augustus 2011

De Joodse coloratuursopraan Frieda van Hessen werd geboren in 1915 in Amsterdam en trad voor de Tweede Wereldoorlog op bij de Wagnervereeniging en De Nederlandsche Operastichting. Zij stond aan het begin van een glansrijke carrière toen de Duitsers Nederland binnenvielen en zij gedwongen werd onder te duiken.

In het boek ‘Leven in de Schaduw van de Swastika’ vertelt de Joodse coloratuursopraan Frieda van Hessen over het begin van haar carrière en welke wending zij nam in de Tweede Wereldoorlog. Zij studeerde aan het Conservatorium van Amsterdam bij Rose Schönberg. Zij zong tijdens haar conservatoriumopleiding al een rolletje in de opera ‘Carmen’ onder leiding van Pierre Monteux en in 1934 werd zij door Kurt Gerron gevraagd de hoofdrol te zingen in de Nederlandse filmversie van Walt Disney’s ‘Sneeuwwitje’. Frieda van Hessen zong op 11 november 1937 bij de Wagnervereeniging in ‘Der Rosenkavalier’ onder leiding van Erich Kleiber en eveneens onder leiding van Kleiber zong zij daar op 16 juni 1938 de rol van de Waldvogel in ‘Siegfried’. Op 11 december 1939 maakt zij haar debuut bij De Nederlandsche Operastichting in de rol van de Koningin van de Nacht in ‘Die Zauberflöte’. Ook zong zij in 1939 de sopraanpartij in een uitvoering van het ‘Requiem’ van Verdi voor de Koninklijke familie. Tijdens de oorlog zong zij in het begin nog in operettes als ‘Gräfin Maritza’ en een aantal voorstellingen in de ‘De Joodsche Schouwburg’, totdat zij moest onderduiken.

Haar biografie ‘Leven in de Schaduw van de Swastika’ werd in 2006 gepubliceerd in het Engels en is nu uitgegeven in het Nederlands. Het is een aangrijpend relaas. Zo vertelt Frieda van Hessen over haar verloving met Anton Dresden, de zoon van Sem Dresden, die door zijn familie werd verbroken. Anton Dresden was een begaafd pianist en later koordirigent en aangezien hij een niet-Joodse moeder had, was hij als “half-Jood” vrij van Nazibedreigingen. Maar als hij met Frieda zou trouwen werd ook hij als volle Jood beschouwd en aan vervolging blootgesteld. Dat was de reden van de familie om de verloving op een pijnlijke manier te annuleren. Tot acht keer toe weet Frieda van Hessen aan de Duitsers te ontsnappen en het is schrijnend om te lezen hoeveel “goede” Nederlanders heulden met de vijand.

Het boek leest bijna als een thriller. Soms is de sfeer en stijl van het verhaal nogal stichtelijk en zinnen als “realiseer ik me dat God alles voorbereid had” of “God beschermde ons daarvoor” hebben af en toe een opportunistische klank. Er is een aantal kleine typefouten in het boek, zoals Sem Driesden (Dresden), Geza Fird (Fried) en Emerich Kalmann (Emmerich Kálmán) en over haar muzikale afkomst wordt abusievelijk twee maal geschreven. In het boek worden nauwelijks data of ook maar jaartallen genoemd. En helaas vertelt Frieda van Hessen niet hoe het met haar carrière na de oorlog verliep. Na de oorlog emigreerde zij naar Amerika. Zij is nu 96 jaar en houdt nog steeds lezingen over haar ervaringen. Met dit boek laat zij zien hoe zwart deze bladzijden uit de geschiedenis waren.

2008; € 16,50
ISBN 978-90-8954-012-6
238pp, Paperback
Elikser Uitgeverij; Leeuwarden