Culinaire ‘Hänsel und Gretel’ van kinderachtige Nationale Reisopera

De Nationale Reisopera (NR) toert rond met de opera ‘Hänsel und Gretel’ van Engelbert Humperdinck (1854 – 1921). Humperdinck componeerde 6 opera´s, waarvan ‘Hänsel und Gretel’ de eerste was. Richard Strauss dirigeerde de première in 1893 en haar succes heeft Humperdinck daarna nooit meer kunnen evenaren. Het uitstekende libretto van Humperdincks zuster Adelheid is gebaseerd op het bekende sprookje van de gebroeders Grimm en gaat zoals zoveel sprookjes over het omgaan met tegenslagen en de machtsstrijd tussen goed en kwaad, tussen jong en oud en man en vrouw. Eens was de opera een vast repertoire stuk, maar nu wordt het nog zelden opgevoerd, omdat het als te naïef wordt beschouwd voor het hedendaagse publiek. Dit is jammer, want ’Hänsel und Gretel’ is niet alleen een charmant werk, maar ook een intens psychologisch drama.

Elke akte van de opera opent met een authentiek Duits volksliedje, dat door Humperdinck geraffineerd wordt uitgebreid in een grote en kleurrijke orkestratie. Als goede leerling van Wagner verweeft hij ze vervolgens symfonisch als ‘Leitmotiven’, maar in tegenstelling tot Wagner blijven de vindingrijke melodieën direct en eenvoudig zonder harmonische dissonanten. Muzikaal heeft de werk opvallend veel overeenkomsten met Dvořáks sprookjesopera ‘Rusalka’, die toevallig ook deze maand te zien is bij Opera Zuid (OZ).

De NR brengt de veelgeprezen English en Welsh National Opera (ENO / WNO) productie uit 1998 van regisseur Richard Jones (1953, London). Jones behoort met onder anderen Wilson, Carsen en Sellars tot de Angloamerikaanse toneeltovenaars, die door de ruime arbeidsmogelijkheden op het Europese continent hun avant-gardistische ideeën hebben kunnen ontplooien. In ‘Hänsel und Gretel’ geeft Jones ons een gastronomische rondleiding door drie keukenscènes. Het is een spannend en onderhoudend Märchenspiel met een intieme sfeer. Jones is een komiek met een geniale timing; hij weet precies waar het plezier eindigt en het drama begint. En juist het idee de Knusperhexe door een tenor te laten vertolken geeft het drama een komisch effect. In muzikaal opzicht is dit echter minder geslaagd. De doordringende staccati, trillers en intervalsprongen van de mezzopartij, waarmee Humperdinck ‘Rosine Leckermaul’ schetst, lenen zich niet makkelijk voor een tragere stemsoort als tenor.

Kinderachtig is het wel van de NR om de vijf hoofdrollen opnieuw te bezetten met een complete niet-Nederlandse cast, waarschijnlijk vanwege een “package deal” met ENO / WNO. Niet dat er veel op de prestaties van de zangers aan te merken is; sterker nog, zij zingen en acteren allen prima. Maar af en toe eens Nederlandse zangers, zoals het komende seizoen bij De Nederlandse Opera of initiatieven zoals de ‘Rusalka’ van OZ zou men ook toejuichen bij de NR, die in slechtere tijden juist mede door Nederlandse zangers uit het slop is gehaald.

Opera Nederland wordt deze maand getrakteerd op sprookjes en met een gerust hart kunnen we onze kinderen hieraan blootstellen. Toch gingen de gedachten even terug naar de tijd, toen Oliver Knussen met zijn kinderopera ‘Where The Wild Things Are’ de kinderen hysterisch jankend en krijsend de zaal uit joeg.