Maartje Offers, mezzosopraan (1891 – 1944) – deel 1

Offers_GeboorteakteMaartje Offers werd op 27 februari 1891 te Kouderkerk aan de Rijn geboren als dochter van Pieter Offers (vleeshouwer, geboren op 15 februari 1857 te Aarlanderveen) en Masje van Vliet (geboren op 12 januari 1864 te Oudshoorn‎). Het middenstandsgezin was Nederlands-hervormd en Maartje had vijf oudere zusters Antje, Masje, Agatha, Petronella en Clasina en een jongere broer Simon. Toen zij bijna twee jaar oud was, verhuisde de familie van de Hooge Waard in Koudekerk naar Den Haag. In Den Haag trad zij als 12-jarige al tijdens kerstavond 1903 op in de Zuiderkerk.

 

1905
Vanaf haar zestiende kreeg Maartje Offers tijdens haar HBS-opleiding – op aanraden van haar predikant – zang- en pianolessen van de bariton Arnold Spoel aan de Koninklijke Muziekschool van Den Haag. Vervolgens nam zij in Amsterdam privélessen van de sopraan Johanna Hekking-van Hove (de oudere zus van de bekende sopraan Sophia Offermans-van Hove) en van Jeanne Smit. Maartje Offers voltooide haar zangopleiding bij de vermaarde alt Pauline de Haan-Manifarges in Rotterdam.


1910
Op 14 oktober 1910 wordt in het Bataviaasch Nieuwsblad melding gemaakt van Maartje Offers in Berlijn:

Wanneer de omstandigheden blijven medewerken en zich geen onheilen voordoen, zal Nederland over enkele jaren een zangeres bezitten, die een wereldreputatie zal veroveren, zooals slechts aan enkele begenadigden te beurt valt. We bedoelen de thans 19 jarige Maartje Offers, de dochter van een haagschen vleeschhouwer, die op het oogenblik te Berlijn is om haar met alle zorg en geheimzinnigheid voorbereide studiën te voltooien. De enkele gelukkige kenners, die haar altstem hebben gehoord, waren daarover in de allervurigste verrukking en voorspellen haar een toekomst als Fatti en andere geluk waardige sterren van de eerste grootte. Daarbij komt dat het meisje flink en schoon is en dus ook in dat opzicht gebenedijd mag heeten. Men lette eens op deze voorspelling, die over een jaar of drie wel tot verwezenlijking zal zijn gekomen (Bataviaasch Nieuwsblad 14.10.10)

Offers_Adv_3_huwelijk_ Offers_1Haar eerste officiële optreden zou ook in 1910 zijn geweest met de orkestvereniging Euterpe tijdens een kerkconcert in Leiden. Twee jaar later trad Maartje Offers op 25 september 1912 in Pijnacker in het huwelijk met de advocaat Johan Heinrich van der Meer (1887-1975). Dit huwelijk zou elf jaar standhouden en bleef – zoals al haar drie huwelijken – kinderloos. Begin 1914 zong zij in een concert te Rotterdam, waarover het muziektijdschrift Caecilia bericht:

In het concert trad op een jonge Rotterdamsche zangeres, mevrouw Maartje van der Meer—Offers. Zij droeg Judith’s Sieg’eslied van Van Eyken en minder pretentieuse, maar fijnere liederen van Schubert, Schumann en Brahms voor, en maakte meer indruk met haar zeer mooie mezzo-sopraanstem dan met haar artistiek weinig sterke voordracht (Caecilia 1.1.14).

 

1915
Maartje van der Meer-Offers maakte op 8 mei 1915 haar professionele operadebuut als gast bij de Nieuwe Nederlandsche Opera in de rol van Mary in ‘Der fliegende Holländer’ van Richard Wagner in een productie uit de reeks Duitsche Opera-Opvoeringen te Rotterdam. De titelrol werd gezongen door Carel Butter van Hulst (Annalen). Twee jaar later overleed op24 maart 1917 haar moeder Masje Offers-Van Vliet in Den Haag. Begin januari 1918 zong Maartje Offers in de Groote Doelezaal te Rotterdam bij Excelsior de altpartij in het ‘Messa da Requiem’ van Verdi naast sopraan Martine Dhont, tenor Jos. Holthaus en bas Jac. Caro en het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van Bernard Diamant:

Maartje van der Meer-Offers, die zoo gelukkig is, een mezzosopraan te bezitten met al den rijkdom aan geluid, voor deze rijkklanksche muziek onontbeerlijk en die we nog niet zoo zeker en vrij hebben hooren zingen (Rotterdamsch Nieuwsblad 17.1.18)

Op 1 februari 1919 zong zij bij de Opéra Royal Français de La Haye de rol van Dalila in ‘Samson et Dalila’ van Camille Saint-Saëns. Verder was zij in dat seizoen bij dat gezelschap nog te horen in de rol van Gertrude in ‘Hamlet’ van Thomas (Annalen).

