Hendrik Appels, tenor (1886 – 1947)

De Nederlandse heldentenor Hendrik Appels werd op 22 januari 1886 als Anton Hendrik Appels te Amsterdam geboren. Zijn carrière speelde zich bijna uitsluitend in Duitsland af.

Zijn vader Johannes George Frederik Appels (geboren in 1855) was kantoorbediende en trouwde op 10 februari 1881 in Amsterdam met Alida Stok (geboren in 1853).¹ Hendrik was de tweede van vier zoons.

1905
Het militieregister vermeldt, dat Hendrik Appels op 23 december 1905 in Amsterdam werd vrijgesteld van militaire dienst in verband met broederdienst.² In het ‘Großes Sängerlexikon’ staat, dat Hendrik opgroeide in een Amsterdams weeshuis, maar dat lijkt zeer onwaarschijnlijk.³

1915
Appels_Overlijdensbericht vader
Vader Johannes George Frederik Appels overleed toen Hendrik 29 jaar was na een geduldig ziekbed op 61-jarige leeftijd op 2 mei 1915.⁴ Zijn moeder leefde toen nog en zou uiteindelijk 81 jaar oud worden. Hendrik studeerde aanvankelijk voor tandtechnicus en in het militieregister staat als zijn beroep “kunsttandenmaker” geregistreerd.² Nadat zijn aanleg voor zang bleek, vertrok hij voor zijn zangstudie naar Berlijn. Het is onbekend bij wie hij in Berlijn les had.

1920
Hendrik Appels woonde begin 1920 in Dohna in Sachsen, een klein stadje bij Dresden met slechts een paar duizend inwoners. Hij was evangelisch en bezat toen nog het Nederlandse staatsburgerschap. Hij was getrouwd, maar gegevens over zijn echtgenote ontbreken. Wellicht was Appels naar Dohna verhuisd vanwege de opnamen van de film ‘Der galante König; August den Starke’ in Dresden. In deze film van regisseur Alfred Halm speelde Appels de rol van Karl XII, koning van Zweden. De film werd op 5 november 1920 in Berlijn uitgebracht.

Appels_Affiche Lohengrin Basel 26 jan 1921Na een succesvolle auditie door het Stadttheater van Freiburg werd Appels op 10 augustus 1920 aangenomen voor het vak van “jugendliche Heldentenor”.⁵ Het programma in het Stadttheater van Freiburg was in januari 1919 weer opgepakt na een onderbreking van bijna twee jaar sinds een bomaanval op het theater op 14 april 1917. De nieuwe intendant in Freibrug was sindsdien Heinrich Schwantge. Vanwege dit engagement verhuisde Appels van Dohna naar Freiburg en woonde vanaf 3 september 1920 in de Burgunderstraße 7. In eerste instantie werd met hem een contract voor tien maanden afgesloten van 1 september 1920 tot en met 30 juni 1921, maar zijn contract werd al op 25 september 1920 omgezet in een jaarcontract met een gage van 18.000 Mark.6 Welke partijen Appels in Freiburg zong is niet bekend, maar hij was er in elk geval te horen in de rollen van Don José in ‘Carmen’ van Georges Bizet, Radames in ‘Aida’ van Verdi en de titelrol in ‘Lohengrin’ van Wagner, aangezien hiervan “Bildpostkarten” uit Freiburg bestaan. Volgens de documenten uit Freiburg beschikte Appels over “eine gute Bühnenerscheinung und besitzt [er] eine schöne Stimme” en naar de mening van Kapellmeister Kun van Freiburg had Appels “eine wohlgebildete, klingende Tenorstimme”. Ten tijde van dit engagement in Freiburg gaf Appels nog twee gastoptredens in het nabijgelegen Stadttheater van Basel. Op 26 januari 1921 zong hij daar de titelrol in ‘Lohengrin’ en op 12 februari 1921 sprong hij in voor de tenor Nicolai Reinfeld als Radames.⁸ Op 28 juni 1921 keerde Appels van Freiburg terug naar Dohna.In het seizoen 1921 / 1922 was Appels twee maal te horen bij de Vereinigten Stadt-Theater Barmen-Elberfeld (het huidige Wuppertal). Hij zong daar Walter von Stolzing in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van Richard Wagner op 22 december 1921 en Don José op 6 mei 1922.9 De intendant in Barmen-Elberfeld was de Duitse filmregisseur en decorontwerper Paul Legband.

