Cornelis van Bronsgeest, bariton (1878-1957)

De Nederlandse bariton Cornelis Bronsgeest werd op 24 juli 1878 in Leiden geboren. Hij studeerde in eerste instantie architectuur, maar na de ontdekking van zijn zangtalent begon hij met zanglessen, eerst in Berlijn bij Richard Schulz-Dornburg en later bij Julius Stockhausen in Frankfurt.

1900
Cornelis Bronsgeest maakte zijn operadebuut in 1900 bij het Stadttheater van Magdeburg, waar hij tot 1903 bleef. Daarna was hij tot 1906 lid van het ensemble van het Stadtheater van Hamburg, de huidige Staatsoper Hamburg.

1905
Cornelis Bronsgeest maakte in Nederland zijn operadebuut op 20 april 1906 als Graaf Almaviva in ‘Le Nozze di Figaro’ in een productie van het Comité voor de Mozart-Opvoeringen. Na een succesvol gastoptreden in 1906 bij de Hofopera van Berlijn (de huidige Staatsoper Unter den Linden) als Amonasro in ‘Aida’ van Verdi werd hij geëngageerd door dit operahuis en bleef er werken tot 1919 en na een pauze tevens van 1921 tot 1923 werkte.
In 1908 zong hij in Nederland de Heerrufer in ‘Lohengrin’ van Wagner bij de Opera-Vereeniging van Jacques Cioni naast Jos Tijssen in de titelrol. In deze periode maakte Bronsgeest ook opnamen voor het label Odeon in het Duits van fragmenten uit ‘Carmen’, ‘Götterdämmerung’, ‘Il Trovatore’, ‘Aida’ en ‘Cavalleria Rusticana’. In 1909 werkte hij mee in de studio in Berlijn aan integrale opnamen in het Duits van de opera’s ‘Pagliacci’ van Leoncavallo als Tonio en ‘Cavalleria Rusticana’ van Pietro Mascagni als Alfio.

1910
Bronsgeest maakte in 1910 en 1911 opnamen voor het label Parlophon in het Duits. Hij nam fragmenten op uit ‘Der fliegende Holländer’, ‘Pagliacci’, ‘Das Nachtlager von Granada’ van Kreutzer, ‘Faust’ van Gounod, ‘Tannhäuser’ en ‘Don Giovanni’.
In 1913 nam hij voor het label Gramophone nog een fragment uit ‘Parsifal’ op.
Hij zong in 1914 in het Drury Lane Theatre te Londen de rol van Papageno in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart onder leiding van Sir Thomas Beecham.

1915
De componist Hugo Kaun droeg in 1916 zijn liederencyclus ‘Sieben Gesänge’, opus 105, aan Bronsgeest op.
Pas in 1917 zong Bronsgeest weer in een opera in Nederland. In de vierde voorstelling uit de reeks ‘Groote Opera-avonden’ van Arthur von Gerlach zong hij op 28 april 1917 de rol van Fernando in ‘Fidelio’ van Beethoven onder leiding van Willem Mengelberg en naast Hermann Jadlowker als Florestan, Edyth Walker als Leonore en Paul Knüpfer als Rocco.
Van 1919 tot en met 1920 volgde een tournee door Amerika.

1920
Bronsgeest zong in 1921 bij de N.V. Nationale Opera in ‘Götterdämmerung’ van Wagner de rol van Gunther in een productie in het kader van de Rotterdamse meifeesten naast Jacques Urlus als Siegfried, Maartje Offers als Waltraute en de eerste Norne en Greta Santhagens-Manders als Gutrune.
Ook in het seizoen 1922 / 1923 zong Bronsgeest meerdere malen bij de N.V. Nationale Opera. Hij alterneerde met Richard van Helvoirt Pel in de rol van Wolfram in ‘Tannhäuser’ van Wagner, zong Méphistophélès in ‘Faust’ van Gounod, was te horen als Heinrich in ‘Lohengrin’ naast van Helvoirt Pel als Telramund, de graaf van Nevers in ‘Les Huguenots’van Meyerbeer en als Amfortas in ‘Parsifal’ van Wagner naast Urlus in de titelrol, Helvoirt Pel als Gurnemanz en Santhagens-Manders als Kundry.
Op 13 oktober 1923 opende hij het nieuwe seizoen van de N.V. Nationale Opera in de rol van Ramiro in de eenakter ‘L’Heure Espagnole’ van Ravel en op 11 november 1923 zong hij de rol van Graaf Almaviva in ‘Le Nozze di Figaro’ in een gastvoorstelling van de Staatsopera van Berlijn in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag.
Ook in 1923 richtte Bronsgeest de Gast-Opera, een reisgezelschap waarmee hij in Nederland en België optrad. Dat jaar zong hij daar de titelrol in ‘Don Giovanni’ van Mozart naast Frieda Leider en Margarethe Siems alternerend als Donna Anna en Anton Sistermans als de Commendatore.
In 1924 regisseerde hij bij de Gast Opera de opera’s ‘Carmen’ van Bizet, ‘Tosca’ van Puccini, ‘Die Entführung aus dem Serail’ van Mozart, ‘Madama Butterfly’, ‘Lohengrin’, ‘Fidelio’, ‘Tannhäuser’ en ‘Mignon’. In een aantal opera’s zong hij zelf ook mee.
Vanaf 1924 was hij directeur van de opera-afdeling van de Berlijnse Radio-omroep en richtte hij het Berliner Funk-Orchester (huidige Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin) en het Berliner Funkchor (huidge Rundfunkchor Berlin) op. Vanaf november 1924 werd eens in de twee weken een opera-uitzending onder zijn leiding uitgezonden. De tekst en muziek van de opera’s werden door hem aangepast voor de radio-uitvoeringen. De programmaboekjes verschenen periodiek in drukvorm. Sommige geëngageerde zangers werden na hun deelname aan de uitzendingen beroemd.