 

1920
Offers_Adv_1_Saint Saens aan Offers
Maartje van der Meer-Offers werd in het seizoen 1920 / 1921 gecontracteerd door de N.V. Nationale Opera van Willem van Korlaar jr (De Telegraaf 23.6.20). Zij gaf met dat gezelschap in 1920 gastoptredens in Parijs. Onder haar gehoor bevond zich toen de hoogbejaarde Saint-Saëns, die haar complimenteerde met haar fraaie vertolking van Dalila. Saint-Saëns overleed op 16 december 1921. Bij de N.V. Nationale Opera zong zij op 27 september 1920 de rol van Lucia in ‘Cavalleria Rusticana’ van Mascagni naast Gretha Santhagens-Manders als Santuzza en Anton Dirks als Alfio. Zij bleef aan dit gezelschap verbonden tot dit in 1923 ontbonden werd. Zo zong zij op 1 oktober 1920 in ‘Faust

de heerlijke altstem van Maartje van der Meer-Offers in de rol van Marthe (De Tijd 6.10.20)

en Maartje van der Meer—Offers deed met de kleine en onbeduidende Martharol genieten van haar prachtig _ geluid; zij verdient een belangrijker bezigheid (Algemeen Handelsblad 6.10.20)

Een aantal dagen later speelde het gezelschap deze opera in de Rotterdamse Schouwburg:

Maartje van der Meer-Offers zag de kans in het kleine partijtje van Martha den indruk te vestigen dat zij een zangeres van den eersten rang is. Nu zij aan de Opera verbonden is, aarzelde de directie niet Samson et Dallla op het repertoire te brengen. Van Mevrouw v. d. Moor verwachten wij daarin een grandiose creatie (Nieuwe Rotterdamsche Courant 18.10.20)

Op donderdag 21 oktober 1920 zong zij Fricka in ‘Die Walküre’ naast Jacques Urlus als Siegmund en Richard van Helvoirt Pel als Wotan in het Gebouw van Kunst en Wetenschappen in Den Haag (Annalen). Op 4 november 1920 was zij bij de Nationale Opera de rol van Dalila in ‘Samson et Dalila’ naast Jacques Urlus als Samson:

Maartje van der Meer-Offers’ Dalila-vertolking had ik op grond van hetgeen men reeds van haar hoorde, goede verwachtingen en zij heeft die werkelijk niet beschaamd. Haar prachtig-getimbreerd, gaaf, vol-kleurig en glanzend, uitnemend gevormd en bizonder omvangrijk orgaan – haar diepte klinkt expressief en de hooge a zingt ze met wonderlijk gemak — verleende een mooi relief aan de vrouwelijke hoofdpartij en liet de muziek puur zingen, zoodat men gereedelijk vergat, dat zij in de uiterlijke uitbeelding der geraffineerde verleidster wel wat te kort schoot (Algemeen Handelsblad 10.11.20).

Op 30 november 1920 zong zij Marcelline in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart bij de Nationale Opera (Algemeen Handelsblad 27.11.20 / Het Vaderland 2.12.20). Op zondagavond 26 december 1920 zong zij haar eerste Amneris in ‘Aida’ van Verdi bij de Nationale Opera in het Gebouw van Kunst en Wetenschappen in Den Haag (Het Vaderland 24.12.20).

