januari 2010

Gillian Opstad – Debussy’s Mélisande; The Lives of Georgette Leblanc, Mary Garden and Maggie Teyte’

In het boek ‘Debussy’s Mélisande’ (2009) onderzoekt Gillian Opstad de biografieën van sopranen Georgette Leblanc, Mary Garden en Maggie Teyte, hun relaties met de opera ‘Pelléas et Mélisande’ van Debussy en de achtergrond van de totstandkoming van opera te midden van de vaak stormachtige verhoudingen tussen de betrokkenen. Het boek – dat dit jaar verscheen – vertelt over de moeilijkheden, die de zangeressen in hun tijd meemaakten.

De sopraan Mary Garden (1874 – 1967) zong de rol van Mélisande tijdens de première van de opera ‘Pelléas et Mélisande’ van de Franse componist Claude Debussy (1862 – 1918) in 1902, negen jaar na de première van het gelijknamige toneelstuk van de Belgische schrijver Maurice Maeterlinck. Zij was de enige sopraan die in de rol tussen 1902 en 1907 aan de Opéra Comique optrad en zong de partij in die vijf jaar 60 keer. Daarna zou zij Mélisande nog 80 maal zingen. Aan het einde van haar carrière gaf zij masterclasses, maar kon haar “ik” maar moeilijk opzij zetten. Haar leerling Beverly Sills noemde haar “the meanest woman I’d ever met”.

De sopraan Georgette Leblanc (1869 – 1941) was de minnares van Maeterlinck. Zij had geen muzikale training genoten, maar haar schoonheid, intelligentie en doorzettingsvermogen brachten haar in de schijnwerpers van de Franse componisten. Maeterlinck slaagde er niet in de betrokkenen ervan te overtuigen haar bij de wereldpremière ‘Pelléas et Mélisande’ te engageren, waardoor de vete ontstond tussen de auteur en Debussy. Pas in 1920 – twee jaar na de dood van Debussy – zag Maeterlinck de opera voor het eerst, toen Mary Garden in New York Mélisande zong. Leblanc speelde de rol in Maeterlincks toneelstuk ontelbare keren, maar zong Mélisande slechts één maal in Boston in 1912.

De sopraan Maggie Teyte (1888 – 1976) was een leerling van Jean de Reszke. Zij had niet de familiaire ondersteuning zoals Garden of de intellectuele contacten zoals Leblanc, maar slaagde erin te overtuigen door haar vocale kwaliteiten. Zij zong Mélisande voor het eerst in 1907 – toen Mary Garden niet beschikbaar was – en daarna nog 19 maal aan de Opéra Comique om de rol vervolgens nog zes maal elders op te voeren. Debussy zelf werkte met haar minutieus aan zijn opera en liederen en haar opnamen van zijn liederen mogen dan ook authentiek genoemd worden.

Het boek ‘Debussy’s Mélisande’ getuigt van de draagkracht en ondernemingsdrang van de drie zangeressen. Het is het eerste boek van Gillian Opstad, die moderne talen in Oxford studeerde. Zij laat het harde bestaan van de sopranen zien en hun vaak ondergeschikte positie. Met name aan het einde van hun carrière was het voor hen ploeteren om rond te komen. Daarnaast toont Opstad de bereidheid van de sopranen zich aan te passen aan de ontwikkelende technieken zoals opnamen, radio en film.

De eerste helft van ‘Debussy’s Mélisande’ bestaat bijna alleen uit citaten uit de autobiografieën. Aangezien de autobiografieën niet meer leverbaar zijn, is dit op zich interessant. Het lukt Opstad echter niet altijd om waarheid en fictie van elkaar te scheiden. Pas in de tweede helft wordt zij kritischer als zij de beschikbaarheid heeft over meer bronnen, ook al worden niet alle bronnen nauwkeurig benoemd. Ook legt Opstad de vele leugens van Maggie Teyte in haar autobiografie bloot. Soms neemt Opstad echter niet genoeg afstand. Mannen worden afgeschilderd als koele en berekende opportunisten en vaak is de toon feministisch: “And who was it who allocated the desired prices? None other than the director, the conductor, men who had it in their power to grant their dearest wish”. De zangeressen worden meer dan eens als slachtoffer geschilderd: “Was Maeterlinck there to help? No. He was writing […] while here in Paris was Georgette, pregnant, no voice…” Grote nadruk legt Opstad ook op de (seksuele) relaties van de zangeressen met andere vrouwen. ‘Debussy’s Mélisande’ is ook verhelderend. Zo blijkt Debussy nooit naar een voorstelling van zijn opera te zijn geweest. En wie zich ook afvroeg waar op de opname van Maggie Teyte en pianist Alfred Cortot van “Le Faune” de trommelgeluid vandaan komt, krijgt hier het antwoord.

Gillian Opstad geeft een goed inzicht in de bijdrage van de drie zangeressen aan de rol van Mélisande en het is haar gelukt de verhalen van de sopranen goed te laten samensmelten. Dat maakt ‘Debussy’s Mélisande’ tot een boeiend boek en een aanrader voor de liefhebbers van Debussy, Franse muziek, opera en theater.

2009; £ 30,00
ISBN 9-781843-834595
348pp, Hardcover

The Boydell Press, 
Woodbridge