© Jurjen Stekelenburg

Opera Trionfo bewijst bestaansrecht met ‘Mirandolina’

Opera Trionfo brengt kleinschalig muziektheater en heeft een voorkeur voor origineel en vaak niet eerder in Nederland uitgevoerd repertoire. In haar jubileumjaar – het gezelschap bestaat 12 ½ jaar – laat zij het Nederlandse publiek kennis maken de opera ‘Mirandolina’ van Bohuslav Martinů. Het is niet het sterkste werk van de Tsjechische componist, maar Opera Trionfo biedt een muzikaal sympathieke en scenisch onderhoudende voorstelling.

Slechts twee maal eerder werden in Nederland opera’s van de Tsjechische componist Bohuslav Martinů (1890 – 1959) op het toneel gezet. In 1983 ensceneerde regisseur Jan Bouws in het Rosa Spier Huis te Laren de opera ‘Veselohra na mostě’ in een Engelse bewerking als ‘Comedy on the Bridge’ en in 1998 bracht Opera Zuid een bejubelde productie van ‘Julietta’ *. Nu is het de beurt aan Opera Trionfo (OT) – die dit jaar haar 12½-jarig jubileum viert – om het Nederlandse publiek kennis te laten maken met Martinů’s opera ‘Mirandolina’.

‘Mirandolina’ ging een half jaar voor Martinů’s dood in Praag in het Tsjechisch in première. De komische opera is licht, vrolijk en ongecompliceerd en een hommage aan de commedia dell’arte van de achttiende eeuw. Het is niet het meest sterke werk van Martinů. De kleur van de muziek – hoe veelzijdig ook – is door de hele opera heen dezelfde en het bezit ook niet de fascinatie van ‘Julietta’ of het meeslepende van ‘The Greek Passion’. Maar met de avontuurlijke harmonieën en vocale lijnen, die soms het midden houden tussen zang en spraak, is het origineel en onderhoudend.

Martinů vervaardigde van de helft van zijn 14 opera’s het libretto zelf. ‘Mirandolina’ is daarvan de enige, die hij oorspronkelijk in het Italiaans schreef en OT voert het werk in het Italiaans uit. Het verhaal gaat over de herbergierster Mirandolina, die door twee bezoekers wordt aanbeden en in haar ijdelheid probeert een derde bezoeker haar eveneens te laten beminnen. Regisseur David Prins besprenkelt de enscenering met een vleugje commedia dell’arte. De Graaf is volslank, de Markies heeft kromme benen, de Ridder loopt op plateauzolen en de spelers wachten voor hun opkomsten aan de zijkanten van het toneel. In de eerste twee akten houdt Prins het midden tussen ernstig en geestig, maar pas vanaf de saltarello voor de derde akte krijgt de voorstelling kracht door de vorm van een klucht. Het wordt theatraal, speels en slapstick. Het decor is strak en eenvoudig en met belichting erg fraai gedaan.

De partituur van ‘Mirandolina’ is voor het Nieuw Ensemble bewerkt door Bart Visman en Anthony Fiumara. Het strijkorkest is enorm uitgedund tot vier strijkers, waardoor de balans te zeer doorslaat naar de koperblazers. De sfeer van kamermuziek blijft echter behouden. ‘Mirandolina’ is koren op de molen van dirigent Ed Spanjaard. Hij laat de mengsel van Italiaanse en Tsjechische kleuren in de veelzijdige samenstelling van Martinů’s muziek – met invloeden van jazz, barok, vaudeville, Stravinsky en de ‘Groupe de Six’ – opbloeien. Spanjaard houdt het luchtig, fris en geeft het geheel vaart.

De solisten zetten een knappe presentatie neer van Martinů’s moeilijk telbare muziek. De zieke coloratuursopraan Pamela Heuvelmans speelde de petieterige Mirandolina fantastisch. Zij geniet en is manipulatief, arrogant, dominant en stralend. Tenor Jan-Willem Schaafsma is opvallend vol en lyrisch en sympathiek als Fabrizio. Bariton Jan Willem Baljet is een ruwe ridder. Francis van Broekhuizen spat natuurlijk van het toneel af als Ortensia en haar grote, ronde sopraan domineert. De solisten bieden prachtig ensemblespel in de grote scènes à la Mozart.

Tegelijkertijd met de première van ‘Mirandolina’ werd in het Concertgebouw te Amsterdam het tweede vioolconcert van Martinů gespeeld. OT draagt met haar productie dan ook bij aan de revival van deze ondergewaardeerde componist en bewijst hiermee haar bestaansrecht.

* Meerdere lezers hebben gemeld, dat het VU-Kamerorkest in 2005 ‘Mariken z Nimègue’ – een deel van Martinů’s vierluik ‘Mariaspelen’ – heeft opgevoerd in een regie van Marcel Sijm met als solisten Maaike Poorthuis en Quirijn de Lang.