© J. Stekelenburg

De Gelaarse Kat eindigt in een kater

De voorstelling van de opera ‘El Gato con Botas’ (De Gelaarse Kat) van de Spaanse componist Montsalvatge door Opera Trionfo is teleurstellend. Het verhaal wordt niet duidelijk en het ontbreekt aan gevoel.

‘El Gato con Botas’ (1948) is de eerste van zijn drie opera’s van de Catalaanse componist Xavier Montsalvatge (1912 – 2002). Het is een kinderopera en een sprookje. De muziek is bedrieglijk eenvoudig, expressief en charmant. Je hoort de invloed van de meest geliefde opera’s van Montsalvatge: ‘Gianni Schicchi’ en ‘The Rake’s Progress’. Het bevat neo-klassieke muziek, populaire deuntjes, volksliedjes en jazz. De vorm is in de traditie van de opera buffa en er zijn aria’s, duetten, Mozart-achtige recitatieven, vernuftige ensembles, Spaanse dansen en tussenspelen. Opera Trionfo (OT) brengt de aanpassing uit 1996 voor kamerorkest van de eveneens Catalaanse pianist en componist Albert Guinovart, die de grote orkestpartij terugbracht tot twaalf instrumenten. Het werk verliest daardoor aan warmte en de briljante begeleiding van Montsalvatge wordt tekort gedaan. Zo ontbreekt bijvoorbeeld de geniale contrapunt van het monster door de tuba en trombone.

Het ergste dat deze opvoering van OT verweten kan worden is dat de essentiële onderdelen van het sprookje noch voor volwassenen noch voor kinderen duidelijk worden gemaakt. Er is geen boventiteling, maar summiere projectie op de achtergrond van samenvattingen aan het begin van de scènes en van gedachten van de personages. Maar zonder boventiteling van de tekst wordt meer uitbeelding door de personages verwacht en dat gebeurt niet. Een paar voorbeelden: wat er in de eerste scène tussen de molenaar en de kat gebeurt is vaag; in de tweede scène is niet helder wat er met de hazen gebeurt en waarom; in de derde scène lijkt de kat verliefd op de prinses; het monster c.q. de tovenaar is grotesk en ironisch, maar ziet er meer uit als een ongevaarlijke ‘Falstaff’ en mist de drie ogen en vijf voeten; het monster heeft geen echte troon waardoor de betekenis van zijn scène onduidelijk is; het monster haalt niet veel gekke kunsten uit in zijn transformaties. Het lukt de Duitse regisseur Susanne Knapp niet om gevoel in het verhaal te leggen, ook al bezitten de personages van Montsalvatge’s opera op zich diepte. Gelukkig geven de decors  – met name de kussen waarop de prinses ligt en het goed gevonden waterbed – en de kostuums van Martina Fehmer nog kleur aan het geheel. Overigens dient het gebruik van stroboscopisch licht vooraf gemeld te worden.

Montsalvage vraagt niet de uitersten van de stem, maar de partijen behoren wel gepast bezet te worden. De lyrische coloratuursopraan van Laila Sbaiti voelt zich ongemakkelijk in de mezzopartij van de kat, die voor 90 % in haar te slanke middenregister valt. Ook oncomfortabel is de tenor van Erik Slik in de rol van de kleurrijke en nerveuze molenaar, die vraagt om een sterker gesteund borstregister (ook voor zo’n 90 %). De koning wordt uitstekend gebracht door Wiebe-Pier Cnossen, Sonja Volten is een naïeve prinses met een stralende sopraan en Niklaus Kost is kostelijk als het monster. Helaas zingt hij het slot van het duet een octaaf hoger. Alle zangers acteren voldoende en zingen uitstekend Spaans. Het was hartelijker geweest als de regisseur hen meer naar voren bij het publiek had gehaald. De talentvolle dirigent Robbert van Steijn zorgde precies een jaar geleden voor een spannende ‘Macbeth’ in het Amsterdamse Concertgebouw en had eerder dit jaar de ondankbare begeleiding tijdens het Deutekom Concours. Opnieuw ondankbaar is zijn taak hier om van de uitgedunde partituur nog iets sfeervols te maken.

OT had deze voorstelling heel goed in het Nederlands kunnen doen. Dan was het verhaal voor de kinderen – die nu muisstil, maar zonder te lachen het stuk aanschouwden – begrijpelijk geweest. Deze productie kan op deze manier zelfs niet de scholen langs. Wellicht zou het verstandig zijn dat de directie van OT de volgende keer vooraf advies vraagt aan deskundigen in plaats van achteraf de kritiek moet vernemen. Dit voorkomt na afloop een kater bij allen.