Appels was in het seizoen daarop 1922 / 1923 verbonden aan het Stadttheater van Chemnitz. Op 1 juni 1922 verhuisde hij van Dohna naar Chemnitz en woonde in op Zschopauer Strasse 9. In dat seizoen zong hij in Chemnitz 34 voorstellingen in tien verschillende rollen. Hij zong er Radames, Don José, Manrico in ‘Il Trovatore’ van Verdi, Herodes in ‘Salome’ van Richard Strauss en van Wagner de rol van Walter von Stolzing, Siegmund in ‘Die Walküre’, Erik in ‘Der fliegende Holländer’ en de titelrollen van ‘Lohengrin’, ‘Tannhäuser’ en ‘Parsifal’.¹°

Appels_Utrechts Nieuwsblad 5 maart 1923Ook maakte Hendrik Appels in de eerste helft van 1923 zijn Nederlandse debuut in gastvoorstellingen bij de Nationale Opera. Zo zong hij op 26 februari de titelrol in ‘Tannhäuser’:

Morgen geeft de Nationale Opera in den Kon. Schouwburg Tannhäuser, met den Nederlander Hendrik Appels, tenor van de Opera ten Chemnitz, in de titelrol. (Het Vaderland 25-2-1923)

Op 1 april 1923 zong hij bij de Nationale Opera de titelrol in ‘Lohengrin’:

Zondagavond geeft de Nat. Opera in het Gebouw voor K. en W. Lohengrin met Annie Ligthart van de Vlaamsche Opera te Antwerpen als Elsa en Hendrik Appels, tenor van de Opera te Chemnitz, als Lohengrin. (Het Vaderland 30-3-1923)

Verder was hij dat seizoen bij het gezelschap te horen als Don José, Canio in ‘Pagliacci’ van Leoncavallo en Siegmund.¹¹ Terwijl de overige partijen in het Nederlands werden gezongen, was Appels volgens het Utrechts Nieuwsblad van 5 maart 1923 te horen in het Duits, aangezien hij zijn rollen in het Duits had ingestudeerd en elders al had gezongen.¹² Zijn vertolking van Canio in Nederland was dus waarschijnlijk geen roldebuut voor Appels, maar had hij vermoedelijk eerder gezongen in Freiburg. Appels verhuisde op 2 juli 1923 van Chemnitz naar Dresden. Hij gaf op 1 september 1923 een gastoptreden in het Operntheater van Wenen, het huidige de Staatsopera van Wenen en zong de partij van Walther von Stolzing.¹³ Samen met Franz Schalk was Richard Strauss op dat moment de directeur van het Weense theater. Rond die tijd ging Appels voor twee seizoenen een contract aan met de Große Volksoper op Kantstraße 9 van Berlijn, het huidige Theater des Westens. Hij woonde in het seizoen 1923 / 1924 in de Lutherstraße 87 en zong onder andere op 18 mei 1924 de rol van Dimitri in ‘Boris Godoenov’ van Moessorgsky.¹⁴ In dat jaar en de jaren daarna gaf hij regelmatig gastoptredens in Keulen.¹⁵ Hij zong er in elk geval de rol van Don José. Appels huurde in Keulen bij zijn repetitor, de Joodse pianiste Jeanette Buschmann. Haar kleindochter herinnert zich: “Dadurch, dass meine Großmutter und Mutter – meine Mutter damals noch ein kleines Kind – Opernkarten von Hendrik Appels bekamen, waren sie auch viel bei seinen Auftritten anwesend. Als er dann auf die Bühne kam, ist einmal meine Mutter vom Sitz in der ersten Reihe aufgesprungen und hat ganz laut “Juhu, Onkel Hendrik, hier sind wir” gerufen.”¹6 

Hendrik Appels woonde in zijn tweede seizoen aan de Große Volksoper van Berlijn 1924 / 1925 officieel op Stübbenstraße 3 te Schöneberg.¹⁴ Hij zong er in elk geval Don José:

