. De opera ‘Genoveva’ van Robert Schumann (1810 – 1856) is niet bekend gebleven. Het libretto is niet erg boeiend en de vocale muziek ontbeert dramatische uitdrukking. De opera genoot tijdens de wereldpremièrereeks van 1850 slechts drie voorstellingen en de daaropvolgende, negatieve pers zorgde ervoor dat Schumann geen tweede poging tot een opera ondernam. Sindsdien wordt ‘Genoveva’ eigenlijk nauwelijks nog opgevoerd.

De Nederlandse première van ‘Genoveva’ tijdens de Operadagen Rotterdam 2010 had een hoogtepunt van het festival moeten zijn en zou een mooie gelegenheid zijn geweest om dit ondergeschoven werk te doen herleven. Maar dit mocht niet zo zijn. Op alle fronten ontbrak het bij dit samenwerkingsproject met het Rundfunkchor en het MDR Sinfonieorchester uit Leipzig – waar de opera in 1850 in wereldpremière ging – aan overtuiging. De als semi-scènisch aangekondigde opvoering was niets meer dan een concertante met op- en afgangen, struise blikken van de protagonisten en projectie van magere filmbeelden. Verder was in verscheidene scènes aan een sfeervolle belichting afwezig. De regie van hoofd programmering van de Doelen Neil Wallace voegde uiteindelijk niet veel toe.

En ook muzikaal wilde de uitvoering maar niet boeien. ‘Genoveva’ bevat bij tijd en wijle mooie muziek en vooral in de tweede en derde akte zitten dramatische momenten. Maar dirigent Jun Märkl haalt met het MDR Sinfonieorchester en het Rundfunkchor Leipzig niet op uitbundige wijze de contrastrijke uitersten uit Schumanns doorgecomponeerde muziek. De solisten produceren hun klanken allen wonderschoon, maar ook zij lijken niet in het werk te geloven. Anne Schwanewilms in de titelrol kleurt haar stem fraai en stelt haar lyrische sopraan volledig in dienst van het instrumentale gebruik van de stem. Bariton Marten Frank Larsen zingt de rol van heldenrol van Siegfried met een ongesteunde, nasale en lyrische bariton en de Amerikaanse tenor Shawn Mathey – die inviel als Golo – liet zijn gebruik van falset verontschuldigen als zijnde het gevolg van een verkoudheid (en wellicht jet lag). De mezzosopraan Birgit Remmert is de enige die haar partij uit het hoofd zingt en laat daardoor haar personage als Margaretha echt tot leven komen. Bij haar wordt de tovenares iemand van vlees en bloed en haar vertolking domineert de derde akte grandioos. Birgit Remmert demonstreert dat met de juiste instelling de spanning van het verhaal op de bühne geloofwaardig gemaakt kan worden.

Helaas was deze uitvoering geen goed pleidooi voor deze toch al zwakke opera. Maar opnamen met Lucia Popp (München, 1962) en Maria Stader (Bern, 1950 met Inge Borkh als tovenares) laten horen, dat met de juiste overtuiging echt wel meer te maken valt van ‘Genoveva’.