1925
In juli 1928 werd de 50ste verjaardag van Bronsgeest gevierd in Swinemünde (tegenwoordig de Poolse stad Świnoujście), waar de Nederlandse Prins Hendrik de zanger toesprak. Ook in 1928 nam Bronsgeest deel aan de beroemde opname van de derde akte uit ‘Parsifal’ in Berlijn voor HMV. Hij zong hierin de rol van Amfortas naast Gotthelf Pistor in de titelrol en Ludwig Hoffmann als Gurnemanz met het koor en orkest van de Berliner Staatsoper onder leiding van dirigent Karl Muck.
In februari 1929 werd Bronsgeest voorgesteld aan de tenor Joseph Schmidt als wiens ontdekker hij zou gelden. Bronsgeest contracteerde hem voor de radio-uitzendingen en Schmidt maakte zijn radio-debuut op 18 april 1929 als Vasco da Gama in ‘L’Africaine’ van Meyerbeer. Zelf zong Bronsgeest ook nog regelmatig in radio-uitzendingen van opera’s. Zong was hij op 18 april 1929 te horen in L’Africaine’ van Meyerbeer, op 14 juni 1929 in ‘La Muette de Potici’ van Auber en op 10 en 11 oktober 1929 in ‘Louise’ van Charpentier. In alle uitvoeringen zong Joseph Schmidt de tenorpartijen.

1930
Bronsgeest gaf op 19 maart 1930 een radio-concert samen met zijn pupil Joseph Schmidt. Zij zongen duetten van Bizet, Smetana, Rossini en Verdi. Hiervan is het duet uit ‘La Forza del Destino’ van Verdi bewaard gebleven. Op 2 september 1930 was Bronsgeest nog met Schmidt te horen in een radio-uitzending van de opera ‘I Vespri Siciliani’ van Verdi. Een opname het duet uit de finale van de derde akte van ‘I Masnadieri’ van Verdi van Bronsgeest en Schmidt van een uitvoering op 11 september 1931 is bewaard gebleven. Op 9 juni 1931 zong Bronsgeest in ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach met Joseph Schmidt in de titelrol en op 12 augustus 1931 zong Bronsgeest in een radio-uitzending van ‘Der häusliche Krieg’ van Schubert, eveneens met Schmidt. Bronsgeest probeerde na de machtsovername van de Nazi’s in 1933 nog enige tijd om Joodse kunstenaars aan het werk te houden, maar stuitte steeds op problemen. Daardoor werd hij in 1933 vervangen. Hij bleef echter in Berlijn en was van 1933 tot 1944 regisseur bij het Theater der Jugend. Ook gaf hij zangles, onder anderen aan de sopraan Ilse Hübener.

1940
Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde Bronsgeest met een klein gezelschap opera’s voor Duitse soldaten. In 1944 regisseerde hij voor het Gemeentelijk Theater Bedrijf, afdeling Opera, een voorstelling van ‘Don Carlos’ van Verdi in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Hierin zong Siemen Jongsma de rol van Philips II, alterneerden Chris Reumer en Jan van Mantgem als Don Carlos, Theo Baylé en Otto Couperus als Rodrigo, Ruth Horna en Gerda Pons als Elizabeth en zong Jo van de Meent de rol van Eboli. De uitvoering stond onder muzikale leiding van Johannes den Hertog.

1945
Direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog organiseerde Bronsgeest de eerste opera-opvoeringen in het gebombardeerde Berlijn.
Cornelis Bronsgeest overleed op 22 september 1957 in Berlijn.


Bronvermelding
:

1. Averkamp – De Zangkunst en Hare Sterren (’s Gravenhage: J. Philip Kruseman, 1928)
2. Bottenheim – De Opera in Nederland (Amsterdam: P.N. van Kampen & Zoon N.V., 1946)
3. Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)
4. Fassbind – Joseph Schmidt; Sein Lied ging um die Welt (Zürich: Römerhof Verlag, 2012)