januari 2013

Christoph Wolff – ‘Mozart at the Gateway to his Fortune; Serving the Emperor, 1788-1791’

“Ik sta nu aan de toegangspoort tot mijn fortuin,” schreef Mozart in een brief uit 1790. Mozart was drie jaar eerder door Keizer Joseph II van Oostenrijk benoemd tot componist voor de keizerlijke kamermuziek en toen al een bekend vanwege zijn uitgebreide catalogus aan composities en als pianovirtuoos. Maar Mozart zou nooit door de toegangspoort van zijn fortuin wandelen, want de componist stierf voortijdig op 5 december 1791.

Tot nu toe werd de late muziek van Mozart begeleid door een gevoel van afsluiting vanwege zijn overlijden. Er wordt nog altijd gesuggereerd dat Mozart moe was, dat hij zijn dood verwachtte en dat hij het ‘Requiem’ schreef als afscheid van de wereld. In het boek ‘Mozart at the Gateway to his Fortune; Serving the Emperor, 1788-1791’ toont Christoph Wolff echter aan, dat Mozarts late periode niet als afsluiting, maar vanuit het uitgangspunt van vertrek naar een voorspoedige toekomst moet worden beschouwd. Christoph Wolff is hoogleraar muziekwetenschap aan de Harvard-universiteit in Cambridge, schreef zo’n 15 boeken over Bach en was co-editor van meerdere boeken over muziek, waaronder ‘Driven into Paradise; The Musical Migration from Nazi-Germany to the United States’.

In zijn nieuwste boek ‘Mozart at the Gateway to his Fortune’ geeft Wolff een frisse blik op Mozarts leven en werk van 1788 tot en met 1791. Wolff toont aan, dat de creatieve en financiële toekomst van Mozart door zijn benoeming tot componist voor de keizerlijke kamermuziek een veelbelovend perspectief had gekregen. De componist was op de top van zijn artistieke krachten, had nog veel plannen en was ondernemend.

Mozart anticipeerde in die tijd financieel op een mogelijk toenemende vraag naar zijn werk in de toekomst. Hij maakte schulden door het gereduceerde aantal optredens in Wenen vanwege de Turkse oorlog, de gestegen huishouduitgaven vanwege zijn groeiende familie, de toegenomen medische kosten voor zijn echtgenote Constanze en zijn liefde voor het gokken. Hij leende geld en genoot tegelijkertijd een levensstijl, die hij vond passen bij die van een keizerlijke componist. Volgens Wolff verwachtte Mozart, dat hij het geld in de jaren daarna zou terugverdienen door eventuele publicaties van zijn werk en door zijn muzikale activiteiten.

Met zijn aanstelling als hofcomponist brak voor Mozart een creatieve periode aan, waarin hij zijn muziek leven inblies met nieuwe klank- en structuurcombinaties. Wolff bespreekt deze “keizerlijke stijl” van Mozart op basis van de grote composities van die drie laatste jaren. Voor opera had Mozart een nieuwe richting voor ogen. Hij veranderde voor ‘Die Zauberflöte’ K.620 de term “Singspiel” in “Grosse Oper” ten teken van een nieuw en breder spectrum en aan ‘La Clemenza di Tito’ K.621 voegde hij de term “Vera opera” toe om het effectieve, muzikale drama te onderstrepen. Nieuw in ‘Die Zauberflöte’ was de grote diversiteit in stijl van de negen aria’s, het virtuoze gebruik van het grote orkest en de uitgebreide en variabel begeleide recitatieven.

Verder keerde Mozart in die jaren terug naar zijn favoriete genre kerkmuziek door zijn benoeming tot tweede Kapellmeister van de St. Stephen’s Kathedraal in mei 1791. Hij componeerde het ‘Ave verum corpus’ K.618 en maakte een begin met het ‘Requiem’ K.626. Mozart gaf het genre een nieuwe stijl. Hij richtte zich op eenvoudige melodieën, op vocale partijen en transparante polyfonie, hij herdefinieerde de rol van het orkest en hij benadrukte de waardigheid van het genre door muzikale motieven van composities van Bach en Händel te selecteren. Helaas kon hij deze betrekking slechts een half jaar vervullen wegens zijn voortijdig overlijden.

Tenslotte was Mozart in de laatste periode van zijn leven enorm productief en liet hij nog manuscripten voor zo’n 140 onvoltooide werken na. Dit houdt volgens Wolff in dat de componist nog vele plannen had. Mozart had deze muziek al wel gecomponeerd (in zijn hoofd), maar nog niet uitgeschreven.

‘Mozart at the Gateway to his Fortune’ biedt een nieuw inzicht in Mozarts creativiteit van zijn laatste jaren. Het boek is gedetailleerd, leerzaam en doortastend. Het is beknopt en bondig geschreven en er zijn fraaie illustraties van Mozarts handschrift. Wolff heeft vakkundig en minutieus onderzoek geleverd en heeft goed overzicht over zijn bronnen. Uitstapjes naar Mozarts financiële situatie, de invloed van Bach op zijn werk, Mozarts wijze van componeren en zijn gedeformeerde oren zijn zijdelings illustratief, maar dragen niet altijd sterk bij aan het doel van het boek. Het boek is vooral voor de gevorderde lezers over klassieke muziek een waardevolle bijdrage aan de waardering van Mozarts laatste jaren.

2012; $27.95
ISBN 978-0-393-05070-7
244 pp, gebonden
Norton & Company, New York