In het Berliner Tageblatt worden nieuwe, aan de Volks-opera verbonden krachten be-sproken, o.a. de tenor Hendrik Appels, een Don José van den eersten rang zegt het blad, en Lea Fuldner, die in de Frei-schütz een zeer voortreffelijke vertolkster van de Ännchen-partij geweest is. (Nieuwe Rotterdamsche Courant 10-9-1924)

Verder gaf hij in dat seizoen in Nederland bij de Co-Opera-Tie nog een aantal optredens:

Hendrik Appels naar Nederland. Berlijn, 7 Nov. – Hendrik Appels, van de groote volksopera alhier, is door de nationale opera in Nederland voor verschillende gastvoorstellingen geëngageerd. (De Telegraaf 8-11-1924)

Zijn eerste grammofoonopnamen maakte Appels in 1924 of 1925. Voor het label Vox in Berlijn nam hij van Wagner de “Romerzählung” uit ‘Tannhäuser’, “In fernem Land” en “Mein lieber Schwan Lohengrin” uit ‘Lohengrin’, “Winterstürme wichen dem Wonnemond” en “Ein Schwert verhiess mir der Vater” uit ‘Die Walküre’ en van Leocavallo “Lache Bajazzo” en “Nein, bin Bajazzo nicht mehr” uit ‘Pagliacci’ op. Aan de verschillende foute inzetten in de Romerzählung hoort men, dat Appels waarschijnlijk niet heel makkelijk dirigenten volgde.

Appels_Overlijdensbericht broer

1925
Hendrik Appels zong op 23 januari 1925 bij de Co-Opera-Tie de titelrol in ‘Tannhäuser’:

Aan de opvoering van Tannhäuser, Vrijdag 23 Januari in den Stadsschouwburg, zullen medewerken: Hendrik Appels, Liesbeth Poolman-Meissner, Helene van Raalte-Homeman, Richard van Helvoirt, Mien Bouwmeester-Verheydt en Hen Kubbinga. De leiding is in handen van Albert van Raalte en Alexander Poolman. (Algemeen Handelsblad 21-1-1925)

In 1925 volgde zijn debuut aan de Komische Oper van Berlijn, maar het is niet zeker welke rol of rollen Hendrik Appels daar heeft gezongen. Van daaruit ging hij in 1925 naar de Bayerische Staatsoper München, waaraan hij tot 1928 verbonden bleef.¹⁷

Onze landgenoot, de tenor Hendrik Appels, is voor eenige jaren verbonden aan het Staatstheater te München. (Algemeen Handelsblad 3-3-1925)

Intendant in München was in die tijd de in zijn tijd bekende componist Clemens von Franckenstein en General Musikdirektor was Hans Knappertsbusch. Knappertsbusch had in die jaren in München grote Wagnertenoren tot zijn beschikking zoals Otto Wolf, Heinrich Knote, Nikolai Reinfeld, Fritz Krauß en dus ook Hendrik Appels. Er waren nogal wat heldentenoren in die tijd en waarschijnlijk behoorde Appels bij de “undertop”. Appels zong in 1926 in München de rol van Tamino in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart, aangezien hiervan een “Bildpostkarte” bestaat uit München. Verder zong hij op 11 februari 1926 de rol van Aurelius in de Münchner première van ‘Die toten Augen’ van Eugen d’Albert naast Nelly Merz und Friedrich Brodersen Galba onder muzikale leiding van dirigent Karl Elmendorff.¹⁷ Tijdens de Festspiele van de Bayerischen Staatsoper München van 1 augustus tot en met 5 september 1926 zong Appels in drie voorstellingen. Onder muzikale leiding van Hans Knappertsbusch was hij op 7 augustus te horen als Froh in ‘Das Rheingold’ van Wagner en in de titelrol van ‘Parsifal’ van Wagner op 15 augustus en met de Nederlandse sopraan Elisabeth Ohms als Kundry op 4 september 1926.¹⁸ Elisabeth Ohms zong in die jaren vaak in München, onder andere ook in de titelrol van ‘Die ägyptische Helena’ van Richard Strauss en de drie partijen van Brünnhilde. Tijdens zijn engagement in München gaf Appels op 14 september 1926 opnieuw een gastoptreden bij de Staatsopera van Wenen, nu in de titelrol van ‘Tannhäuser’.¹³ Ook zong hij in 1926 in Berlijn – volgens een ansichtkaart aan Jeanette Buschmann van 26 november 1926 – nog de titelrol in ‘Faust’ van Gounod, maar onduidelijk is of dat in de Komische Oper of de Großen Volksoper was. Op 4 oktober 1926 werd zijn huwelijk ontbonden en drie maanden later op vrijdag 22 januari 1927 overleed zijn oudste broer Johannes te Amsterdam, terwijl Hendrik in München woonde.⁴