1921
Maartje Offers was op 22 januari 1921 te horen als Erda in ‘Siegfried’ van Wagner naast Urlus en Van Helvoirt Pel (Annalen). Op 4 februari zong zij de rol van Mary in ‘Der fliegendeHolländer’ voor het eerst bij de Nationale Opera het Gebouw van Kunst en Wetenschappen in Den Haag (Het Vaderland 3.2.21) en op 10 februari werd de productie daar herhaald (Het Vaderland 8.2.21):

De rolletjes van Mary en stuurman waren bij Maartje van der Meer-Offers en Jos. Besselink in goede handen (Algemeen Handelsblad 16.2.21)

Op dinsdag 29 februari zong zij de rol van Maria Magdalena in de Nederlandse première van ‘Die Toten Augen’ van D’Albert in de Stadsschouwburg van Amsterdam (Algemeen Handelsblad 26.2.21). Bij de Nationale Opera zong zij op 3 april 1921 Marcelline in ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Rossini (Annalen) en op 7 april haar eerste Ortrud in ‘Lohengrin’ van Wagner (Het Vaderland 5.4.21). Op 9 april was zij de Derde Dame in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart (Annalen). Verder zong zij in april bij de Nationale Opera nog Magdalena in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ van Wagner naast Jules Moes als Stolzing:

De malsche alt van Maartje van der Meer-Offers, hielp het fameuse kwintet, dat uitstekend slaagde, sappige kleur bijzetten (De Telegraaf 14.4.21).

Voor de meifeesten in het Gebouw van Kunst en Wetenschappen in Den Haag werkte zij mee aan een productie van ‘Der Ring des Nibelungen’ van Wagner: op 1 mei 1921 Erda in ‘Das Rheingold’, op 5 mei Fricka in ‘Die Walküre’, op 8 mei Erda in ‘Siegfried’ en op 12 mei 1921 Waltraute in ‘Götterdämmerung’ van Wagner.

terwijl de dames Prieda Lchreiber uit Leipzig, Greta Vanthagens—Manders en Maartje v. d. Meer—Offers de godinnenpartijen [in ‘Das Rheingold’, red.] voortreffelijk zongen (Nieuwe Rotterdamsche Courant 2.5.21)

Maartje v. d. Meer- Offers, uitstekend als Erda [in ‘Das Rheingold, red.] (Nieuwe Rotterdamsche Courant 5.5.21)

En niet minder geprezen te worden verdient mevrouw Maartje van der Meer-Offers om haar Fricka. Haar vol en warm geluid kwam in deze partij wel uitstekend tot zijn recht, het was een genot haar te hooren (Nieuwe Rotterdamsche Courant 7.5.21)

Maartje van der Meer-Offers deed als Waltraute van haar mooien zang genieten, maar moet zich nog meer toeleggen op levendige voordracht; haar verhaal maakte een min of meer matten indruk (Algemeen Handelsblad 13.5.21)

Rond 1921 maakte zij ook haar eerste grammofoonplaat. Voor het label Artiphone nam zij het “Ave Maria” van Bach/Gounod op.

1922
Maartje Offers zong op 3 januari 1922 bij het C.O.V. Excelsior de rol van Adriano in ‘Rienzi’ van Wagner met het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van Bernard Diamant in de Groote Schouwburg van Rotterdam (Rotterdamsch Nieuwsblad 22.11.21). Op 12 januari was zij bij de Nationale Opera te horen in de rol van La Mère in ‘Louise’ van Charpentier naast Gretha Santhagens-Manders in de titelrol:

Maartje van der Meer-Offers zat in de rol van de Moeder nog niet vast te paard, doch zal, al doende, ze wel leeren beheerschen; als één der Voix de Paris zong zij meestal tegen den toon aan (Rotterdamsch Nieuwsblad 13.1.22)

Een pracht-moeder was Maartje van der Meer-Offers; wat zij van deze weinig-sympathieke moeder maakt, is ongetwijfeld moeilijk te verbeteren, in het bijzonder wat haar zingen aangaat (Nieuwe Rotterdamsche Courant 13.1.22)

Maartje van der Meer-Offers zal, als zij nog rolvaster is, een niet te overtreffen Moeder zijn  (Nieuwe Rotterdamsche Courant 16.1.22)

Op 6 februari zong zij bij de Nationale Opera de rol van Dalila naast Urlus onder leiding van Bernard Diamant:

Maartje van der Meer Offers en Jac. Urlus, die zonder eenig voorbehoud hun partijen uitmuntend weergaven. Beider prachtig geluid en muzikale zang boeiden voortdurend, zoowel in den aanvang als in het midden en het einde […] Aan mevrouw Van der Meer werden een paar maal bloemen geschonken en de bijval toonde, dat het vrij talrijke gehoor met het gebodene zeer ingenomen was, waarvoor redenen genoeg waren (Nieuwe Rotterdamsche Courant 7.2.22)

