Jennie Veeninga 75 jaar

De lieveling van het Amsterdamse publiek

De Nederlandse sopraan Jennie Veeninga wordt op 28 november 2011 75 jaar. Als je opnamen van haar hoort uit de jaren 60 en 70, word je overrompeld door haar muzikaliteit, frasering en expressie. Maar ook door de prachtige hoogte, haar brede middenstem, beheersing en verstaanbaarheid. “Eigenlijk heb ik nooit gezongen voor de roem. Ik wilde altijd alleen maar zingen om mijn emoties kwijt te kunnen in de rollen op het toneel,” vertelt zij in een interview.

De Nederlandse sopraan Jennie Veeninga woont al haar hele leven in Amsterdam. Flamboyante met wapperende rode haren komt ze op onze tafel afgestormd. Zij zat al een kwartier aan de leestafel, hoe wij haar hebben kunnen missen. “Of hebben jullie me daar niet gezocht, aan de leestafel. Jullie denken zeker: die Jennie leest toch niet, hè”, lacht ze een tikkeltje onzeker. Tijdens de lunch in haar favoriete café De Jaren in Amsterdam vertelt de sopraan geestige anekdotes over haar triomfen en haar twijfels.

Jennie Veeninga werd als Jantina Hendrika Veeninga op 28 november 1936 in Haarlem geboren als dochter van Roelof Veeninga en Maria Magdalena van der Linden. Zij nam op haar 19e zangles bij Coby Riemersma en nog tijdens haar conservatoriumtijd trad zij op in de musical ‘My Fair Lady’ naast Wim Sonneveld. “Ik heb er 550 voorstellingen gedaan en heb er eigenlijk mijn leukste tijd gehad. Wij probeerden tijdens de voorstelling elkaar steeds de slappe lach te bezorgen. Vooral Wim was erg stout,” gniffelt zij.

Al op zeer jonge leeftijd maakte Jennie Veeninga haar professionele operadebuut. In 1962 zong zij de rol van Desdemona in ‘Otello’ van Verdi bij de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen, waar zij zes jaar als gastzangeres zou blijven. “Ik herinner me een productie van ‘Lohengrin’ in Antwerpen waarbij de tenor, die de titelrol zong, tijdens de repetities al niet tegen de rol opgewassen scheen. Bij de première zat mijn vader in de zaal en in de laatste akte ging langzaam, terwijl ik nog aan het zingen was, steeds verder het doek dicht. De tenor kon niet meer en men besloot de voorstelling te staken. Mijn vader zei later, dat hij de voorstelling toch maar niks vond, omdat er geen zwaan in voorkwam.”

Jennie Veeninga zong in 1963 bij de VARA-Matinee de rol van Dhia in de opera ‘Iris’ van Mascagni in het Concertgebouw van Amsterdam naast Magda Olivero. “Ik had een fel groene jurk met veel tierelantijntjes van onderen, terwijl Magda Olivero een sobere zwarte jurk droeg. Toen ik samen met Olivero opnieuw applaus wilde gaan halen, kreeg ik van de bariton Renato Capecchi een forse por. Wie ik wel niet dacht dat ik was om samen met Olivero applaus te nemen! Eigenlijk heb ik zelf nooit gezongen voor de roem. Ik wilde altijd alleen maar zingen om mijn emoties kwijt te kunnen in de rollen op het toneel.”

In 1964 maakte Jennie Veeninga haar debuut bij De Nederlandse Opera in ‘Iphigenie auf Tauride’ van Gluck in het Duits met Gré Brouwenstijn in de titelrol. “Ik was nog jong en erg onder de indruk. Ik zong de rol van de Griekse en in de laatste akte kwam ik fel op met de woorden “Bebt! Erbebet! Bebt!”. Opeens keek Gré mij aan, schudde haar hoofd en tuitte haar lippen, opdat ik zachter zou zingen. Vervolgens kwam aan de andere kant Sophia van Sante als Diana op met “Nicht weiter!” en ik zag Gré weer hetzelfde doen. Onzeker als ik was, vroeg ik Sophia na afloop of zij wist wat Gré bedoelde, waarop Sophia lachend antwoordde, dat ze Gré niet eens had gezien!” Het is een van die voorbeelden voor momenten van twijfel, waar Jennie Veeninga zich doorheen sleepte. “Het was ook één van die vreselijke partijen waar je pas in de laatste minuten van de opera mag zingen. De hele opera zit je dan te denken: Ik moet nog, ik moet nog… Ik was altijd vreselijk nerveus, zo erg dat ik er soms lichamelijk ziek van werd. Het begon al met het aannemen van een rol. Kan ik de partij wel aan, word ik niet ziek, etc, etc. Als hoofdrolzangeres draag je toch vaak de voorstelling en heb je een grote verantwoordelijkheid.”