Appels_Affiche Walkuere Graz 19 april 1929Appels was terug bij de Staatsopera van Wenen voor een gastoptreden op 16 juni 1928 als Tenor / Bacchus in ‘Ariadne auf Naxos’ van Richard Strauss.¹³ Van het engagement van München ging hij vervolgens naar Graz:

De Opera te Graz. De stad Graz. die twee jaar zonder Opera geweest ls, heeft thans weer een kunstinstelling gekregen. De vertooning van Lohengrin is een veelbelovend begin geweest, zeggen de correspondenten, die er echter bijvoegen dat de tenor Hendrik Appels slechts matig voldeed, en dat het koor allertreurigst was. (Nieuwe Rotterdamsche Courant 24-9-1928)

In het seizoen 1928 / 1929 zong hij in Graz maar liefst elf hoofdrollen in 36 voorstellingen: Lohengrin, Erik, Canio, Pinkerton in ‘Madama Butterfly’ van Puccini, Herodes, Tannhäuser, Riccardo in ‘Un Ballo in Maschera’ van Verdi, Radames, Stolzing, Don José en Siegmund.¹9 Op sommige affiches van Graz wordt melding gemaakt van Hendrik Appels als “Kammersänger”. Deze titel werd gegeven door het Duitse Ministerium für Unterricht und Kunst.

Na het seizoen in Graz was Appels weer terug in Berlijn. In oktober 1929 was opnieuw in de studio’s van Berlijn voor opnamen van grammofoonplaten. Voor label Tri Ergon nam hij “In fernem land” en “Mein lieber Schwan” uit ‘Lohengrin’ en “Am stillen Herd” en het Preislied “Morgenlich leuchtend” uit ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ op.

Eind 1929 zong hij in Bremen de tenorpartij in ‘Le Roi David’:

Hendrik Appels is door prof. Wendel te Bremen uitgenoodigd om de tenorpartij in Honeggers Roi David te zingen. (Het Vaderland 12-12-1929)

1930
Appels_Plaat_mrt-30_Walkuere_Winterstuerme
Ook in maart 1930 was Appels in Berlijn voor opnamesessies van grammofoonplaten. Voor label Tri Ergon nam hij “Ein Schwert verhiess mir der Vater”, “Winterstürme wichen dem Wonnemond” en “Siegmund heiß ich” uit ‘Die Walküre’ en “All macht’ger Vater” uit ‘Rienzi’ van Wagner op. In oktober 1930 werd de film ‘Brand in der Oper’ van regisseur Carl Froelich uitgebracht, waarin Hendrik Appels kort te zien en te horen is.²° De film werd opgenomen in het Theater am Nollendorfplatz in Berlijn en Appels is in de tiende minuut te horen in een fragment uit de tweede akte van ‘Tannhäuser’. In november 1930 nam hij in Berlijn voor label het label Tri Ergon nog “Scherzet immer” en “Jetzt spielen? … Hüll dich in Tand nur” uit ‘Pagliacci’, “Selig sind, die Verfolgung leiden” uit ‘Der Evangelimann’ van Kienzl en opnieuw “All mächt’ger Vater” uit ‘Rienzi’ op.