Begin april gaf zij een liederenavond in de Bechsteinzaal in Berlijn, waarin zij onder andere “Almacht” van Schubert, een aria van Eboli uit ‘Don Carlo’ van Verdi en “Mondnacht” van Schumann zong (Rotterdams Nieuwsblad 5.4.22). Op Goede Vrijdag 14 april zong zij de altpartij in de ‘Matthäus Passion’ van Bach bij de C.O.V. Excelsior met het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van Bernard Diamant (Rotterdamsch Nieuwsblad 3.4.22) en op 23 april was zij de soliste in een uitvoering van de cantate ‘Een Winterdag’ van Kor Kuiler in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van Willem Hespe (Algemeen Handelsblad 21.4.22).

Tijdens een Kindermatinée in het Kurhaus van Scheveningen zong zij op 30 augustus de liederen “Die Allmacht” en “Dem Unendlichen” van Schubert:

Maartje v. d. Meer—Offers, die een der medewerkenden was op ’t solisten-concert in ’t Kurhaus, is niet bijzonder gelukkig geweest met haar keuze, want liederen van Schubert zingen met een orkest-begeleiding is een inconsequentie, waarvoor iemand met beslist muzikale voornaamheid zich toch zeker wel zal wachten. Dan daarbij is „Die Almacht” geen lied voor een vrouwenstem, en om die reden vergapen zich de meeste zangeressen hieraan. „Dem Uendlichen” viel beter in de smaak en het karakter dezer zangeres, die bij al het natuurlijk-mooie en sonore van haar stem, altijd nog toonkleur-verscheidenheid mist. En dat is niet weinig, want hoe zij ook zingt, het is en blijft monotoom en in een en dezelfde klankbelichting. Want zij moet niet vergeten, dat een ff. of een pp. dit alles niet verandert. Wij missen bij en in haar voordracht de zuivere realiteit der waarachtige psychische situatie. Zij verwordt niet intensief al naar de aanraking met de idee van hef werk, en al is er ook voor haar zelf, het proces der zielsondervindelijke gewaarwording, zij kan door haar eenzijdige, technische zang-capaciteiten er niet aan gehoorzamen, zóó dat er geen andere registers gaan spreken, en haar uiting zonder een fel-werkend relief blijft (De Tijd 1.9.22).

In het seizoen 1922 / 1923 was de leiding van de N.V. Nationale Opera in handen gekomen van Van Bijlevelt, Heijthekker en Koopman en zong Maartje Offers bij het gezelschap op 1 oktober 1922 in Den Haag Amneris in ‘Aida’:

De verdiensten van Faniella Lohoff en Maartje van der Meer-Offers zijn al bekend genoeg om te kunnen volstaan met do mededeeling, dat zij haar reputaties handhaafden. Als Aïda on Amneris verenenen beide onze bewondering (Nieuwe Rotterdamsche Courant 3.10.22).

Enkele dagen later zong zij de rol in de Groote Schouwburg van Rotterdam.

Maartje van der Meer-Offers zal altijd ontroeren met den klank harer buitengewoon weelderige stem en zij deed het ook als Amneris door een in den loop van den avond voortdurend aan molligheid toenemende welluidendheid (Rotterdamsch Nieuwsblad 9.10.22).

Op 26 én 27 oktober was zij bij het C.O.V. Excelsior te horen in de de rol van Adriano in ‘Rienzi’ naast Jacques Urlus in de titelrol met het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van Mathijs van Leeuwen in de Groote Schouwburg van Rotterdam:

Maartje van der Meer-Offers imponeerde als Adriano opnieuw door de macht van haar welluidende alt en haar dramatische zegging (Rotterdamsch nieuwsblad 28.10.22)

Op 19 december zong zij bij de Nationale Opera de rol van Azucena in ‘Il Trovatore’ van Verdi:

Maartje van der Meer-Offers, met haar prachtige altstem, was eene buitengewone Azucena, vokaal en als actrice; geen Italiaansche zangeres behoeft haar dat te verbeteren (De Kunst 23.12.22)

De uitvoering op 23 óf 25 december 1922 te Rotterdam wordt in het Rotterdamsch Nieuwsblad geloofd:

Van de Troubadour-voorstelling zullen we de herinnering bewaren aan de indrukwekkende Azucena-vertolking van Maartje van der Meer-Offers, omdat die het beste evenaarde, wat in die rol op het Rotterdamsch Toneel in de 35 jaar te hooren is geweest (Rotterdamsch Nieuwsblad 27.12.22).