Midden jaren zestig was ook de tijd dat Jennie Veeninga bij de Opera Studio van De Nederlandse Operastichting zong. Zij zong daar in mei 1966 onder andere de rol van Lucy in ‘The Telephone’ van Menotti naast de bariton Henk Smit. In die maand was zij ook de rol van de Eerste Dame in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart bij De Nederlandse Operastichting in dezelfde voorstelling waarin Cristina Deutekom de Koningin van de Nacht zong. Bij de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen trad Jennie Veeninga in 1967 op als Elisabeth in ‘Tannhäuser’. In 1968 zong zij in Antwerpen Agathe in ‘Der Freischütz’ en Leonora in ‘La Forza del Destino’ en ook was zij in dat jaar te horen in de rol van Santuzza in ‘Cavalleria Rusticana’ in Velsen.

Jennie Veeninga zong in 1969 in Antwerpen de titelrol in ‘Tosca’ van Puccini in Antwerpen. “Tosca is altijd één van mijn lievelingsrollen geweest. In 1974 heb ik de rol bij De Nederlandse Operastichting gedaan. Bij mijn opkomst als Tosca in de eerste akte kreeg ik van het Amsterdams publiek spontaan applaus. Van regisseur Jan Bouws hoorde ik later, dat intendant Hans de Roo verbaasd had gevraagd waarom dit was, waarop Jan antwoordde: “Maar Hans begrijp je dat dan niet? Jennie is de lieveling van het Amsterdamse publiek!” In 1976 heb ik de rol in Utrecht gezongen onder leiding van Hans Vonk met Jan Derksen als Scarpia. Aan Jan denk ik nog altijd met veel plezier terug.”

Een andere lievelingspartij die ik graag zong was het ‘Requiem’ van Verdi, die ik onder andere in 1976 heb gezongen met Henk SmitCaroline van Hemert (ook wel bekend als Caroline Kaart) en Arjan Blanken. En een andere grote rol was die van Rosalinde in ‘Die Fledermaus’ van Johann Strauss, die ik onder andere in 1973 bij De Nederlandse Operastichting met John van Kesteren en Anton de Ridder heb gedaan. Door de zenuwen voor de hoge D in de Czardas was soms de eerste helft van mijn voorstelling minder fraai dan het gedeelte na het “Klänge der Heimat”. Na die hoge noot kon ik pas ontspannen”, lacht zij.

Jennie Veeninga trad in 1975 op in de rol van Alice in ‘Falstaff’ bij Opera Forum geregisseerd door Tito Gobbi. In datzelfde jaar zong zij ook de Grootmoeder in ‘De Speler’ van Prokofiev bij De Nederlandse Operastichting, waarin zij in 1978 nogmaals te horen was. In 1977 werkte zij mee in de rol van Bess in de wereldpremière van ‘Houdini’ van Peter Schat in Amsterdam. Hiervan bestaat nog een opname. “Oh, en misschien is het leuk voor de mensen om te weten, dat ik al op mijn 23e in New York zong – in de Radio City Hall – en in Milaan, Parijs, Londen en Berlijn met werken van Gustav Mahler tot John Cage en Michael Tippett.”

Jennie Veeninga is al vroeg gestopt met zingen. Haar laatste optreden gaf zij op 31 oktober 1987 in de Pieterskerk te Leiden in een uitvoering van het ‘Requiem’ van Verdi. Op haar 50e verhinderde haar gezondheid – waaronder rugklachten ten gevolge van een hernia – dat zij haar zangcarrière kon voortzetten. Daarna heeft zij zich met veel enthousiasme toegelegd op haar tweede interesse schilderen. Het optreden heeft zij niet erg gemist. “In het begin ademde en zong ik van binnen nog wel mee als ik een zangeres hoorde. Nu denk ik als ik een zangeres de trappen van het Concertgebouw af zie gaan: Gelukkig, ik hoef niet meer.” Jennie Veeninga viert haar 75e verjaardag in huiselijke kring in Amsterdam.