Van september 1930 tot en met juni 1934 was Appels voor vier seizoenen verbonden aan het Vereinigte Städtische Theater van de Noord-Duitse stad Kiel. In Kiel zong hij in het seizoen 1930 / 1931 Walther von Stolzing, Pedro in ‘Tiefland’ van Eugen d’Albert, Gabriele Adorno in ‘Simon Boccanegra’ van Verdi, Don José, Radames en Parsifal. In het seizoen 1931 / 1932 zong hij Max in ‘Der Freischütz’ van Carl Maria von Weber, Hans Kraft in ‘Der Bärenhäuter’ van Siegfried Wagner, Riccardo in ‘Un Ballo in Maschera’, Eleazar in ‘La Juive’ van Halévy, Canio, Erik, Siegmund, Pedro en Walther von Stolzing. In het seizoen 1932 / 1933 zong hij er Don José, Florestan in ‘Fidelio’ van Beethoven, August der Starke in ‘Der Freikorporal’ van Georg Vollerthun, Tannhäuser, Lohengrin, Don José en Walther von Stolzing. In het seizoen 1933 / 1934 zong hij Walther von Stolzing, de titelrol in ‘Siegfried’ van Wagner, Graf Elemer in ‘Arabella’ van Richard Strauss (op 6 april 1934, negen maanden na de wereldpremière van Dresden), Siegfried in ‘Götterdämmerung’ van Wagner en Loge.²¹ 

Hendrik Appels was vanaf het seizoen 1934 / 1935 voor twee seizoenen vast verbonden aan het Stadttheater van Dortmund.

Onze landgenoot Hendrik Appels, heldentenor aan het stadstheater te Kiel, werd na een groot succes als Siegfried, verbonden aan de Opera te Dortmund. (De Tijd 28-4-1934)

Hij zong in Dortmund op 26 september 1934 Siegmund en op 11 november Pedro in ‘Tiefland’.

Op 24 november was hij te horen als Erik in ‘Der fliegende Holländer’:

Die Lebensfülle der Inszenierung Dr. Hartmann’s hat keinerlei Einbuße erlitten, auch die einzige Umbesetzung, die des Erik durch Herrn Appels, geriet der Aufführung keineswegs zum Nachteil, da unser neuer Heldentenor seine voluminösen Stimmittel mit beträchtlichem, nachdrücklichem Ausdrucksvermögen einzusetzen bereit war. (Dortmunder Zeitung 26-11-1934)

Neu in der Besetzung ist für uns Hendrick Appels als Erik. Er ist eine sympathische Erscheinung vom ersten Augenblick an, singt diesen Jäger bei tonvoller Stimme und großem Umfang und spielt ihn mit heißem Temperament zum ausgesuchten Erfolg. (Generalanzeiger 26-11-1934)

Appels_Overlijdensbericht moeder

Terwijl Appels zich in Dortmund bevond, overleed op 28 november 1934 zijn moeder op 81-jarige leeftijd in Amsterdam. Het lijkt dat Appels op dat moment niet (meer) gehuwd was.⁴

1935
Hendrik Appels zong in Dortmund in 1935 op 17 maart Siegfried in ‘Götterdämmerung’ en 19 april Parsifal. Over zijn Lohengrin op 24 september was de pers positief:

Hendrik Appels Lohengrin war stimmlich von überraschender Frische und schöner Tenorbiegsamkeit, dabei sorgsam in allen seinen Spielakzenten und bis zum Schluß spannungssetzend. Eine sehr schöne Leistung, die für den Winter gute Hoffnungen erweckt. (Rote Erde 26-9-1935)

Op 20 november 1935 zong hij in Dortmund nog Radames.

De rol van Radames zong Appels opnieuw in Dortmund in 1936 op 11 januari en 16 februari. Verder was hij in Dortmund in januari te horen als Siegmund. Daarnaast zong hij de rol van  Canio op 15 en 21 januari, 2 februari en 1 mei:

Appels_Affiche Aida DortmundIn der Titelrolle (Bajazzo) gab Hendrik Appels eine reife, auch an Zeichen starker Gefühlsbeteiligung reiche Leistung, deren stimmliche Höhepunkte seine Sondereignung für die veristische italienische Oper einwandfrei beweisen. (Dortmunder Zeitung 17-1-1936)

Over zijn Tannhäuser op 10 mei in Dortmund was de pers lovend:

Gesanglich hatte sich Hendrick Appels als Tannhäuser für die Romerzählung des letzten Aktes stimmliche Kraftreserven erübrigt, die ihm gerade hier noch erstaunlich füllige Klangentladungen ermöglichten, auch den überaus anstrengenden Mittelakt hielt der nach einem stimmlich matten Auftakt sich immer mehr freisingende Heldentenor markig und kraftvoll durch. … Das Publikum folgte der Aufführung mit starker Anteilnahme und lebhaften Beifallsbekundungen. (Dortmunder Zeitung 12-5-1936)

In de twee seizoenen daarna gasteerde Appels in Dortmund.²³ In 1939 zou Appels in Den Haag nog een gastoptreden hebben gegeven en daarna terug zijn gegaan naar Duitsland. Van 1938 tot 1940 gasteerde hij regelmatig in het Mecklenburgischen Landestheater in Neustrelitz

1940
Hendrik Appels nam in de zomer van 1940 in Berlijn voor het label Kristal nog het Nederlandse lied “Doe aan den Opbouw mee” op met het orkest van Heinz Munsonius. Dit lied van auteur Henri Theunisse had de anti-Duitse artiest Willy Derby in 1937 voor het eerst uitgebracht.

Appels_1943_berlin_44Over de periode ten tijde van de Tweede Wereldoorlog is niet veel bekend over Hendrik Appels. Hij moet lid zijn geweest van de Reichsmusikkammer anders zou hij in de oorlog in Duitsland niet hebben mogen werken. Het intensieve contact met de Joodse familie van Jeanette Buschmann zou zijn verbroken. Joodse vriendschappen zouden zijn beroep schade hebben toegebracht. De pianiste zelf was in 1937 overleden aan longtuberculose.16 Volgens het Berlijnse adresboek van 1942 en 1943 woonde Appels in het centrum van Berlijn op Westfälische Straße 58 in het stadsdeel Halensee en wordt als beroep “operazanger” vermeld.²⁴ Na zijn engagement in Neustrelitz was Appels in Berlijn vermoedelijk werkzaam als pedagoog.³ Hendrik Appels overleed op 22 september 1947 in Berlijn.

Bronvermelding:

1www.pondes.nl
2www.militieregisters.nl
3Großes Sängerlexikon (München: K. G. Saur; 3e editie, 1997)
4. Centraal Bureau voor Genealogie
5. Freiburger Theater und Konzert-Zeitung, 9. Jg., Spielzeit 1920/21
6. Stadtarchiv Freiburg (met dank aan Anita Hefele)
7. Signatur des Aktenfaszikels D.Sb XII, 6; StadtAF
8Theater Basel (met dank aan Tina Keller)
9. Stadtverwaltung Wuppertal (met dank aan Imke C. Riechey)
10. Stadtarchiv Chemnitz (met dank aan Gabriele Viertel)
11Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)
12. Utrechts Nieuwsblad van 5 maart 1923
13. Wiener Staatsoper (met dank aan Maria Wiesinger, Pressebüro)
14. Stiftung Stadtmuseum Berlin, Landesmuseum für Kultur und Geschichte Berlins (met dank aan Baerbel Reissmann)
15. Theaterwissenschaftliche Sammlung, Universität zu Köln (met dank aan Julia Hermes)
16. Jeanette Gatz-Dietzschold, kleindochter van pianiste Jeanette Rafaela Stein-Buschmann
17. Deutsches Theatermuseum München (met dank aan Andrea Hauer, PR/Kritikenarchiv)
18www.kna-club.com
19. Archiv Opernhaus Graz (met dank aan Ulrich Winkler)
20www.germanwarfilm.com
21. Theater Kiel (met dank aan Jill Thielsen, Assistent Marketing und Öffentlichkeitsarbeit)
22. Theater Dortmund (met dank aan Florian König, assistent Presse- und Öffentlichkeitsarbeit, Oper & Ballett)
23. Städt. Archivamtsrat, Stadtarchiv Dortmund (Dirk Buchholz)
24. Harry Schultz, Dortmunder Theatersammlung