 

1923
Maartje Offers zong op 9 januari 1923 de rol van Ortrud bij de Nationale Opera:

Terwijl het iedereen wel opgevallen zal zijn, dat Maartje van der Meer – in tegenstelling met de dramatische sopraan Poolman-Meissner – de demonische accenten van deze rol niet zoo in haar macht heeft. Dat ligt buiten haar natuur (Theo van der Bijl, De Tijd 10.1.23)

Veel succes, ettelijke terugroepingen; bloemen voor Maartje van der Meer-Offers, Nelly Merz en Carl Gunther, voor de gasten met linten in de nationale kleuren (Algemeen Handelsblad 10.1.23)

Een zóó volmaakt gezongen Ortrud hoort men slechts van eene eersterangs zangeres. Ook haar spel was zéér doordacht en in elk opzicht verantwoord. (De Kunst 13.1.23)

De tweede voorstelling van ‘Lohengrin’ was op 16 januari in de Stadsschouwburg van Amsterdam met Alexander Kirchner in de titelrol:

Maartje van der Meer—Offers (Ortrud) en Van Helvoirt Pel (Telramund) mogen nog eens extra vermeld worden; bij deze gelegenheid wil ik alleen nog even opmerken, dat Maartje van der Meer’s spel bij Lokengrin’s verbod in I mij tè sterk geaccentueerd lijkt. Weet Ortrud al terstond, welk gebruik zij van het verbod zal maken? Inmiddels is haar Ortrud superieur (Algemeen Handelsblad 17.1.23)

In de Groote Schouwburg van Rotterdam zong zij daarna een aantal van haar glansrollen. Op woensdag 31 januari was zij daar met de Nationale Opera te horen als Azucena naast Antonio Bonini als Manrico, Lorenzo Conati als Luna en Greta Santhagens-Manders als Leonora. (Algemeen Handelsblad / De Telegraaf 7.2.23).

Op zaterdag 17 februari zong zij er met het gezelschap Dalila naast de tenor Laurent Swolfs uit Brussel als Samson onder leiding van Bernard Diamant. Op 18 februari werd deze productie herhaald in het Gebouw voor Kunst en Wetenschappen te Den Haag:

Maar Maartje Offers, die de Dalila herhaaldelijk in het Fransch heeft gezongen, was nu, waarschijnlijk vanwege het nationaal bewust zijn, veroordeeld om zich te bedienen van de Nederlandsche vertaling. In de duo’s met den vreemden gast werd deze onartistieke “maatregel” een te sterker smakeloosheid, omdat hij overbodig was. Wat niet belette, dat de ster onzer Opera haar beste rol nog schitterender zong, dan men gewoon was (Rotterdamsch Nieuwsblad 19.2.23)

In de Groote Schouwburg te Rotterdam was zij op zaterdag 24 februari te horen als Fricka in ‘Die Walküre’ naast Hendrik Appels als Siegmund, Greta Santhagens-Manders als Sieglinde en Van Helvoirt Pel als Wotan (Voorwaarts 22/23/24.2.23).

Op 26 en 27 maart werkte zij mee aan de ‘Mattäus Passion’ van Bach door het Koninklijk C.O.V. Excelsior met het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van Bernard Diamant te Rotterdam (Rotterdamsch Nieuwsblad 7.3.23):

Maartje Offers, wier fraai geluid bewondering wekte, al hoorden wij ook een enkele detonatie (Nieuw Rotterdamsche Courant 28.3.23)

Maartje Offers schonk de pracht van haar weelderige altstern (De Telegraaf 29.3.23)

Begin april zong zij opnieuw in ‘Lohengrin’ bij de Nationale Opera met Hendrik Appels in de titelrol:

Maartje Offers liet weer volop genieten van haar prachtstem en haar zuivere uitbeelding (C.H., Algemeen Handelsblad 4.4.23)

Op vrijdag 20 april de rol van Koutchakova in de Nederlandse première van ‘Le Prince Igor’ van Borodin met het Resisdentie-Orkest onder leiding van A.B.H. Verhey in de Groote Doelezaal te Rotterdam (Nieuw Rotterdamsche Courant 13.4.23 / De Tijd 21.4.23).

Voortreffelijk Mevrouw Maartje Offers, die ook een warm welverdiend applaus kreeg (Nieuw Rotterdamsch Courant 21.4.23).