Repetoire (32 rollen):

d’Albert – Tiefland (Pedro)
d’Albert – Die toten Augen (Aurelius)
Beethoven – Fidelio (Florestan)
Bizet – Carmen (Don José)
Gounod – Faust (titelrol)
Graener – Hanneles Himmelfahrt (Gottwald)
Halévy – La Juive (Eleazar)
Kienzl – Der Evangelimann (Mathias)
Klenau – Die Lästerschule (Charles)
Leoncavallo – Pagliacci (Canio)
Moessorgsky – Boris Godoenov (Dimitri)
Mozart – Die Zauberflöte (Tamino)
Puccini – Madama Butterfly (Pinkerton)
Richard Strauss – Arabella (Graf Elemer)
Richard Strauss – Ariadne auf Naxos (Tenor / Bacchus)
Richard Strauss – Salome (Herodes)
Giuseppe Verdi – Aida (Radames)
Giuseppe Verdi – Un Ballo in Maschera (Riccardo)
Giuseppe Verdi – Simon Boccanegra (Gabriele Adorno)
Giuseppe Verdi – Il Trovatore (Manrico)
Georg Vollerthun – Der Freikorporal (August der Starke)
Richard Wagner – Der fliegende Holländer (Erik)
Richard Wagner – Lohengrin (titelrol)
Richard Wagner – Die Meistersinger von Nürnberg (Walter von Stolzing)
Richard Wagner – Parsifal (titelrol)
Richard Wagner – Das Rheingold (Froh)
Richard Wagner – Die Walküre (Siegmund)
Richard Wagner – Siegfried (titelrol)
Richard Wagner – Götterdämmerung (Siegfried)
Richard Wagner – Tannhäuser (titelrol)
Siegfried Wagner – Der Bärenhäuter (Hans Kraft)
Carl Maria von Weber – Der Freischütz (Max)

Discografie:

1924-1925, Berlijn
Richard Wagner – Tannhäuser: Inbrunst im Herzen (Romerzählung) – Vox 03314
Richard Wagner – Lohengrin: In fernem Land, unnahbar euren Schritten (Gralserzählung) – Vox 03315
Richard Wagner – Lohengrin: Mein lieber Schwan! (Lohengrins Abschied) – Vox 03315
Richard Wagner – Die Walküre: Winterstürme wichen dem Wonnemond – Vox 03407
Richard Wagner – Die Walküre: Ein Schwert verhiess mir der Vater – Vox 03407
Ruggiero Leoncavallo – Pagliacci: Lache Bajazzo – Vox 03427
Ruggiero Leoncavallo – Pagliacci: Nein, bin Bajazzo nicht mehr – Vox 03427

oktober 1929, Berlijn
Richard Wagner – Lohengrin: In fernem land, unnahbar euren Schritten (Gralserzählung) – Tri Ergon TE 1172 / Brillant 20
Richard Wagner – Lohengrin: Mein lieber Schwan! (Lohengrins Abschied) – Tri Ergon TE 1172
Richard Wagner – Die Meistersinger von Nürnberg: Am stillen Herd in Winterszeit – Tri Ergon TE 1173 / Brillant 20
Richard Wagner – Die Meistersinger von Nürnberg: Morgenlich leuchtend – Tri Ergon TE 1173

maart 1930, Berlijn
Richard Wagner – Rienzi: Allmächt’ger Vater, blick herab – Tri Ergon TE 1190 / Brillant  21 / Star-Record S.5001
Richard Wagner – Die Walküre: Ein Schwert verhiess mir der Vater – Tri Ergon TE 1190
Richard Wagner – Die Walküre: Winterstürme wichen dem Wonnemond – Tri Ergon TE 5798 / Colorit 3082
Richard Wagner – Die Walküre: Siegmund heiß ich – Tri Ergon TE 5798 / Colorit 3082

november 1930, Berlijn
Ruggiero Leoncavallo – I Pagliacci: Scherzet immer – Tri Ergon TE 1197

Ruggiero Leoncavallo – I Pagliacci: Jetzt spielen? … Hüll dich in Tand nur – Tri Ergon TE 1197
Wilhelm Kienzl – Der Evangelimann: Selig sind, die Verfolgung leiden… – Tri Ergon TE 1208 / Brillant 21
Richard Wagner – Rienzi: Allmächt’ger Vater, blick herab – Tri Ergon TE 1208

zomer 1940, Berlijn
Henri Theunisse: Doe aan den Opbouw mee, Orkest van Heinz Munsonius – Kristal 22093