Hoe mevr. Maartje Offers haar rol van Koutchakova zong, begrijpen we, als wij zeggen, dat de lyrische passage uit ’t tweede bedrijf een der diepst gevoelde, best geschreven gedeelten is der opera, en de aria haar bijzonder lag (Voorwaarts 21.4.23)

Inmiddels was de schuld van de Nationale Opera fors opgelopen:

De Nationale Opera gaat gebukt onder haar onartistieke leiders en alleen met de ƒ40.000, die de heer Koopman zeide noodig te hebben, om zijn onderneming op de been te houden, zal hij daar geen verandering in kunnen brengen, gesteld dat ze hem ter hand werden gesteld. Een opera, die alléén als zaak drijvend wordt gehouden, is overbodig. Verder zullen we er niets van zeggen. Er komt misschien nog een seizoen. De leden van het gezelschap kregen ieder hun beurt op dezen laatsten avond. Men miste alleen Maartje Offers, die, naar ons werd medegedeeld, geen lust had, als variété-nummer ten tooneele te verschijnen in het toilet van de bloemgekroonde Dalila, doch zonder passende decors (Rotterdamsch Nieuwsblad 30.4.23)

Mogelijk was het de bariton Lorenzo Conati die haar rond die tijd adviseerde haar geluk bij de Scala te Milaan te beproeven. Waarschijnlijk was het de sopraan Gemma Bellincioni, die begin jaren twintig in Nederland zong, die haar voorstelde aan dirigent Arturo Toscanini. Eind april 1923 werd in een bericht van de N. R. Ct. voor het eerst melding gemaakt van haar vertrek naar Italië. Maartje Offers zou daarmee de eerste Nederlandse zangeres zijn, die werd toegelaten tot deze Italiaanse opera.

Naar wij met zekerheid vernemen, zal onze bekende zangeres mevr. Maartje Offers ons land metterwoon verlaten en reeds zeer binnenkort zich te Milaan gaan vestigen. Dat dit een groot verlies beteekent voor onze musicale wereld, behoeven wij wel niet te vermelden (Voorwaarts 25.4.23)

Op 15 juni meldde de Nieuw Rotterdamsche Courant, dat Maartje Offers inmiddels in Milaan woonde en er contracten waren aangegaan met de Scala, het San Carlo in Napels en de Metropolitan Chicago Opera House (Nieuw Rotterdamsche Courant 15.6.23). Een aanbieding van de Metropolitan Opera van New York sloeg zij echter af:

Een aanbieding van Gatti-Catazza, betreffende een verbintenis aan de Metropolitan Opera te New-York, is door mevrouw Offers afgeslagen, omdat die de verplichting inhield, op te treden als Isolde en Brünnhilde, welke partijen de zangeres acht niet voor haar stem te liggen (Rotterdamsch Nieuwsblad 20.7.23)

Haar huwelijk met Johan van der Meer werd op 18 juli 1923 ontbonden. In Milaan nam Maartje Offers op 3 en 7 december 1923 met de sopraan Tina Poli Randaccio het duet “Fu la sorte dell’armi… Pieta ti prenda” uit ‘Aida’ op voor het grammofoonplatenlabel His Master’s Voice. In de jaren daarna zou de internationale carrière van Maartje Offers beginnen en maakte zij in totaal nog zo’n 75 opnamen voor de grammofoonplaat.

 

Overige bronvermelding:

1. Averkamp – De Zangkunst en Hare Sterren (’s Gravenhage: J. Philip Kruseman, 1928)

2. Cronheim – 50 Jaar Wagnervereeniging (Amsterdam: Munster’s Drukkerijen NV, 1934)

3. De Bossan – Nederlandsche Zangeressen (Amsterdam: Bigot & Van Rossum, 1941)

4. Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)

5. Suèr en Meurs – Geheel in de geest van Wagner; De Wagnervereeniging in Nederland 1883-1959 (Amsterdam, Theater Instituut Nederland, 1997)

6. Floris Juynboll – Maartje Offers discography (Amsterdam: De Weergever 22e jaargang No.1, 2000)

7. De Jonge – Offers, Maartje in ‘Biografisch Woordenboek van Nederland 6’ (Den Haag: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 2008)

8. http://offersweb.nl/stamboom-offers/gezin/humo_/F1267634478/I602/


Met dank aan:

Jet Brinks-Offers